132 TEXEL IN 1813/14. krijgseer en overvoering naar Den Helder. Daarop werd om 5 uur het verdrag van capitulatie tusschen den commandant d'Ison en de hoofden van de gewapende burgermacht gesloten, waarbij werd overeengekomen, dat de Fransche militairen den volgen- den morgen met alle eer zouden uittrekken en de noodige vaar- tuigen tot hun vertrek gereed zouden zijn. Deze capitulatie werd eigenaardig genoeg namens de Texelaren door den kapitein van de kustkanonniers Van Breeniegen geteekend. Hij was speciaal daartoe gemachtigd door de gewapende burgermacht, welke van den commandant d'Ison had geeischt, hem als zoo- danig te erkennen. Nadat dit geschied was, werd door het bestuur de navolgende bekendmaking uitgevaardigd : �De maire, de vrederechter en de leden van het Bestuur van Texel in aanmerking nemende de tijdsomstandigheden van zaken en met genoegen gezien hebbende dat de inwoonders van dit eiland niets dan vreugde betoond hebben zonder iemand in zijn persoon of goederen te benadeelen, verzoeken en vermanen alle weldenkende burgers zich niet alleen bij deze vredelievende gezindheid te houden, maar ook verder met hun mede te werken tot handhaving van rust en orde, verzoekende ook een ieder zich, mede ter bevordering der rust, met het teeken van oranje te voorzien. Texel 5 December 1813. De maire voornoemid : G. C. J. REINBACH." De overgave van de schans door d'Ison scheen den plaats- majoor Braun, alhoewel hij daarin toegestemd had, tegen de borst te stuiten. Hij besloot de schans in de lucht te laten vliegen en gaf daarom orders tot het verplaatsen van den buskruitvoor- en gaf daarom orders tot het verplaatsen van den buskruitvoor- raad. Hierdoor werd evenwel de achterdocht gewekt van de kust- kanonniers, die hun kapitein waarschuwden. Deze liet onmiddellijk den plaatsmajoor gevangen nemen. Een onderzoek bracht aan het licht dat wel degelijk het genoemde plan bestond ; en toen dit bekend werd, kwam 's nachts alles in Oude Schild op de been, achtte de gewapende burgermacht zich ontslagen van de bepa- lingen van de capitulatie en den toestand teruggebracht tot zoo- TEXEL IN 1813/14. 133 als zij was op den laatstvoorgaanden dag. Opnieuw werd de schans opgeeischt, maar nu op genade of ongenade en zonder krijgseer. De commandant d'Ison betuigde zijn grievend leedwezen over het gebeurde, gaf de schans over en werd met de geheele bezet- ting krijgsgevangen gemaakt. Hij zelf, die altijd gematigd was opgetreden en zeer geacht was, werd op eerewoord vrijgelaten, de overige Franschen als krijgsgevangenen nu niet naar Den Helder maar, met de noodige gewapende macht als geleide naar Amsterdam vervoerd, waar zij aan den vice-admiraal Verdooren werden overgegeven. De kustkanonniers gingen alien over in dienst van den prins van Oranje en zwoeren met hun kapitein den eed van getrouwheid. Texel was thans in handen van de gewapende burgermacht. Posten werden uitgezet tegen overrompelingen en van het noodige geschut voorzien, de wachten voorloopig ingedeeld en als wachtlokaal ingericht de herberg van Willem Koolbergen kas- telein in het Moriaanshoofd op Oude Schild. Deze voorzag de gewapende macht van het noodige, zoowel logies als leeftocht. Uit de rekeningen blijkt dat de oorlam daarbij niet vergeten werd. Den afgevaardigden van het bestuur werd hulde gebracht voor hunne bemiddeling, waarna zij naar Den Burg werden geleid om verslag aan de regeering te doers. Kapitein Van Breeniegen nam op verzoek het commando over de burgermacht op zich. Deze was Coen zes en dertig uur op de been geweest. Den volgenden dag 7 December vergaderde ten raadhuize de maire, adjunct-maires en eenige municipale raden, de vrede- rechter, de griffier en twee van de voornaamste burgers ten einde een voorloopig bestuur te vormen. Na eenige deliberatie werd dit samengesteld uit de volgende heeren : maire G. J. C. Rein- bach, adjunct-maire C. Kikkert, municipale raad Jan Ran, vrederechter M. Langeveld, burger C. Keijser, griffier W. Romans, om samen met de commissie uit den burgerstand Simon Kikkert en H. W. Ahle en een uit de gewapende burgermacht, Anthonie Dalmeijer en Hendrik Brouwer van Oosterend, Cornelis Zunder- dorp van Oude Schild, Cornelis Duijnker van Hoorn en kapitein Van Breeniegen, thans commandeerende de gewapende 134 TEXEL IN 1813/14. burgermacht, eenige noodzakelijke punten vast te stellen tot bewaring van de algerneene rust en veiligheid. Deze commissie kwam des namiddags bijeen en stelde unaniem vast : 1�. dat de justitie haar vollen en ongestoorden loop zou hebben onder leiding van den vrederechter M. Langeveld, die haar met alle kracht zou blijven handhaven, en dat de kapitein Van Breeniegen hem daarbij desnoods door middel van den ge- wapenden arm alle hulp en bijstand zou verleenen. De heer Langeveld heeft die opdracht aanvaard, tot zoolang hij door een ander hooger bestuur daarvan ontslagen zou worden. Wijders dat het noodzakelijk was dat alle burgerlijke en finan- cieele zaken des eilands ongestoord hun gang zouden gaan, dat iedereen in zijn functie zou blijven en ook daarbij de heer Van Breeniegen hulp zou verleenen. De heer Reinbach verklaarde daarmede genoegen te nemen, met belofte zijn werkzaamheden te zullen blijven uitoefenen tot hij door een ander hooger bestuur zou worden ontslagen. zou worden ontslagen. Alles werd behoorlijk op schrift gesteld en onderteekend door het voorloopig bestuur op 7 December 1813. Den volgenden dag riep de maire den municipalen raad bijeen en deed mededeeling van de veranderde tijdsomstandigheden, ten gevolge van welke Z.D.H. de prins van Ora* Nassau aan het hoofd van het publiek bestuur was geplaatst, en van den wensch der burgerij, dat ieder op zijn post bleef en alles in het werk gesteld moest worden tot afwering van den vijand en tot werk gesteld moest worden tot afwering van den vijand en tot handhaving van de orde en rust. Hij toonde hun Coen ook de dagbladen, op den ommekeer in Den Haag en Amsterdam betrekking hebbende. Daarop werd de commissie uit den burger- stand, bestaande uit de heeren Ahl�, Simon Keijser, Anthonie Dalmeijer, Willem Leendertsz. Bakker en Cornelis Duijnker bin- nengelaten, die de vergadering complimenteerde met de heuge- lijke tijdsomstandigheden en het plaatsen van �Z.D.H. den Heere Prinse van Oranje en Nassau aan het Hoofd van het Publiek bestuur" ; daarbij te kennen gevende dat in die overtuiging de gewapende burgermacht van Texel bereids den eed van trouw had afgelegd aan Z.D.H. en dat zij om wederzijdsch vertrouwen te hebben ook verlangden, dat de regeering hiertoe onverwijld zou besluiten, hetgeen de burgerij hoogst aangenaam zou zijn. TEXEL IN 1813/14. 135 Na deliberatie daarover heeft het bestuur dadelijk den eed gedaan als Hollanders en zich verbonden, getrouw aan Z. D. hoogheid hunne posten in alle getrouwheid waar te nemen ingevolge het verlangen van Z. D. H. den Prins, waarna tevens de volgende proclamatie gearresteerd werd : �Het provisioneele bestuur van Texel, zooals dat tot dusverre bestond heeft het genoegen de goede burgerij dezes eilands kennis te geven, dat zij op heden zich met de weldenkende burgerij vereenigt en gezworen hebben den eed als Hollanders en getrouw te zijn aan onzen Souverein den Prince van Oranje en Nassau ; In vertrouwen dat elkeen het gewicht van deze vereeniging gevoelen zal ingevolge de gemanifesteerde wil van Zijne Hoog- heid, zoo vermanen zij een ieder mede te werken zoo tot afwe- ring van alle vijandelijkheden als tot handhaving der publieke rust en veiligheid en daarmede te toonen en zich waardig te maken waaragtige Hollanders te wezen. Actum ten raadhuize Texel. 8 December 1813 en bij het uitsteken van het Oranjevaandel dadelijk geproclameerd". Het stuk was geteekend door alle leden van het bestuur en de gecommitteerden van de burgerij. De commissie uit den burgerstand, nog vermeerderd met den heer C. Zunderdorp, werd daarna afgevaardigd naar Den Haag om met het bericht van het voorgevallene hulde te brengen aan den Souvereinen Vorst en hoogstdeszelfs nadere goedkeuring te vernemen. Zij reisde zoo spoedig mogelijk of over Medemblik naar Amsterdam, waar zij in onderhandeling trad met vice- admiraal Verdooren, met het gevolg, dat met den meesten spoed wapenen werden afAezonden om tegen den vijand te kunnen optreden. Daarna begaven zij zich naar Den Haag, waar zij 11 December aankwamen, op de minzaamste wijze in gehoor werden ontvangen, de hoogste goedkeuring mochten verwerven en het voile vertrouwen hoorden uitspreken op een zoo moedige regeering en burgerij, aan welke de verdere belangrijke zorgen veiliglijk mochten worden opgedragen. Aangezien geen troepen tot beveiliging van het eiland konden worden gemist, wenschte de Souvereine Vorst een algemeene burgerwapening. De bezending keerde 15 December terug en bracht den vol- genden dag verslag uit. 136 TEXEL IN 1813/14. Ondertusschen nam het bestuur de noodige maatregelen. Op voorstel van den vrederechter Langeveld werd hem toegevoegd eene commissie voor de justitie, bestaande uit de heeren Jan Ran, Hendrik Bruijn, Cornelis Kikkert en Geert Michielsz. Helenius. Zij zouden dadelijk naar Oude Schild gaan en met den kapitein Van Breeniegen de noodige maatregelen nemen tot handhaving der rust en orde. Een ander besluit, dat op 10 December genomen werd, om in plaats van de burgerwapening een vast korps in dienst te nemen, kwam niet tot uitvoering door het bericht van de com- missie, die uit Den Haag terugkeerde en mededeeling deed van den wensch van den Souvereinen Vorst. Nadat op 16 December in een speciaal tot dat doel bijeengeroepen vergadering van de provisioneele regeering, den vrederechter, de gemachtigden uit den burgerstand en de gewapende burgerij, de commissie uit den Haag was ontvangen, en men den wensch van den Souvereinen Vorst had gehoord, werd besloten dadelijk tot de instelling van eene algemeene burgerwapening over te gaan. In ieder dorp zou eene compagnie worden opgericht, bij iedere compagnie zouden de noodige officieren en aan het hoofd van alles een kolonel worden aangesteld, die alien ter liefde van het vaderland en volgens den wil van zijne doorluchtige hoog- heid zouden dienen. Eene commissie werd benoemd tot het opmaken van een reglement van orde en een voordracht van officieren, bestaande uit de heeren Langeveld en Ran uit het voorloopig bestuur, verder de heeren Ahle van Den Burg, Cornelis Duijnker van Hoorn, Cornelis Zunderdorp van Oude Schild, Simon Bethlehem van Oosterend en J. G. Spigt van Waal en Koog nit de burgerij, met W. Romans als secretaris. De commissie werd verzocht oogenblikkelijk aan het werk te gaan en den volgenden morgen 9 uur rapport uit te brengen op welk uur de leden weder ter vergadering aanwezig zouden zijn Den volgenden morgen werd het reglement van orde vastge- steld en de navolgende officieren benoemd : tot kolonel die aan de hoofdplaats Den Burg moest woon- achtig wezen H. M. Ahl� tot adjudant Michiel Ran TEXEL IN 1813/14. 137 bij de compagnieen te Oosterend te Oude Schild tot kapitein Simon Bethlehem Cornelis Zunderdorp. kapt.-luitenant Frederik Slot H. Hagen le luitenant Siets Stark Maarten Blom 2e ,y Corn. Dogger Lammert Vos adjudant Jan Timmer Klaas Kikkert te Hoorn te Den Burg tot kapitein Klaas Daalder Abram Kikkert kapt.-luitenant Jan S. Duijnker Albert T. Smit le luitenant Klaas Bruijn Jacob Boomsma. 2e � Tennis R. Kunst Klaas Jensen adjudant Tennis Duijnker Pieter Hassing te Koog en Waal tot kapitein Pieter Jansz. Boon // luitenant Pieter Bakker le luitenant Jacob Dijkzen 2e Jan Jansz. Spigt adjudant Arie Schouten De posten welke van of 18 December tot April werden bezet gehouden tot observatie en zoo noodig tot afweer van den vijand waren de volgende : Hoofdwacht Fort Central 1 officier 1 onder-off. 28 korporaals en min Redoute 1 12 deren. Lunette 1 12 77 op het strand aan de Hors 1 1 28 aan de haven Texel 1 ,, 6 Oude Schild 1 6 Nieuwe Schild 1 77 4 Koog 1 77 4 77 Politiewacht Den Burg 1 77 10 Totaal 2 off. 9 ond.-off. 110 korp. en mind. Het aantal posten was zoo groot genomen, om een verrassing te voorkomen. Zij bleven bezet totdat de loop van de gebeurte- nissen in Frankrijk de onderhandelingen met admiraal Ver Huell in een zoodanig spoor brachten, dat een gewapende beveiliging niet meer noodig was. 138 TEXEL IN 1813/14. Texel keerde daarna tot rust terug ; de zeevaart, handel, land- bouw en veeteelt begonnen weder te herleven en daarmede alle bouw en veeteelt begonnen weder te herleven en daarmede alle andere bronnen van welvaart en middelen van bestaan. Eenmaal werd de inwendige rust op zeer onaangename wijze verstoord en wel bij de loting voor de militie, welke door de regeering was ingesteld om in de behoeften van het leger te voorzien. Toen bleek, dat de lust, om den Souvereinen Vorst en het vaderland ook buiten het eiland te dienen, minder groot was. Aan den oproep tot vrijwillige dienstneming bij de landmilitie gaven 21 man gehoor. Het contingent, voor Texel bepaald, was hiermede niet voltallig en moest door loting worden aangevuld. Van de ingezetenen van 17-45 jaar waren de namen opgeschre- ven en de loting zou 8 Januari 1814 plaats hebben in de Groote kerk aan Den Burg. De kerk was bezet door de burgerwacht. Nadat de laagste 21 nummers waren uitgelegd, zou de loting beginnen, maar er ontstond een woest geschreeuw van �Oranje Boven !" en van �geen loting", �wij verdoemen het, maar wij alien willen vrijwillig het vaderland dienen". Men noodigde daarop de gewilligen uit hunne namen op te geven, waarop Willem Jacobsz. Boon en Johannes Schuurman voor de tafel kwamen, daarop sloegen en herhaalden �wij ver- doemen de loting, maar vrijwillig willen wij alien dienen", waarop een groote en oproerige verwarring ontstond. Een en vijftig man, meest Oosterenders, dienden zich aan, waarop men zich van de lijst der opgeteekenden wilde meester maken en de toepassing der wet reclameerde, aangezien het getal vrijwilligers nu het noodige contingent ver overtrof. nu het noodige contingent ver overtrof. Het bleek nu, dat de opgave, hoezeer vrijwillig geschied, niet gemeend was, maar diende om verwarring te stichten ; want in de kerk zwoeren zij den dood aan hen die niet aanstonds met hen dienst namen, en de kapitein van de gewapende burger- macht van Oosterend, Simon Bethlehem, verscheen ongevraagd in de vergadering, begeerende, dat de lijst der opgeteekenden zou worden vernietigd en de loting opnieuw beginnen, latende volgen �dat men in Oosterend kruit en lood genoeg had om te beletten dat deze 51 man zouden vertrekken, ten ware dat alle, die in de termen vielen, medegingen. De overige officieren van TEXEL IN 1813/14. 139 Oosterend en kolonel Ahle lieten zich zeer sterk afkeurend uit over dit. ongehoorde gedrag, betuigden, dat zij geheel onschuldig waren aan de daadzaken en �dat zij die houding achten zeer tot vilipendie en verachting der wetten op dit stuk geemaneerd en derhalve ten hoogste condemnabel, mitsgaders de daarop gevolgde ongepaste en zelfs seditieuse bedreigingen van den kapitein der zelve burgerwacht Simon Bethlehem gedaan". De loting heeft eerst plaats gevonden nadat de regeering een afdeeling militairen naar het eiland gezonden had. De generaal De Jonge woonde Coen zelf de loting bij, die rustig verliep. De uiting tegen de loting moet geboekt worden op den echten Hollandschen anti-militairen geest en den ouden haat tegen de door Franschen ingevoerde conscriptie, en kan geen blaam werpen op de bevolking van Texel, die in hun strijd tegen de elementen altijd heeft getoond de goede Hollandsche eigenschappen te be- zitten en bij den gelukkigen ommekeer geen oogenblik aarzelde om een gunstige gelegenheid aan te grijpen en het gehate Fransche juk of te schudden, terwiji toch in hunne onmiddel- lijke nabijheid een krijgsmacht beschikbaar was, in staat om elke oproerige beweging in bloed te smoren. BRONNEN. Register van alle advertentien gedaan in de gemeente Texel, beginnende met de maand Januari 1813. Bundel bevattende opgaaf van kosten, gevallen om en bij de heuchelijke omwenteling van zaken op het eiland Texel, aanvang November 1813�Jan. 1814. Brieven van den maire van Texel van het jaar 1813-1814. J. Konijnenburg. Nationaal Gedenkboek der hernieuwde Neder- landsche Unie van 1813. 's-Gravenhage 1816. De blokkade der stelling van Den Helder 1) (16 November 1813-4 Mei 1814) DOOR W. G. DE BAS. De stelling van Den Helder in November 1813. Bestijgen we in gedachten op eenen helderen, zonnigen October- morgen van 't jaar 1813 het hooge Kijkduin, dat geel-groen steil opdeint uit den stil kabbelenden, zilten waterspiegel van azuur. Van hier genoot men Coen evenals thans 't kostelijk schoon vergeziuht tot 't blauwige Wieringen in 't oostelijk ver- schiet en de kerktorens van Schagen en Alkmaar aan de zuider- kim, terwijl de belangrijke versterkingen van Holland's noord- punt zich als eene blokkendoos aan onze voeten uitspreidden. Beneden, grenzend aan onze verheven standplaats, zag men op de roodpannen daken der schamele visschershutten van het dorpje Huisduinen en op een half uur gaans oostwaarts het tegenwoordige Oude Helder. Het terrein onmiddellijk ten zui- den van dit dorp droeg den naam van Het Buitenveld. Langs den oostelijken duinvoet liep De Zanddijk, de eenige verbinding over land met Alkmaar, langs de hoeven Kleine en Groote Keet. Ten zuiden van Groote Keet verbreedde Noord-Holland zich naar 't oosten, terwijl een zware dijk, die over Oudesluis en Wieringerwaard liep, dit deel des lands in 't noorden be- schermde. Noordelijk van dezen dijk strekte zich de zandbank 1) Taalkundige onjuistheden in Franschen en Hollandschen tekst zijn het gevolg van letterlijke overneming der oorspronkelijke redactie uit de ge- raadpleegde geschiedkundige bescheiden. raadpleegde geschiedkundige bescheiden. DE STEELING VAN DEN HELDER IN NOVEMBER 1813. 141 't Balgzand uit tot aan de haven het Nieuwe Diep. Tusschen Buitenveld, Zanddijk en Balgzand lag een drassig terrein, dat eerst in 1818 aan de oostzijde werd bedijkt, het zgn. Koegras. Op het Kijkduin lag het fort Morland (het tegenwoordige fort Kijkduin), omgeven door eene droge gracht, omringd door een bedekten weg en bestemd voor eene bezetting van 600 man in bomvrij onderkomen. Ten zuiden van dit fort lag de batterij Morland en in de duinen, ter hoogte van Kleine Keet, het fort Dufalga. Het grootste fort der stelling was het vijfhoe- kige fort Lasalle (het tegenwoordige fort Erfprins), met poorten naar Den Helder, Huisduinen en de zee. Eenige der bastions droegen de na-men van helden uit de Fransche krijgsgeschiede- nis als: Turenne, Vauban, Duquesne, Tourville en Caffarelli. De binnenruimte werd gedeeltelijk ingenomen door kazernen en kazematten, eene bakkerij, een gemetselden regenbak, meerdere kruit- en levensmiddelenmagazijnen en een bomvrij hospitaal, in welke gebouwen o. a. eene hoeveelheid levensmiddelen voor 2000 man gedurende 3 maanden was opgelegd. Het fort l'Ecluse (het tegenwoordige bastion Dirks-Admiraal) lag in 't verlengde van den Sluisdijk (de tegenwoordige Sluisdijkstraat) ; het werd gedurende de blokkade in het belang der verdediging ge- deeltelijk door eigen troepen geslecht. Het fort Dugommier of het Nieuwe Werk (het tegenwoordige fort Oostoever) was een vierhoekige uitbouw in den zeedijk aan 't Nieuwe Diep, voorzien van banketten en geschutstanden ; hierin bevonden zich o. a. etablissementen voor de marine. Het gedeelte der ge- projecteerde nieuwe stad was gelegen buiten den Sluisdijk aan het Nieuwe Diep. De batterij la Revolution of la Batterie Imp�riale (het tegen- woordige werk Kaaphoofd) lag noordelijk van Lasalle ; hier- van volkomen gescheiden werd zij door dit fort in de keel ge- dekt. De batterij le Roi de Rome lag oostwaarts van la Revolu- tion, aansluitende bij het oostelijk gedeelte van den bedekten weg om Lasalle ; zij werd tijdens 't beleg dwars over de steenen glooiing van den dijk gebouwd uit garde van de geslechte en meer oostwaarts gelegen batterij le Reparateur. De batterij l'Indi- visibilite lag tusschen het fort Lasalle en 't Nieuwe Diep op visibilite lag tusschen het fort Lasalle en 't Nieuwe Diep op 142 DE STELLING VAN DEN HELDER IN NOVEMBER 1813. de plaats van de tegenwoordige Oostbatterij, terwijl de batterij l'Union tusschen l'Indivisibilite en het Nieuwe Diep was gelegen. Het retranchement of de linie van Den Helder, eenerzijds leunend aan den bedekten weg om Lasalle, anderzijds met eenige gedetacheerde werken aan de batterij l'Union, sloot het dorp aan de landzijde af. De vloot telde de navolgende 9 linieschepen en 6 fregatten : De Prins (vlaggeschip) commt. kapt. Musquetier 80 stukken De Zoutman ,, ,, Rijsterborgh 80 ,, De Ruijter ,, ,, Hora Siccama 80 ,, a) P-1 Amsterdam ontwapend en onttakeld. a) Brabant li ,y 1, c.) u) t Admiraal Evertsen commt. kapt. Ziervogel 80 stukken .,-. Doggersbank ', 7, L. Frederiks 68 � Jan de Wit ontwapend en onttakeld. ' Rotterdam 7, � ,y La Meuse commt. fregats-kapt. Croquet des Hauteurs 44 stukken CD l'Issel ,, 7, Rej out 44 -4.- -4. Aurora ontwapend en onttakeld. CC1 be ci) Maria Reigersbergen ;...4 f, � ,I Korvet Venus commt. fregats-kapt. Cambier 20 stukken Brik Irena� 11 Coertzen 20 Bovendien bevonden zich in 't Nieuwe Diep de schoeners De Gelder en Warmond benevens een aantal flotille-vaartuigen en het Fransche jacht le Genie onder den lieutenant-de-vaisseau Des Landes, welk vaartuig later ter beschikking werd gesteld voor den overtocht van den admiraal Ver Huell naar Frankrijk. Tijdens het beleg viel een gedeelte der flotille van de Zuiderzee onder den fregats-kapitein De Roth en van die der kusten van Friesland onder den luitenant Dilli� in het Nieuwe Diep binnen. In 1812 was de vice-admiraal Carel Hendrik graaf Ver Huell door keizer Napoleon aangesteld tot opvolger van den admiraal CAREL HENDRIK GRAAF VER HUELL. NAAR EEN STEENDRUK VAN F. H. WEISBENBRUCH Dzn SENBRUCH Dzn DE STELLING VAN DEN HELDER IN NOVEMBER 1813. 143 De Winter als inspecteur-generaal der kusten van de Noordzee met het bevel over de scheepsmacht der Zuiderzee, het Texelsch eskader, Den Helder en onderhoorigheden. Hij was op den 4en Februari 1764 te Doetinchem geboren en behoorde tot de zee- officieren, die den eed aan de Bataafsche Republiek in 't jaar 1795 hadden geweigerd en hunne militaire loopbaan hadden vaarwel gezegd. Als aanhanger van 't Oranjehuis en adjudant van zijnen voormaligen zeevader, den admiraal Van Kinsbergen, was hij getuige geweest van het afscheid der vorstelijke familie aan 't Scheveningsche strand. Zijne gehechtheid aan de verdreven dynas- Scheveningsche strand. Zijne gehechtheid aan de verdreven dynas- tie was echter niet bestand tegen den glans, roem en glorie van het keizerlijk Frankrijk en van �le h�ros, qui les a conduits a plus de cent victoires" gelijk hij zelf van Napoleon gewaagt. Hij koesterde eenen diepgewortelden wrok jegens de Engelschen, wier krijgs- verrichtingen hier te lande in 't jaar 1799 hij nimmer kon ver- kroppen. �Wanneer ik ooit als bevelhebber een voet op een oorlogsschip mag zetten, dan hoop ik, dat de eerste kogel zal gericht zijn tegen een Engelschinan", zeide hij eens in eene rede- voering. Toen in 1803 de vijandelijkheden met Engeland werden hervat, eischte de eerste consul Bonaparte eene krachtige samen- werking met de Bataafsche Republiek en de vorming eener flotille van kleine vaartuigen voor den overtocht zijner troepen naar Enge- land. Hij wenschte de zending van een geschikt persoon naar Parijs om met hem over de uitrusting dier vloot te beraadslagen. Ver Huell, in 1803 wederom als zeeofficier in 's lands dienst getreden, werd de bemiddelaar tusschen het gebod van den machtigen Consul en den verholen onwil en de volslagen onmacht der Bataafsche Republiek. Bonaparte wist spoedig �den Hollandschen schout bij nacht" voor zich te winnen, die er meesterlijk in slaagde zijne te Vlissingen verzamelde vloot van kanonneerbooten onder voortdurende schermutseling met de Engelschen die de kust blokkeerden, behouden naar Boulogne te loodsen, waar het kamp der Fransche troepen was opgeslagen voor den overtocht naar Enge- land. Op den 15en Augustus 1804 begiftigde de Keizer hem aan het strand te Boulogne, voor het front der troepen, met het gouden kruis van het legioen van eer. Als vertrouweling van Napoleon in Hollandsche aangelegenheden werd hij tegen wil en dank een vinger der krachtige hand die het arme vaderland 144 DE STELLING VAN DEN HELDER IN NOVEMBER 1813. omknelde. Benoemd tot beveihebber over het Texelsch eskader, werd hem gelast 9 oorlogsschepen uit te rusten voor den over- tocht naar Engeland � helaas � niet onder Nederlandsche vlag, zooals hij dit zoo vurig had gewenscht ! In de dagen van 1813 was Ver Huell een der weinigen, die zich niet spontaan door vaderlandslievende gevoelens liet mede- sleepen. Zijne onbegrensde bewondering voor Napoleon den. Grooten, dien hij in alien luister van nabij had gekend en ge- zien, de onverbreekbare krijgsmanseed aan zijnen Keizer ver- plichtten hem tot trouw aan den Franschen souverein. Gesteld voor de keuze tusschen overgang naar Oranje of trouw aan zijnen Keizer, deed het begrip van militairen plicht en eer hem 't laat- ste verkiezen boven het eerste. ste verkiezen boven het eerste. Aan zijn beleid, zijne standvastigheid, zijnen onbegrensden invloed op zijne ondergeschikten dankt Nederland ten slotte het ongeschonden behoud van vloot, forten en materieel, zonder dat schier een droppel bloed werd vergoten. �Indien ik hen verlaten had waren de gevolgen niet te berekenen geweest" schreef hij den admiraal Van Kinsbergen. De sterke bezetting en bewapening der stelling gebruikte hij slechts ter bewaking van het kostbaar pand, hem toevertrouwd. Uit den overvloed van levensmiddelen pand, hem toevertrouwd. Uit den overvloed van levensmiddelen spijzigde en laafde hij armen en behoeftigen ; hij beschermde de burgerij tegen elken overlast van militaire zijde en beperkte het burgerij tegen elken overlast van militaire zijde en beperkte het vijandelijk samentreffen met de Nederlandsche strijdkrachten, vijandelijk samentreffen met de Nederlandsche strijdkrachten, zoowel als de strooptochten en requisition ten laste der omlig- gende plaatsen van Noord-Holland tot 't alleruiterste. Geene woning werd afgebroken, hoezeer het belang der verdediging zulks mocht eischen ; �zoodra de vijand er ons toe dwingt zullen we het doers ; we hebben er altoos den tijd toe" placht de we het doers ; we hebben er altoos den tijd toe" placht de admiraal te zeggen. Hij wenschte geen landgenoot als vijand te beschouwen dan ' dengene, die hem 't eerst zou aanvallen ; dan echter zou hij bereid blijken, zich tot 't uiterste te verdedigen. Het standvastig gedrag van hem, die aanvankelijk in de . Het standvastig gedrag van hem, die aanvankelijk in de beweging van November 1813 slechts meende te zien �een yolks- opstand zonder eenig bepaald doel of regel", en die zich in elk geval volgens plicht en geweten bij Bede gebonden achtte aan den Franschen overheerscher, ergerde den herstelden worst zoowel als het verloste yolk. Weinigen uit die dagen wisten Ver Huell's als het verloste yolk. Weinigen uit die dagen wisten Ver Huell's HET VOORSPEL DER BLOKKADE. 145 handelingen onbevooroordeeld naar waarde te schatten. Thorbecke heeft terecht van hem gezegd: �In zulke tijden vindt het ge- lukkig verraad toejuiching, maar er is eene ongewone sterkte van wil noodig om niet met de menigte te loopen" 1). De Prins, die zonder onderscheid van staatkundige antecedenten alien aan- nam die tot hem kwamen, weigerde dezen voormaligen aanhanger van zijn huis persoonlijk te ontmoeten. Verbitterd door de bejegening in Holland ondervonden, liet Ver Huell zich door Lodewijk XVIII als Franschman naturali- seeren. Hierdoor gingen zijne onmiskenbare talenten voor 't vaderland en de Hollandsche marine voor goed verloren. Op den 25en October 1845 ontsliep hij te Parijs ; zijn naam prijkt op den Arc de Triomphe onder die der helden van het eerste Fransche keizerrijk ; zijne assche rust in vreemden bodem op de begraafplaats Pere la Chaise aan de oevers der Seine. Het voorspel der blokkade. (16 November-7 December 1813.) Sedert den 4en November was de vrije loop der post gestremd ; de ingekomen berichten van buiten waren onwaarschijnlijk en tegenstrijdig ; de beurtschepen van Amsterdam werden belet binnen te vallen en de brieven, die men ontving, waren ge- opend. Men was in Den Helder volslagen onbekend met het- geen elders in ons land geschiedde. Omstreeks 5 November was de tij ding ontvangen der neder- laag van de Fransche wapenen bij Leipzig (18 October 1813). Generaal Molitor trok de troepen uit Holland, waaronder ook gedeelten der bezettingen van Den Helder en Texel bij Utrecht samen; blijkbaar achtte men die belangrijke punten voldoende be- schermd door de Hollandsche matrozen, de nationale garde en de 1) Thorbecke, Historische Schetsen bladz. 153. Gedenkboek. II. 10 146 HET VOORSPEL DER BLOKKADE geringe Fransche krijgsmacht die daar overbleef. Admiraal Ver Huell hield in zijn uitgestrekt kustgebied van Eems tot Maas- monden slechts eene zeer onvoldoende troepenmacht over; ten slotte beschikte hij voor de verdediging der stelling van Den Helder, buiten de 1500 Spaansche krijgsgevangenen, aan Fransche troe- pen nog over de bemanningen der fregatten Meuse en Issel (vorniende de z.g. 63e equipage de haut bord) en die der brik le Genie, eene compagnie artillerie Elzassers, een bataljon kolo- nialen, eene compagnie nationale garde, een depot zieken, ver- plegings- en hospitaalpersoneel. De zeeofficieren en het scheeps- volk waren meerendeels Hollanders. Op den Hen November was de Fransche overste der genie De Foucauld, die zich met verlof te Amsterdam beyond, in allerijl van daar teruggekeerd. Hij bracht het eerste nieuws in. Den Helder van de volksbeweging te Amsterdam, waar de Fran- sche ambtenaren waren verdreven en het yolk dreigde de huizen te plunderen van alien, die aan het Fransche gezag bleken ge- hecht. Deze berichten werden bevestigd bij schrijven van den te Amsterdam achtergebleven Franschen marine-prefect Truguet. Reeds van 14-16 November had admiraal Ver Huell het eskader, waarop zich onrust begon te openbaren, grootendeels binnen het Nieuwe Diep teruggetrokken. Hij achtte het zijnen duren plicht de discipline op de schepen ten strengste te hand- haven en elken geest van verzet in de kiem te smoren. Op den 16en November verklaarde hij Den Helder en onderhoorigheden in staat van beleg en aanvaardde hij het bevel over zee- en landmacht, aldaar in bezetting. Hollander van geboorte, in Franschen dienst, door krijgsmanseer en militairen plicht ge- bonden aan Frankrijk's souverein, zou hij eene Fransche stelling op Hollandsch grondgebied, zijns inziens in Holland's eigen belang, Hollandsch grondgebied, zijns inziens in Holland's eigen belang, verdedigen tegen eene nationale volksbeweging. Dit standpunt is wel eenig in de historie des vaderlands ! De barrieres werden gesloten en elke verbinding met het zuiden, zoowel te water als te land, verbroken. De forten werden deels door de equipages der schepen bezet, het fort Morland door die van de Prins en l'Ecluse door die van de Zoutman. Op den 18en November, 's ochtends om zes uur, bleken de douanen en peilders gevlucht na de kassen te hebben gelicht. 16 NOVEMBER-7 DECEMBER 1813. 147 De ontvanger der belastingen, de heer L. Schoon, had het bord met den Franschen adelaar voor zijn huis weggenomen, zijn kantoor gesloten en was zonder opgaaf van redenen vertrokken 1). Geheimzinnig verspreide brieven met overdreven en onjuiste be- richten wonden de gemoederen der ingezetenen op; de politie had moeite om de rust en orde in de gemeente te bewaren. Op den 19en November waagden eenige overmoedige jonge- lieden luid langs de straten �Oranje boven !" te zingen. Een van hen werd door de gendarmes gevat doch door de Hollandsche matrozen weer ontzet. Daar de politie dreigde het dorp in staat van oproer te verklaren, als de schuldige niet werd uitgeleverd, gaf deze zich vrijwillig gevangen, doch werd daags daarna weer op vrije voeten gesteld. Overtuigd dat de Hollandsche matrozen weldra zou- den trachten de vreugde hunner landgenooten over de verlossing des vaderlands te deelen, liet de admiraal bij toenemende spanning en onrust onder 't scheepsvolk vele tijdelijke verlofpassen uit- reiken. Na het verlaten hunner bodems trokken de jantjes onder het zingen van nationale liederen door het dorp en zweepten de geestdrift der burgers ten top. De Fransche commissaris van politie Babut en de Fransche commandant der landmacht, gene- raal-majoor Mayer meldden zich bij Ver Huell op 't admiraal- schip met het voorstel, om het dorp in staat van oproer te ver- klaren, waarop deze hun waardig antwoordde : �Mijne heeren, waar ik bevel voer bestaat geen oproer ; dit moet U genoeg zijn". Dienzelfden dag werden de korvet Venus met 12 kanonneer- booten onder den luitenant Bronovo naar Oude Schild, waar men de Oranjevlag had ontplooid, gezonden, om de Fransche amb- tenaren en de bezetting op 't eiland Texel te beschermen. Nadat de batterij aan boord was geladen en op het dorp gericht, begaf de commandant zich met twee gewapende sloepen aan wal onder de volksmenigte, die de Fransche wapenborden had afgerukt. Kalm hield hij den Texelaars voor hoe onvoorzichtig zij handel- den : �Wanneer een Fransch generaal in Den Helder het bevel voerde, zou deze enkele korvet het geheele dorp plat schieten", 1) De maire van Den Helder en Huisduinen vaardigde daarop den 20en November de waarschuwing uit aan de ingezetenen �dat de vereenigde rech- ten op de gewone voet blijven voortduren volgens de exteerende Regle- menten". 148 ITET VOORSPEL DER BLOKKADE sprak hij, �dock admiraal Ver Huell is edelmoediger en gelast mij U aan te manen rustig te blijven en de goede zaak van het vaderland niet te benadeelen door het mishandelen en bloedver- gieten van menschen, die te zwak zijn om zichzelf te verdedigen". Toen drong de stoere, rondborstige loods Klaas Gomes naar voren en antwoordde : �Je spreekt goed mijnheer, als je lust had schoot je de heele boel plat, maar we hebben alien te veel eerbied en ver- de heele boel plat, maar we hebben alien te veel eerbied en ver- plichting aan dien goeden admiraal Ver Huell om hier oproer te maken. Het is hier niet oproerig en de vlaggen waaien, omdat mijn dochter is ondertrouwd en we geen Fransche vlaggen bezitten". Na dit antwoord werden de wapenborden weer opgehangen en de vlaggen ingehaald ; de volmaaktste orde keerde op 't eiland terug zoolang de Venus voor Oude Schild bleef geposteerd. Toen deze echter 4 December wegens ijsgang naar bet Nieuwe Diep terugging, vlagden de Texelaars, van alien dwang bevrijd, naar hartelust. Als op nieuwjaarsdag 1814 naar gewoonte eene deputatie van het eiland den admiraal te fort Lasalle kwam gelukwenschen, kon deze niet nalaten minzaam er op te wijzen, hoe onvoorzichtig de Texelaars hunne nationals gevoelens hadden geuit, in weerwil van de aanzienlijke macht die hen ten zuiden van 't Marsdiep bedreigde. Op den middag van den 2 7en November kwam een groot parlementair jacht, de Batavia, met de Nederlandsche vlag in top, op schootsafstand van de korvet Venus. Luitenant Bronovo noodzaakte dit jacht door een scherp schot te a,nkeren. Hij zond den aviso Vos om te vernemen wat dit vertoon had te beduiden, met verbod verder door te voren onder eene vlag die 't eskader niet erkende en onder bedreiging van krachtdadig protest. Aan boord van dit jacht beyond zich eene deputatie van de com- missarissen-generaal van het Algemeen Bestuur te Amsterdam, bestaande uit de heeren onder-equipagemeester Mooyaart, luite- nant Steeling en kapitein Heemskerck. Deze waren door den schout bij nacht Verdooren belast met het overbrengen eener depeche aan den admiraal Ver Huell, gedateerd 24 November. De brief bevatte de officieele mededeeling van hetgeen in 't hart des lands was geschied ; er waren verschillende procla- maties en publicaties aan toegevoegd. Zij eindigt als volgt : �Wij sommeren derhalve UHoogedGestr. om aan boord uwer vloot 16 NOVEMBER -7 DECEMBER 1813. 149 de Hollandsche of Oranjevlag weder op te hijschen en de vloot zelve onder de orders en ter dispositie van het Hollandsch gou- vernement te stellen. Uwe betrekking tot Holland geeft ons recht te hopen, dat Uw antwoord op deze aanvrage niet dubbelzinnig zal zijn". De deputatie zond per patroon Duijnker een schrij- ven aan den admiraal dd. 27 November, waarin zij hem hare aankomst meldde en een persoonlijk onderhoud verzocht, ten einde zich van hare opdracht te kunnen kwijten. De adju- dant des admiraals, Van Son, bracht den 28en Nov. het volgende antwoord van Ver Huell : �Ik ken geen bestuur in dit land dan dat, hetwelk door Zijne Majesteit den Keijzer en Ko- ning gevestigd is, en vinde mij derhalve niet bevoegd, om op eenigerhande wijze in onderhandeling te treden of parlementaires te ontvangen, welke eene verandering van Regeering ten onder- werp mogt hebben". De adjudant kwam persoonlijk aan boord, om te verzoeken niet verder op te zeilen, daar de vaartuigen aan de buitenposten gestationneerd, besliste bevelen ontvangen hadden het jacht in den grond te boren. De deputatie heeft dus hare zending niet mogen volbrengen. Dat men ontzag koesterde voor de standvastigheid van Ver Huell blijkt uit de volgende regels van Mooyaart aan de commissarissen-generaal te Amster- dam �. . . . terwiejl ik ook verzoeke, dat, bijaldien wij onverhoopt mogte worden gearresteerd door den Heer Ver Huell, men de Fransche amptenaren en officieren, waarvan er een aantal zich nog in Amsterdam bevinden, in verzekerde bewaring neme tot waarborg onzer personeele vrijheid en veiligheid. Van dit een en ander kon UED Gestr. zich verzekeren door het niet opkomen van ten minste een onzer naar verloop van drie maal 24 uren enz.". Het jacht met de vaderlandsche kleuren in top was door de Hollandsche schepelingen bemerkt ; op verschillende oorlogs- bodems kwam het scheepsvolk onbewimpeld voor zijne ratio- nale gevoelens uit ; men schroomde zelfs niet, hier en daar oranje te dragen. Naar aanleiding der rapporten van de commandanten der schepen besloot Ver Huell op 29 Novem- ber, onder voorwendsel eener inspectie, zich persoonlijk aan boord van het eskader te begeven. Op het vlaggeschip de Prins dreigde men de beeltenis van Napoleon uit de kajuit te 150 HET VOORSPEL DER BLOKKADE sleepen en te vertrappen. De admiraal liet zich geen oogenblik van zijn stuk brengen en zei glimlachend : �Voor ik van boord ga, zal ik die brave lieden toespreken ; ze zijn verblind en laten zich door onberaden opstokerijen meeslepen, doch in hun hart zijn ze braaf en trouw". Na eene korte rede ontblootte hij diep ontroerd 't hoofd en riep uit : �Roep mij alien na �Leve de Keizer !" Voor 't laatst weergaimde toen die kreet uit vele Hol- landsche kelen boven 't eskader gevolgd door een geestdriftig �Leve de admiraal" ! Daarna ontbood Ver Huell de etat-majors van alle schepen en alle onderofficieren bij zich in de voorkajuit waar zij alien hem overtuigden van hunne aanhankelijkheid aan zijn persoon. hem overtuigden van hunne aanhankelijkheid aan zijn persoon. Van 27-30 November was er in Den Helder veel vertier ; matrozen van passen voorzien, maakten zich gereed tot' vertrek terwijl andere zich gepakt en gezakt naar de forten Morland en Lasalle begaven. Op den 27en November namelijk had de admiraal zijn hoofdkwar- tier gevestigd in het fort Lasalle, op dat oogenblik nog niet voltooid en onvoldoende bewapend. De ellendige barakken waren zoo goed mogelijk bewoonbaar gemaakt ; de menigvuldige regens van het vergevorderde jaargetijde hadden het inwendige van 't fort in een modderpoel herschapen. leder, de admiraal incluis, zag zich genoodzaakt baggerlaarzen te dragen ; het ellendige gebouwtje, dat hem tot verblijf diende en waarvan de planken wanden zoo goed en zoo kwaad dat ging waren gebreeuwd, bestond uit een klein slaapvertrek, een eetkamer die tevens voor ontvangsalon diende en een nauw verblijf voor den particulieren secretaris. Juist een week tevoren, den 20en November, was het overschot van het 4e bataljon strangers, die te Haarlem, Alkmaar en aan de kust in bezetting hadden gelegen, onder den overste De St. Just binnen de stelling teruggekeerd. Deze verschillende detache- menten waren verplicht geweest hunne posten te verlaten ; vele officieren en manschappen waren reeds overgeloopen. Dit bataljon, op den voet gevolgd door een twintigtal gendarmes uit Friesland en Holland, was ter versterking van de bezetting binnen Lasalle opgenomen. Overste De St. Just had bij zijne aankomst den admiraal een pakket overhandigd dat hem te Alkmaar was toevertrouwd door iemand, die zich afgevaardigde noemde van de Haagsche Tweemannen, met verzoek dit persoonlijk 16 NOVEMBER-7 DECEMBER 1813. 151 aan Ver Huell ter hand te stellen. Het bevatte een door die heeren onderteekenden brief, waarin zij den admiraal op gebie- dende wijze gelastten tot hen over te gaan, onder bedreiging zoo noodig met geweld van wapenen de Fransche bezetting te verjagen. Aan dezen brief waren al de door het Algemeen Bestuur afgekondigde publication toegevoegd. Op den dag van terugkeer dezer troepen waren ongeregeld- heden op het eskader uitgebroken , kanonneerbooten en flotille- schoeners die onbeheerd ronddreven, liepen op de nog bemande vaartuigen en vertoonden onmiskenbare sporen van brandstichting. Op het linieschip Doggersbank deserteerde in an enkele nacht de geheele bemanning, uitgezonderd de commandant, de eerste officier, een adelborst en enkele matrozen. Het achtergebleven scheepsvolk viel slechts met dwangmiddelen in toom te houden , de weerspannigen werden buiten de barrieres gezonden met ver- bod zich verder op 't eskader te vertoonen. Ook onder de bezet- ting der forten was de gisting meer en meer merkbaar ge- worden, waarom de Fransche troepen, mede om aan de Spaansche krijgsgevangenen ontzag in te boezeinen, binnen de forten Mor- land en Lasalle werden geconcentreerd, terwijl door de rationale garde en de kustkanonniers de buitenposten werden betrokken. Om in het gebrek aan geld te voorzien, besteedde de admiraal aanvankelijk eene som gelds � voor de omwenteling van den marine-prefect Truguet uit Amsterdam ontvangen en vermeer- derd met onder hem berustende gelden, door het eskader bij- eengebracht tot aankoop van paarden na de nederlagen in den Russischen veldtocht � tot gedeeltelijke uitbetaling der soldijen. Ontbloot van verdere fondsen besloot hij den 24en November den overste De St. Just met een klein detachement uitgekozen manschappen naar Alkmaar te zenden, om zich aldaar meester te maken van de kas van den betaalmeester der 17e militaire diviie, waarin volgens stellige berichten 70.000 francs moesten berusten voor de bezetting van Den Helder. Deze hoofdofficier wist die zilvervloot behouden binnen te loodsen , in alle dorpen die hij doortrok was de Oranjevaan ontplooid en 't kostte hem veel moeite en beleid de strenge orders van den admiraal te handhaven, om alle schermutselingen tusschen soldaten en inge- zetenen zooveel mogelijk te voorkomen. 152 HET VOORSPEL DER BLOKKADE Omstreeks 29 November vertoonde zich een Engelsch smal- deel, bestaande uit 2 linieschepen 1), een fregat en twee brik- ken dicht onder den wal. Zij voerden de oud-Hollandsche vlag van den grooten top met daaronder de Fransche, ten teeken dat Holland Frankrijk had overwonnen en van den kruistop de Spaansche vlag als bewijs, dat Engeland zich het lot der Spaan- sche krijgsgevangenen aantrok ; tegen den avond verwijderden zich die schepen. De fregats-kapitein De Roth en de luitenant Dillie kwamen met gedeelten der flotilles van de Zuiderzee en der kusten van Friesland op de reede ten anker. De geest onder de bemanning was z(5(5 slecht dat sommige der officieren en adelborsten reeds door het scheepsvolk waren mishandeld ; de admiraal liet de schepen binnenloopen en officieren met adelborsten in Lasalle opnemen. Intusschen liepen er geruchten dat de Russen en Pruisen ons land binnenrukten ; officieren en schepelingen deserteerden in vaartuigen nit het Nieuwe Diep of over land onder de kogels der voorposten. Onafgebroken liet de admiraal de Spaansche krijgsgevangenen voortwerken aan den staat van verdediging der stelling. De Fransche soldaten beschouwden vestingbouw en aardwerk als minderwaardigen, speciaal voor galeiboeven bestemden arbeid. Hoewel zij niet slaagden er zich aan te onttrekken, bleef toch een groot aantal personen door rang of stand van deze werk- zaamheden uitgesloten. Deze, de officieren inbegrepen, werden door Ver Huell vereenigd tot een corps d'�lite, dat hij met geweer deed oefenen. Een Fransch chirurgijn-majoor begon op zekeren dag dat geexcerceer te vervelen; hij verklaarde ronduit zich sneer geroepen te voelen wonden te heelen, dan ze te maken, waarom hij ontslag verzocht uit 't keurkorps. Streng antwoordde de admiraal hierop : �Ik ben groot-officier van 't keizerrijk, en als het er op aan mocht komen, zal ik een der eersten zijn om den Franschen naam met eere te verdedigen en het geweer op te vatten. 1k heb me in U bedrogen ; ge zijt onwaardig langer 1) Waarschijnlijk de Scarborough en de Bedford onder den sellout bij nacht Ferrier. nacht Ferrier. 16 NOVEMBER -7 DECEMBER 1813. 153 lid van dit korps te zijn". Hij gelastte den overste De St. Just den chirurgijn-majoor van zijnen rang te casseeren en aan te teekenen in 't stamboek als gewoon soldaat. Te vergeefs poog- den de overste en de chef van den geneeskundigen dienst op het eskader, Sper, ten bate van dezen �lijntrekker" genade voor recht te doen gelden ; de admiraal bleef onvermurwbaar. Den 30en November deden berichten de ronde dat de Kozak- ken tot Alkmaar waren voortgerukt en enkele zich reeds in 't Zand bevonden. De admiraal liet de post aan de Groote Keet, uit de bemanning der brik le Genie bestaande en belast met de afsluiting der stelling aan de landzijde, terugtrekken. Het detachement voerde enkele gestolen schepen en koeien binnen de stelling mee, die echter later aan de eigenaars zijn vergoed. Op den Zen December bezetten de Kozakken de Groote Keet, op twee uur gaans van de Fransche voorposten gelegen. De wacht aan de barriere bleek 's ochtends overgeloopen. Op dien datum, herdenkdag van de kroning des Keizers, was 't verre van rustig in Den Helder. Men vreesde de nadering der Kozakken waarom de admiraal het geschut van Lasalle en dat der schepen op de gebouwen van het dorp deed richten. Bij gebrek aan bezettings- troepen als gevolg van desertie en pasporteering, werd tevens bevolen, de forten l'Ecluse en Dufalga te doen ontruimen en slechten 1). Dienzelfden dag bereikte den admiraal eene sommatie van den prins van Oranj e, gedateerd op 1 December, luidende : �Wij Willem Frederik, bij de gratie Gods Prinse van Oranje en Nassau � � � � sommeeren den Commandant van Den Helder, om zich met de schepen en manschappen, onder zijn commando staande onmiddellijk over te geven aan de Hollandsche Natie, die Wij op dit oogenblik het geluk hebben te representeeren, en daar Wij niets vorderen dan hetgeen Haar w ettig eigendom is, maken wij staat op eene prompte voldoening, stellende Wij Hem, Commandant verantwoordelijk aan God en het Vader- land". 1) Het slechten dezer forten op den Zen December schijnt zeer onvol- komen te zijn geschied, daar het fort l'Ecluse op den 10en Februari en 't fort Dufalga op den 22en Februari 1814 afdoende moesten worden vernield. 154 HET VOORSPEL DER BLOKKADE ENZ. Hierop antwoordde de admiraal, zijnen krijgsraad gehoord, den 3en December : �Monseigneur, Les forces, que j'ai l'honneur de commander, m'ont �t� confiees par S.M. l'Empereur des Francais. Les moyens, que j'ai en mon pouvoir, sont plus qu'en kat pour faire respecter le Pavillon, qui flotte encore sur mon vaisseau, par une arm�e entiere. Mon devoir m'impose ainsi qu 'a tons les Braves, qui sont sous mes ordres, de nous main- tenir jusqu' a l'extr�mite. Je domine du Fort Central du Helder l'Escadre et tous les ouvrages avoisinans et si Votre Altesse attache du Prix a voir conserver la Flotte et ce Point maritime, qui est si important pour la Hollande, il est n�cessaire, qu' Elle prescrit de ne point m' attaquer ici et de faire respecter les limites du Helder, pour que les evenements de la Guerre d�cident de son sort. Les lois sacrees de l'honneur m'ordonnent de le cl�fendre". Den 4en December verzond Ver Huell eeri soortgelijk schrijven aan den �genkral commandant les troupes Russes dans la Nord- Hollande". Deze missive kwarn in handen van den luitenant Bezemer die zich waarschijnlijk in 't Zand beyond en haar door- zond aan den schout bij nacht Verdooren te Amsterdam. Op voorstel van Ver Huell had de krijgsraad besloten de na- tuurlijke zucht zucht naar vrijheid der Spaansche krijgsgevangenen niet langer op de proef te stellen. Te midden der woelingen, onder zware vermoeienissen en groote verleidingen, hadden deze flinke soldaten nimmer reden tot klagen gegeven. Elke poging hen tot verzet te verleiden was afgestuit op hunnen hooghartigen Andalusischen trots. Den 4en December vertrokken zij, nadat de admiraal persoonlijk hun zijne hooge tevredenheid had betuigd over hun voorbeeldig gedrag en hechte trouw. Ten onrechte werd deze invrijheidstelling toegeschreven aan de nadering der Kozakken. Den 6en December werd in Den Helder het nieuws bekend van de overrompeling der Franschen op Texel. Dien nacht be- zetten de Kozakken de Kleine Keet, doch trokken 's ochtends op Groote Keet terug. Ver Huell deed daarop den post aan 't wees- huis versterken en eene andere met 2 stukken geschut op den dijk van 't Nieuwe Diep plaatsen. Ingekomen berichten wezen namelijk op eene poging nit Holland, zich bij verrassing van het on- DE BLOKKADE. 155 bemande eskader meester te maken. Toen bleek, dat zelfs met verzwaarde lading de mortieren op de flanken van Lasalle de vloot in 't Nieuwe Diep niet konden bestrijken, liet de admiraal onder den overste De Foucauld mortieren van ander type en onder den overste De Foucauld mortieren van ander type en wijder dracht uit Morland naar Lasalle overbrengen. De proeven op 9 December hiermede genomen loonden alleszins deze z ware en moeilijke manoeuvre ; de bommen bleken over Dugommier en het eskader den Zuidwal te bestrijken, waardoor de vloot uit Lasalle kon worden beschermd of vernield. De blokkade. (7 December 1813-4 Mei 1814). Op den 6en December 1813 ontving de generaal-majoor Cor- nelis Francois De Jonge namens den prins van Oranje bevel van den fungeerenden commissaris-generaal van oorlog, L. graaf Van Limburg Stirum, zich onverwijid naar Alkmaar te begeven, aldaar zijn hoofdkwartier te vestigen, Den Helder ten strengste te bewaken en de herhaalde strooperijen van het garnizoen tegen te gaan. Den Ten December kwam de generaal to Alkmaar aan, en bracht later op 23 Januari 1814 zijn hoofdkwartier over naar 't Zand. Op den 9en December rapporteert hij o.m. dat hij te Alkmaar slechts 50 nationale garden aantrof die 6 bruikbare ge- weren bezaten ; buiten den kortelings bijeengeraapten landstorm vond hij daar overigens niet anders dan een honderdtal Ukrainer Kozakken, waarvan een 25tal onder den luitenant A. Bezemer zich op voorposten tegen Den Helder en de rest zich te Alk- maar bevonden. Behalve de Kozakken in 't Zand, Oudesluis en Groote Keet beschikte hij over 30 landlieden tot bestrijding der strooperijen. Een aanvraag om ruiterij en geschut bleef aan- strooperijen. Een aanvraag om ruiterij en geschut bleef aan- vankelijk zonder gevolg, waarop de generaal voorloopig eene cavalerie improviseerde nit vrijwilligers en manschappen van den landstorm. Deze zgn. landkozakken waren niet anders dan landstorm. Deze zgn. landkozakken waren niet anders dan boeren to paard, in boerenkleedij, met sporen aan de laarzen en een muts van vossenvel op het hoofd, waarvan de staar- ten koddig naar achter afhingen ; hunne bewapening bestond uit boonenstaken met een spijker erop bevestigd. Wat 156 DE BLOKKADE de artillerie betreft kreeg de generaal eerst 8 Februari 1814 de be- schikking over twee veldstukken, afkomstig van de gewapende schikking over twee veldstukken, afkomstig van de gewapende burgermacht te Purtnerend en 2 ijzeren 12-ponders der zee-artillerie uit Medemblik ; in verwaarloosden staat gevonden, werden ze te uit Medemblik ; in verwaarloosden staat gevonden, werden ze te Alkmaar in eenigszins bruikbaren toestand gebracht en aan de voorposten geplaatst. Op 1 Januari 1814 bestonden de Nederlandsche troepen in Noord- Holland uit : 2 kapiteins, 1 officier, 6 onderofficieren, 2 tamboers en 139 korporaals en soldaten van het 15e bataljon infanterie en 139 korporaals en soldaten van het 15e bataljon infanterie van linie ; 2 officieren met 48 korporaals en soldaten van het le regiment infanterie van linie ; 3 officieren, 2 onderofficieren en 102 Russische Kozakken ; 1 officier, 2 onderofficieren en 28 kust- kanonniers en 2 onderofficieren met 12 jagers van het voormalige Fransche regiment strangers. Het commando van generaal De Jonge over Noord-Holland werd den 17e11 Januari veranderd in dat over het 2e militaire arrondissement, van het le arrondissement gescheiden door de lijn Beverwijk�Wijk aan Zee. Omstreeks 20 Januari 1814 waren de voorposten aan Groote Keet, 't Zand, Calantsoog, Oudesluis enz. bezet door : 164 man infanterie nit het depot der algemeene werving van Noord-Holland, 41 man voormalige nationale gardes uit Alkmaar en Hoorn, 71 gewapende landlieden, 38 landkozakken te paard, 6 bereden ordonnansen tot het onderhouden der gemeenschap en 64 land- lieden met stokken en hooivorken gewapend. Een sterk staaltje van de onschadelijkheid dezer troepen- macht geeft het volgende voorval : Op een der wandelritten in den omtrek van het fort Lasalle reed Ver Huell in Januari 1814 het verlaten fort l'Ecluse binnen waar hij plotseling op eene bende potsierlijk toegetakelde landkozakken stiet. Zijn staf had reeds het zwaard ter verdediging ontbloot, wat weldra overbodig bleek toen de gevreesde horde den admiraal beleefd groette. Deze reed zonder zich een oogenblik te bedenken op hen af, sprak hen vriendelijk toe en vertrok ongemoeid, glim- lachend opmerkend : �Waar laten die goeie menschen zich al niet voor gebruiken" ! Mochten gestadige oefening en uitbreiding zijner troepenmacht generaal De Jonge allengs, hoewel met moeite, in staat stellen 7 DECEMBER 1813-4 MEI 1814. 157 eene blokkade vol te houden en de vijandelijke strooperijen tegen te gaan, toch maakten eenerzijcls het besef der noodzake- lijkheid, om het kostbaar eskader in 't Nieuwe Diep ongeschonden onder Nederlandsche vlag te brengen, anderzijds het gebrek aan materieel, de onkunde en ongeoefendheid van meerderen en minderen, met het bewustzijn, dat de regeering in Den Haag den uitslag zijner pogingen ongeduldig verbeidde, zijne opdracht tot een der ondankbaarste, die men zich denken kan. Den 9en December ontving de admiraal eene tweede opeisching, nu van den Souvereinen Vorst, gedateerd 7 December, waarin deze te kennen gaf, dat het antwoord op de eerste sommatie in geenen- deele aan zijne verwachting had beantwoord en weinig strookte met de situatie waarin Ver Huell zich beyond, welke de S. V. ieder oogenblik hachelijker vermocht te maken door zijne troepen tegen Den Helder te doen oprukken. �Gij hebt genoeg gedaan voor Uw eer als krijgsman en voor Uwe vermeende verplich- tingen als onderdaan van den Franschen Keizer. Zijne troupes trekken gestadig verder of en denken niet meer om de vloot en het fort Lasalle . . . Het is nu nog tijd eene capitulatie te sluiten op goede termen; later zijn er geen andere mogelijk dan krijgsgevangenscbap en vervoering naar verre gewesten. Maar gelief steeds voor oogen te houden, dat welke ook Uwe beslissing zijn moge, Gij mij met Uw hoofd verantwoordelijk zijt voor het behoud der Hollandsche schepen, die zich momenteel onder Uw bereik bevinden". Hierop antwoordde de admiraal dd. 11 December: �Plusieurs cent milliers de livres de poudre se trouvent a bord des vaisseaux arm�s, les soutes de ceux d�sarm�s sont pleines. Sur le port it se trouve un magasin, qui est plein de haut en bas. Une etincelle mettra tout en feu et je verserai des larmes en voyant disparaitre l'escadre, qui m' �tait si chere comme le faible reste de l'ancienne marine hollandaise et des travaux immenses, qui sont si importants pour la Hollande. Le tout sera sauve avec l'aide de Dieu, quel que soft le sort de la Guerre, et si je dois succomber, je ne p�rirai pas sans gloire avec tour les braves, qui m'entourent. Je ne redoute aucune attaque du cote de la mer, ni de la terre. J'ai eloign6 de moi tout cequi pouvait me trahir. On a debauch� ones equipages 158 DE BLOKKADE de la maniere la plus cruelle pour un chef, qui a �t� toujours si fortement pen�tr� de l'honneur de sa nation. Ii y a meme des officiers, qui ont d�sertes le Pavilion. Je les considere comme des raches et j'espere que V. A. les chassera des rangs oil ils voudront se ranger ; sur de tels hommes on ne peut pas compter dans aucune ranger ; sur de tels hommes on ne peut pas compter dans aucune circonstance. us ont diminue les moyens pour surveiller les vaisseaux . . . . La France entiere a les yeux fixes sur la con- duite de ses G�n�raux, et je ne souillerai jamais mon nom et celle de la Nation hollandaise en devenant infidele et parjure a mes serments . . . . Je desire, que les avant-postes russes ne d�passent point la ligne du Grote Keet, afin de pouvoir tenir l'ordre dans toutes les limites du Helder, et d'�carter de la flotte tons les dangers qui pourront compromettre sa suret�. Tons mes voeux portent a la voir sauv�e". Uit dit antwoord blijkt tevens des admiraals oordeel over het prinselijk decreet, speciaal gericht tegen de zeeofficieren van het Texelsch eskader, waarin alien, die nog in Franschen dienst waren, werden opgeroepen terug te keeren, onder bedreiging met uitsluiting buiten 't georganiseerde korps zeeofficieren. Op den 9en December deed de S. V. eene derde poging om den admiraal tot overgave te bewegen, door den commissaris- generaal van marine Van der Hoop in persoon naar 't Zand te zenden. Op diens aan Ver Huell gericht schrijven antwoordde deze dd. 14 December : �Mon unique desir se porte a conserver ces objets d'une si grande valeur pour la Hollande, dans queue circon- stance que ce soit. Si on vent les exposer aux chances d'une attaque, les lois les plus sacre�s du devoir et de l'honneur imposent de les d�fendre jusqu' a l'extremite contre toute agression hostile et les suites infaillibles seront la destruction totale de tout. Aucun des chefs du Fort Lasalle se fait une illusion de se sacrifier avec tout le reste. La Hollande n'y gagnera rien, que d'avoir fait perir quelques braves guerriers qui ont �te jusqu'au dernier instant fideles a leur prince et l'honneur. Et elle gagnera tout en accordant ma demande. Pent-etre le seal et unique moyen de parvenir dans leur possession est que des troupes �trangeres n'occupent pas ces formidables travaux. Avant de consentir a cela ii n'en restera qu'un morceau de terre et des debris de mines. Le commerce de la Hollande serait encore plus enchain� 7 DECEMBER 1813-4 MEI 1814. 159 que jamais, parce que les Etrangers en feraient toujours les lois. Elle n'en sera pas maitresse. De sorte la Raison et l'interet du prince meme de la Hollande sont tout pour moi. Dans trois mois de temps ce sera danitivement decide, si ce Pays pent conserver son inapendance". In een particulieren brief dd. 14 December aan Van der Hoop uit de admiraal zich ge- heel op gelijkluidende wijze. Echter toont hij zich in dit schrijven geneigd tot onderhandeling over eenen wapenstilstand voor drie maanden en geeft zijne vrees voor Engelsche interventie aldus te kennen : �Zo de Engelschen er zich eenmaal inwerpen, zal het niet in de vermogens van den Prins zijn, 0111 dezelve er weder uit te drijven, en de Dependentie van het Land zal slechts van naam verwisseld hebben". Van der Hoop zond dit voorstel aan den S. V. ter beslissing toe. Op den lien Dec. liet een officier zich tegen de bevelen des admiraals verleiden tot eene schermutseling met de voor- posten waarbij van beide zijden manschappen sneuvelden , de admiraal strafte dien officier met streng arrest. Tij dens het verblijf van Van der Hoop in 't Zand, werd boven- dien den 13en December den secretaris-generaal der marine May gelast, �zich onverwijld naar 't Zand te begeven tot het houden eener conferentie met HH. Gedeputeerden uit het Gemeentebestuur van Den Helder om zoo mogelijk de capitulatie dier plaats te be- vorderen"1). Ook hij schijnt onverrichterzake teruggekeerd te zijn. Den 18en December drong eene bende Kozakken het fort Du- 1) J. Van Dam den Bouwmeester spreekt in zijne �Bescbrijving van den Helder" (1847) over eene commissie, bestaande nit den maire A. Van Wester- holt met de heeren J. Giltjes sr. en Jb. Hooglandt, die zich op 3 December �naar den vijand begaven". Zij keerden 's avonds terug, werden bij den ad- miraal ontboden en verzocht naar Den Haag te gaan, om den S. V. voor te stellen op zekere voorwaarden te capituleeren. Hun verzoek zou schriftelijk door den commissaris-generaal Van Stralen den S. V. ter hand gesteld zijn, die te kennen zou hebben gegeven, dat zoo een schip niet voldoende was voor overtocht der bezetting naar Frankrijk, gaarne twee ter beschikking stonden. Volgens getuigenis van een dier heeren zou Z.K.H. gevraagd hebben, of Ver Huell niet in Hollandschen dienst zou willen treden, wat ze toestemmend beantwoordden. Uit andere bescheiden is gebleken, dat op 3 December de maire met den beer Simon Riekels en den notaris Cornelis Van Her werden werden afgevaar- digd naar beide strijdende partijen om de belangen der gemeente bij even- tueele vijandelijkheden of ingeval van capitulatie te bepleiten. 160 DE BLOKKADE gommier binnen, slechts bewaakt door eenen enkelen magazijn- meester, die in eene hem onbekende taal werd bedreigd. De magazijnen werden doorzocht en eenige onbelangrijke dingen meegenomen. Ver Huell liet daarop het fort bezetten door 20 man onder een officier en een adelborst. Een Boer uit Huis- duinen had den vijand de doorwaadbare plaatsen in de fortgracht, die slechts weinigen bekend waren, gewezen. Toen de verrader, trillend van angst en met den dood voor oogen, voor den ad- miraal werd gebracht, schonk deze hem het leven op de bede van een oud moedertje, dat knielend om genade smeekte voor haar eenig kind. Op 20 December ankerde een Engelsch fregat dicht onder de kust. Eenige officieren verkenden op de duinen 't fort Lasalle, doch werden door mortiervuur verdreven. Onder het lossen van enkele schoten koos het fregat weder zee. Dienzelfden dag (20 Dec.) richtte de kapitein ter zee Rijster- borgh, mede namens zijne collega's Siccama, Frederiks, Cambier en Coertzen, een schrijven aan den S. V. houdende copie van een verzoek dd. 17 Dec. aan Ver Huell, om �schriftelijk te onzer kennis te willen brengen de verzekering, welke dezelve ons meermalen gedaan heeft, namentlijk ons verbeijden alhier op de voorgeschreven voet en wijze, als bij den Heere Prince van Oranje niet dan ten goede geduid zal worden". Hij verze- kerde den S. V. �dat zij alleen blijven om de schepen voor roof, plundering en andere ongelukken te bewaren, het getal man- schappen, zich aan boord bevindende, is zeer gering en het is te voorzien, dat de resteerende spoedig het voorbeeld der subal- terne officieren zullen volgen, die meestal zijn vertrokken, niet- tegenstaande de admiraal ons verzekert heeft niet tot de defensie tegenstaande de admiraal ons verzekert heeft niet tot de defensie sneer behoorde en dus van dien kant gewaarborgd waren". De sneer behoorde en dus van dien kant gewaarborgd waren". De brief werd geschreven ingevolge de oproeping van den commissaris- generaal tot dienstneming der Hollandsche zeeofficieren. generaal tot dienstneming der Hollandsche zeeofficieren. Den Den December berichtte Van der Hoop den stelling- commandant, dat de S. V. genegen was over eenen wapenstil- stand te onderhandelen, waarop Ver Huell de luitenant-kolonels Francke, chef van den marinestaf, en De Foucauld, commandant der genie tot afgevaardigden benoemde ; tot plaats van samen- komst koos hij Groote Keet. Deze beslissing werd door Van der 11, 1-11111 '111it 'll 111 Ili ,111.1,11,^11,1'1,1 l'::111)11 I,: 111 1,1-1111 ill' -1 1111 , l'111111.11111illi:1!"1 ' I ! . Sdiaal 1 88800 700 1400 2100 mit RS DIE P Batt9 I' Union Batt!) l'Indmsibilite Batty le Reparateur(i) Batt` le Rol de Rome(4 Batt` la Revolutw Ft Lasa HET BUITENVELD (1) Gedurende bet heleq geslecht 12)Gedurende bet beleq gebouzed urt matertaal van Batty le Reparateur 7 DECEMBER 1813-4 MEI 1814. 161 Hoop den 23en December aan den S. V. gerapporteerd. Niettegen- staande de admiraal had verzocht de voorposten der Kozakken op 't Zand terug te trekken en zich wederkeerig had verbonden, de bezetting achter de lijn van verdediging te houden, stak eene bende Kozakken in den nacht van 21-22 December het wees- huis in brand. Dit gesticht, bestemd voor 150 kinderen, die reeds bij de ingezetenen waren ondergebracht, werd geheel in de asch gelegd. Met lichtkogels uit Lasalle ontdekt, werden de brandstichters door geschutvuur verdreven. Den 27en December kwamen de Nederlandsche afgevaardigden, de schout bij nacht May en de onder-equipagemeester der marine Moyaart in 't Zand aan. Alle verdere onderhandelingen over een wapenstilstand stuitten echter of op den beslisten eisch van den Souvereinen Vorst, stelling en eskader op een bepaald tijdstip over te geven. Gedurende de lange winteravonden werd in Lasalle 't nuttige met 't aangename gepaard : in de admiraalsbarak vonden nu en dan muziekavondjes plaats, opgeluisterd door de in 't fort aan- weziue dames. b Den Zen Januari greep aan de voorposten eene ernstige scher- mutseling plaats, waarbij de Franschen 8 dooden en 13 krijgs- gevangenen verloren, terwijl aan Nederlandsche zijde 2 Kozakken zwaar en 2 licht werden gewond 1). Omstreeks 4 Januari werd de commandant der korvet Venus, de fregats-kapitein Cambier, zoo ernstig ongesteld dat noodig werd geoordeeld den patient naar Amsterdam te vervoeren. Daar de aanwezigheid des vijands zulks over land onmogelijk maakte, wilde men trachten het vervoer per boot te doers geschieden. 1) Generaal De Jonge schrijft omtrent deze schermutseling in zijn �dag- verhaal", dat een vijandelijk detachement, uit cavalerie en infanterie bestaande, voor het aanbreken van den dag zich op het Buitenveld vertoonde om eenige verlaten boerenhoeven te plunderen. Langs Kleine Keet marcheerende om de vijandelijke voorposten aan te tasten, werden ze aldaar ontdekt en opgehouden totdat versterking der Kozakken van Groote Keet was aangerukt. Zij werden toen aangevallen en op Morland teruggeworpen. Daar de Franschen, die zich reeds hadden overgegeven, weer begonnen te vuren, kostte het veel moeite, de gevangenen in veiligheid te brengen ; deze werden 4 Januari naar Woer- den opgezonden. Gedenkboek. II. IA 162 DE BLOKKADE De luitenant Bronovo werd door den admiraal naar den maire Reinbach te Texel gezonden, om te trachten aldaar een voor dit doel geschikt vaartuig te bekomen, hetwelk in Den Helder niet te verkrijgen was. De maire aarzelde geen oogenblik, aan het verzoek te voldoen en de kolonel der gewapende burgerij gaf daartoe dadelijk de noodige bevelen. Een gedeelte der officieren echter weigerde te gehoorzamen, wilde den parlementair arres- teeren en de zending van het bedoelde vaartuig verhinderen. Na langer dan een dag oponthoud en hevigen tegenstand werd niettemin aan het bevel van den maire gevolg gegeven. De weinige Nederlanders, die vrijwillig in Lasalle waren achtergebleven kregen, zoo zij dit wenschten, vergunning om te vertrekken ; de eenigen die vastbesloten het lot van den admiraal wenschten te deelen, waren de drie officieren van zijnen staf: Francke, Van Son en Rijk, de adspirant Van Karnebeek en zijne beide neven Ver Huell, van wien de een zijn particulier secre- taris was en de andere fregats-kapitein op het linieschip Dog- gersbank 1). Bij de heerschende felle vorst drukte de afmattende be- wakingsdienst even zwaar op belegerden als op belegeraars, welke laatsten, schamel gekleed, over geen andere dekking dan eenig hooi, beschikten. De admiraal spoorde alom door zijne persoonlijke tegen- woordigheid tot ijverige plichtsbetrachting aan ; midden in den nacht bezocht hij vaak de bastions, waar hij zoo noodig de be- trokken officieren ontbood om hunne stukken van sneeuw te doen reinigen. Nauwelijks waren de grachten om Lasalle verstijfd of er werd gelast het ijs te breken. In weerwil van vermaningen en bedreigingen waagde de bezetting zich echter niet op de dunne korst. Toen besloot Ver Huell zelf het voorbeeld to geven ; hij waagde zich echter op eene te zwakke plaats en zakte door 't ijs. Gelukkig bijtijds gered, weigerde hij been to gaan voor met 't werk was begonnen en wachtte doornat, 1) Deze laatste vervaardigde op verdienstelijke wijze twee aquarellen van het inwendige van fort Lasalle, die later door zijn zoon aan de gemeente Den Helder ten geschenke zijn gegeven en thans in de raadzaal aldaar prij- ken. Dank zij de groote welwillendheid van burgemeester en wethouders dier gemeente konden de reproducties dezer belangrijke schilderstukken in dit werk opgenomen worden. 7 DECEMBER 1813-4 MEI 1814. 163 rillend van koude, de uitwerking van zijn voorbeeld af. Onder de kreten: �Vive l'amiral" toog de bezetting aan den arbeid. Na dien tijd werd nimmer taptoe geslagen voordat, met behulp van boeren nit den omtrek, eene ijsvrije geul van 20 voet breed het geheele fort omringde. Nijpend drukte de barre winter op de bewoners van Den Helder en Huisduinen, waar door de heerschende omstandigheden de welvaart in armoede was verkeerd. Naast voor- beeldig commandant toonde Ver Huell zich toen een weldoener in nood, door de armen ruimschoots van levensmiddelen uit den voorraad op 't eskader te voorzien. Tengevolge van uitputting door vermoeienis en zelfverloochening overviel den admiraal in Januari eene ernstige ongesteldheid ; groot was de bezorgheid van bezet- ting en burgerij over zijn toestand en uitbundig hunne geest- drift, toen hij zich weer voor 't eerst in 't openbaar vertoonde. 23 Januari werd door de voorposten een man aangehouden en voor den admiraal gevoerd, die voorgaf inwoner van Den Helder te zijn. Hij berichtte dat de vreemde troepen Noord- Holland hadden ontruimd en dat de blokkade uitsluitend aan Nederlanders was overgelaten, wier toestand hij hoogst ongunstig afschilderde 1). De Fransche bezetting, hierdoor begeerig gewor- den den vijand te overrompelen, toonde zich zeer ontevreden over 't bevel des admiraals, om geen vijandelijkheden te plegen. 1 Februari stierf de commandant van Morland, overste Harel, die met militaire eer in 't bastion Huisduinen van Lasalle werd begraven ; hij werd vervangen door den commandant van Dugom- mier, overste Fermund, die op zijn beurt werd opgevolgd door den kapitein der infanterie Targes. In den morgen van 9 Februari werd bij hevigen noordwester- storm een schip in nood ontdekt op de Noorder-Haaks. De admiraal zond een schokker tot redding in zee onder zijn adjudant Rijk. Eene kaag onder J. Giltjes en Laurens Giltjes, eveneens met voorkennis van Ver Huell tot redding uitgevaren, 1) Den Zen Januari hadden de Kozakken bevel gekregen naar Den Haag af te marcheeren. De generaal De Jonge prostesteerde heftig tegen deze order, daar zijne voorposten hierdoor werden verzwakt. Niettemin werd op 5 Januari het bevel herhaald, waarop dien dag een gedeelte en op '10 Januari de rest der Kozakken naar Den Haag vertrok. Bij ontstentenis van cavalerie schiep de generaal toen de zgn. landkozakken. 164 DE BLOKKADE werd ten gevolge van een verzuim bij overgeving der bevelen door een der batterijen beschoren, gelukkig zonder nadeelige gevolgen. Twee Texelsche loodskotters mochten ten slotte er in slagen de schipbreukelingen op hun eiland aan wal te brengen 1). Enkele Texelsche schepen, eveneens ter redding uitgegaan, waren naar 't Nieuwe Diep afgedreven. Toen de admiraal van de bemanning vernam dat op het eiland gebrek aan voedsel heerschte, gelastte hij direct, aan de kaag levensmiddelen mede te geven � dit was zijn wraak jegens hen, die de Oranjevaan op hun eiland hadden geplant ! Op den 8en Februari gelastte de Souvereine Vorst den gene- raal De Jonge andermaal eene poging tot overgave der stelling te beproeven. Werd bij de onderhandelingen van 27 December aan de bezetting vergund in transportschepen naar Frankrijk terug te keeren, thans luidde de eisch onverkort : �In alle con- dition welke gij zoudt kunnen voorslaan, is de eerste bedinging, dat het garnizoen krijgsgevangen in Holland moet blijven". De admiraal antwoordde hierop den 10en Februari, dat hoezeer onvoldoende ingelicht omtrent alle gebeurtenissen, die op politick gebied en op 't oorlogstooneel plaatsgrepen, hij zijn eigen toe- stand als onveranderd beschouwde en met gelatenheid het lot afwachtte, dat de krijg hem had beschoren. Bij verzoekschrift aan den Souvereinen Vorst dd. 10 Februari boden een 20-tal schippers uit Amsterdam zich aan �om het Fort aan Den Helder met deszelfs Vloot uit de Fransche hunne klau- wen te rukken, hebbende vele jaren met onze schepen op die stroome gevaren, waardoor wij met de ligging van deszelfs vloot bekend zijn". De Vorst dankte hen voor dit vaderlandslievend en stoutmoedig aanbod en beloofde hiervan gaarne gebruik te zullen maken als de omstandigheden hem hiertoe mochten noodzaken. 1) Zij behoorden tot een Engelsch transportschip, komende van Plymouth, bestemd tot overbrenging van een detachement, sterk 7 officieren en '101 onderofficieren en soldaten van het 2e regiment lichte infanterie van Nassau naar Hellevoetsluis. Van dit detachement werden slechts 3 officieren, 2 onder- officieren en 22 man gered. Hunne ledernaten waren bevroren ze werden met de grootste menschlievendheid door de burgers op Texel verzorgd. Eerst 16 Maart, toen de ijsgang ophield, werden ze op last van generaal De Jonge overgebracht naar Petten en tot herstel van gezondheid in het hospitaal te Alkmaar opgenomen, of op hun korps gedirigeerd. 7 DECEMBER 1813-4 MEI 1814. 165 Den 14en Februari vergunde de admiraal aan eene deputatie van Texel zich binnenslands te begeven, om de Nederlandsche regeering in kennis te stellen met den toestand op hun eiland. Verstoken van alle officieele berichten, besloot Ver Huell ten slotte door zijn adjudant, den luitenant Rijk, te doen beproeven een der Fransche havens te bereiken om vandaar verder naar Parijs te reizen, de Fransche regeering omtrent de omstandig- heden der stelling in te lichten en machtiging te vragen tot ontruiming als de heerschende toestand zich mocht bestendigen. 13 Februari vertrok Rijk, als visscher vermomd, met twee vis- schers in eene boot van slechts 24 voet lengte uit Den Helder. Dwars door de Engelsche kruisers wist hij met groot beleid en onversaagde stoutmoedigheid Boulogne te bereiken en op gelijke wijze van daar den 25en Maart in Den Helder terug te keeren, gesierd met het kruis van 't legioen van eer, hem door Napoleon geschonken. Hoe geheim zijne zending ook was voorbereid, ras was zij glom bekend. Generaal De Jonge waarschuwde den com- mandant van het Engelsche eskader ter hoogte van Eginond (captain Sam G. Pechell) tegen den terugkeer van Ver Huell's adjudant met, naar de geruchten luidden, versterkingen uit Frank- rijk. Rijk wist de waakzaamheid der Engelschen echter te ver- schalken en bezat zelfs de vermetelheid hunne positie te ver- kennen, door persoonlijk aan boord der Britsche schepen visch te verkoopen. De Keizer beval Ver Huell de vloot geenszins te vernietigen en de verdediging nog zes weken te rekken, daar hij dan zou worden ontzet. Groote lof werd den admiraal uit Frankrijk toegezwaaid over zijne standvastigheid de Fransche bulletins gewaagden van zegepraal der Grande Arm6e, wat Ver Huell ter goeder trouw moest gelooven en op bevel van den minister van marine Decres moest salueeren met 101 schoten, ten teeken dat Napoleon met zijne heirscharen nog geenszins was bezweken. De reden dezer kanonnade met eene kleurrijke schil- dering van Rijk's avontuurlijken tocht werden door den maire A. baron Van Westerholt den 25en Maart aan den generaal De Jonge bericht. 14 Februari werd op last van De Jonge uit het verlaten fort Dufalga al het materiaal, benoodigd voor den bouw eener batterij aan de Groote Keet, met 8 wagens zonder eenig beletsel weg- 166 DE BLOKKADE gehaald. Daar de belegeraars zich geschikt in dit onvoldoend vernielde fort konden nestelen, beval de admiraal op 22 Februari dit werk gedurende den nacht te slechten. De overste De St. Just kreeg de opdracht het detachement, met de slechting belast, te dekken door eene demonstratie in de richting der vijandelijke voorposten. Om 4 uur 's ochtends keerde hij terug zonder een schot te hebben gelost ; het fort Dufalga was vernield. 22 Maart viel eindelijk de dooi in na eene aanhoudende vorst sinds 15 Februari. Naar aanleiding der verontrustende praatj es, die in Den Helder de ronde deden, (de admiraal zou met de bezetting der fregatten Meuse en Issel de stelling verlaten, de vloot verbranden e.d.) begaf zich op 23 Maart eene deputatie, bestaande uit den maire Van Westerholt met den baljuw Van Herwerden en den predikant De Koning naar Lasalle, waar Ver Huell hen spoedig gerust stelde. Daar het beleg nog zes weken moest worden gerekt, werd eene inspectie over de levensmiddelen gelast onder den commissaris- ordonnateur der marine De Prigny. Dit onderzoek wees niet alleen een diefstal van 28 vaten vivres uit, welke in Den Helder werden ontdekt en in beslag genomen, doch tevens bleek het gezouten vleesch en spek, voor Lasalle bestemd, bedorven. Er waren nog voor vier maanden levensmiddelen voorradig, als het gewone ration werd gehandhaafd, en voor vijf maanden als dit werd verminderd. Het eenige water in den grooten regenbak van 't fort bleek met zoutwater verontreinigd en ondrinkbaar ; het grachtwater aan de zijde van Huisduinen werd nu onder- zocht en bij filtratie geschikt bevonden voor koken der spijzen. Ver Huell gaf zelf weer het goede voorbeeld door nooit anders dan dit water aan zijne tafel te gebruiken ; een groot aantal watervaten, gevuld met putwater uit Huisduinen, werden naar Lasalle overgebracht. Op uitnoodiging van het ministerie van marine verzocht de maire den admiraal den nen Maart het kustvuur op het Kijkduin te mogen ontsteken, wat onder bepaald voorbehoud werd toegestaan 1). 1) Deze voorwaarden luidden o. a.... �en condition formelle, qu'on ne le fera point servir h guider les batiments de guerre anglais, pour diriger une attaque sur ce point ou pour tenir en allarme les fortifications du Helder par des apparitions sans autre fin, ni pour y faire entrer des lAtiments pen 7 DECEMBER 1813-4 MEI 1814. 167 De gelden, door den overste De St. Just te Alkmaar gelicht, waren evenzeer uitgeput als de leening van 20.000 francs, die de admiraal den Ten Januari had uitgeschreven onder de bewoners van Den Helder en Huisduinen in wissels op de Fransche ministeries van oorlog en marine, waarvoor hij zijne eigen midde- len had borg gesteld ; zij was bij gebrek aan vrijwillige inteekening den 13en Januari verplichtend onder bepaalde ingezetenen omge- slagen en werd later geheel afgelost. Een cijferbrief van den commandant van het berende Naarden, dd. 22 Maart bij de vijandelijke voorposten gevonden op een spion Muller, toont hoe zorgvol de toestand der geldmiddelen binnen Lasalle was. Den Ten April zond generaal De Jonge andermaal een parle- mentair naar de voorposten met eene hernieuwde opeisching. Hij schilderde den zegevierenden opmarsch der Verbondenen naar Parijs en de ellende van verdere voortzetting der blokkade voor bezetting en burgerij. De eisch van krijgsgevangenschap der geheele bezetting deed echter den 8en April Ver Huell ant- woorden �de preferer plutOt toutes les rigueurs d'un siege, ayant les forces en main pour se defendre, que de se soumettre a des conditions, dont on ne connait point les fins". Schril staken de sombere berichten van den generaal De Jonge of tegen de heugelijke tijdingen uit Frankrijk, die met kanon- gebulder waren begroet. Opden Ben April gelastte de Souvereine Vorst den generaal De Jonge om den admiraal Ver Huell in kennis te stellen met de declaratie van 31 Maart 1814, door Alexander den keizer aller Russen namens de Bondgenooten uitgevaardigd aan de Parijzenaars. Daar Lodewijk XVIII was uitgeroepen tot koning van Frankrijk, werd �den admiraal en zijn garnizoen voorgeslagen met hunne bagagie naar hun Vaderlandt te retour- neren, op voorwaarde, dat zij de zaak van hunnen nu weder herstelden wettigen Souverein zullen dienen". Hierop antwoordde Ver Huell den lien April : �Le Prince, Votre General en Chef, ne pent pas avoir eu l'intention d'humilier de braves militaires. . . . dant la nuit par voie de surprise ... le feu sera sous la surveillance directe du commandant du fort Morland. Personne que le gardien ne s'approche pendant la nuit du feu, on tirera dessus sans aucune consideration, le feu etant a porter du fusil du fort Morland". 168 DE ONDERHANDELINGEN it dolt etre pen�tr�, qu'il n'y a point de crime plus ignominieux pour tout soldat, que de trahir son Souverain, et un heros, qui les a conduits a plus de cent victoires. Les garnisons des Forts du Fielder seraient l'une et l'autre, s'ils acc�daient a cette pro- position". Intusschen had de S. V. den generaal bevolen, de aan- geknoopte onderhandelingen met kracht voort te zetten en inge- val de admiraal bleef weigeren de gestelde voorwaarden aan te nemen, hem bovendien te veroorloven, wapenen en paarden volgens het effectief getal der troupes met twee gemonteerde veld- stukken mede te voeren. Zoodoende kwam de generaal den 12en April andermaal op zijne voorstellen terug, waarop Ver Huell den volgenden dag in veel gematigder termen dan den lien antwoordde. Vooral na aankomst van zijn broeder Alexander, burgemees- ter van Doetinchem, met berichten van buiten, genoegzaam over- tuigd dat het oogenblik van onderhandelen was gekomen, stelde Ver Huell den generaal nu voor, twee hoofdofficieren of te vaar- digen ter opheldering van nog twijfelachtige punten, die zich beter mondeling dan schriftelijk lieten behandelen. Tevens schijnt hij op dien datum Z. K. H. te hebben verzocht een vertrouwd officier naar Parijs te mogen zenden, waartegen echter volgens schrij- ven dd. 23 April van den commissaris-generaal van oorlog aan den ven dd. 23 April van den commissaris-generaal van oorlog aan den generaal De Jonge bezwaren bij den Souvereinen Vorst bestonden. Schriftelijk den 24en April aan den schout bij nacht May, en mondeling aan Van Westerholt uitte Ver Huell den wensch, den S. V. persoonlijk te kunnen spreken. Twee brieven van den maire dd. 13 April, van welke de laatste de toestemming des admiraals tot vrije vaart door 't Texelsche zeegat introk, die bij den eersten eenige uren te voren was verleend, toonden hoe weinig de krijgsraad de zienswijze van den stellingcommandant deelde. De onderhandelingen. (15 April-3 Mei 1814). Den 15en April werden in 't Zand de onderhandelingen ge- opend tusschen de luitenant-kolonels Francke en De Foucauld aan Fransche en den generaal De Jonge, bijgestaan door den schout bij nacht May en den kolonel Norman Mac-Leod, corn- 15 APRIL-3 MEI 1814. 169 mandant van het 15e bataljon infanterie van linie, aan Nederland- sche zijde. De bezetting toonde zich tegen alle verwachting be- reid Lodewijk XVIII als koning van Frankrijk te erkennen, doch verlangde harerzijds le een voorschot van f 120.000 tot betaling der achterstallige soldijen, en 2e nadere toestemming ter capitulatie door de nieuwe Fransche regeering. Ten teeken der openstelling van de vrije vaart zou, na machtiging door het nieuwe Fransche gouvernement, eene witte vlag op het Kijkduin wor- den geheschen. Bij resolutie dd. 16 April werd de commissaris-generaal van financien gemachtigd, de gevraagde som ter beschikking van den generaal te stellen, aan wiens beleid verder werd overgelaten, hiervan een zoo zuinig mogelijk gebruik te maken. De S. V. verlangde zijnerzijds de sluicing eener behoorlijke overeenkomst, waarbij binnen den kortst mogelijken tijd de overgave van vloot, forten en toebehooren zou worden geregeld. Van de vergunning des generaals tot aanvoer van ververschingen voor zieken en verlichting der briefwisseling met 't binnenland werd weldra schromelijk misbruik gemaakt, wat tot rechtmatige klachten van Nederlandsche zijde bij Ver Huell leidde. Voorloopig bleef op last van den commissaris-generaal van oorlog J. H. Mollerus de blok- kade gehandhaafd. De kapitein-luitenant ter zee Noy werd door generaal De Jonge met instruction op Texel gedirigeerd om approviandeering der stelling van deze zijde te beletten, daar men in Amsterdam tal van vaartuigen met voorraden gereed maakte, meenende dat de overgave der stelling reeds eene be- klonken zaak was. De voortzetting der blokkade gaf echter tot onrust onder de bezetting van Den Helder aanleiding, waaroin Ver Huell ter afleiding deed voortwerken aan de fortification en o. a. de munitie op de bastions bomvrij liet opstellen. Niettegenstaande de admiraal nog den Then April op het aan- bod van den commissaris-generaal Mollerus : �een vertrouwd officier naar den Haag te zenden om zich aldaar te overtuigen der plaats gegrepen gebeurtenissen" had geantwoord : �Je crois inutile d'exp�dier quelqu'un a la Haye, je ne doute aux nou- velles, que S. A. R. a fait parvenir officiellement", werd op aan- dringen van den krijgsraad de commissaris-ordonnateur De Prigny hiermede belast ; deze keerde den 20en April terug met bevesti- 170 DE ONDERHANDELINGEN ging der voor de Franschen meest sombere berichten. Op den 21en April werd daarop onder saluut van 21 schoten de Fransche driekleur verwisseld tegen de witte vlag der Bourbons 1) en de witte kokarde in 't fort op de hoeden geplaatst. De admiraal schilderde in eene treffende redevoering de gebeurtenissen, die tot deze verandering hadden geleid. Twee Fransche hoofdofficie- ren werden naar den generaal De Jonge gezonden om dezen met het gebeurde in kennis to stellen. In Den Helder werd met nationals kleuren gevlagd en oranje gedragen, wat evenwel door den maire vooralsnog werd verboden. Op den 22en April bracht de generaal een bezoek to Lasalle. Bij zijne aankomst in Den Helder wapperden alom Nederlandsche en Oranjevlaggen , de burgerij, met oranje getooid, ontving hem zeer geestdriftig. Op verzoek van den maire maande generaal De Jonge de bewoners in eene toespraak tot rust en kalme afwachting aan. De Fransche bezetting bleef binnen de forten geconsigneerd, daar reeds door enkele burgers op de sol- daten was geschoten. De onderhandelingen tusschen beide be- velhebbers leidden tot eene ontwerp-conventie, waarover het gevoelen van den krijgsraad nader zou worden gehoord. De generaal schreef 22 April aan. den commissaris-generaal van oorlog : �Voor zooverre ik 't fort Lasalle gezien heb, is dit alles van een zeer groot gewicht en verre boven mijne verwachting". De sterkte der bezetting bedroeg 975 man en de bewapening 315 vuurmonden, sommige ter waarde van f 10.000. Daar de bezetting den eisch handhaafde, een officier naar Frankrijk to zenden ter overreiking eener akte van adhaesie aan de Fransche regee- ring, werd hiermede op 23 April de overste De St. Just belast. Na een oponthoud van 8 dagen in Den Haag, kreeg hij toestem- ming zijne reis to vervolgen ten einde het Fransche gouvernement orntrent den stand van zaken in Den Helder voor to lichten, mach- tiging tot capitulatie to verzoeken en de plaats van ontscheping der bezetting in Frankrijk to regelen. Eerst den 25en April bereikte het antwoord op de ontwerp-con- 1) Op de vloot had men de Fransche driekleur wel gestreken, doch gewei- gerd deze te vervangen door de Bourbonsche vlag, daar de H.ollandsche zee- officieren niet wenschten te commandeeren onder de Fransche koningsvaan. 15 APRIL-3 MEI 1814. 171 ventie van 22 April het Nederlandsche hoofdkwartier in den vorm eener tegen-conventie, die volgens generaal De Jonge �vele nieuwigheden en zelfs door mij afgewezen pointen" bevatte. Die �nieuwigheden" waren : de bevoegdheid voor den admiraal Ver Huell om de plaats van ontscheping der bezetting in 't oude- Frankrijk te bepalen ; betaling aan de aanneiners der vesting- werken van 't verschuldigde over 't jaar 1813 (een aanzienlijk bedrag !); het recht voor alle geboren Nederlanders der bezetting, zonder vervolging om politieke redenen naar hunne haardsteden terug te keeren ; handhaving der officieren in hunnen rang, hunne gelijkstelling met hen, die gedurende de overheersching Frankrijk hadden gediend en uitbetaling hunner achterstallige tractementen. De �afgewezen pointen" handelden over vervoer naar Den Helder van allen die zich tegen hunnen wil in Neder- land bevonden, ten einde zich met de bezetting naar Frankrijk in te schepen, overgave der bescheiden van de Fransche sche- pelingen aan in Nederland achter te blijven Fransche kwartier- meesters en uitbetaling van particuliere gelden der Fransche officieren berustende in de �caisses des invalides de la marine et des gens de mer". De eisch om de brik le Genie, in Frankrijk gebouwd en uitgerust, te behouden en te voorzien van een maand vivres, werd in gunstige overweging genomen. Bij deze tegen- conventie was door den admiraal een begeleidend schrijven gevoegd, waarin o. a. stond te lezen : �Je ne d�sisterai point sur celui (le d�sir) de laisser la facult� a tous les Francais, qui se trouvent contre leur gre en Hollande, par suite du changement de gouvernement, de retourner avec les garnisons en France, ni de celui qui traite l'int6ret des officiers Hollandais qui ser- vent sous mes ordres". Deze toon werd Ver Huell aan Neder- landsche zijde vrij kwalijk genomen. De regeering was overi- gens van oordeel dat de voorstellen der tegen-conventie geen beletsel voor capitulatie der stelling mochten vormen, daar der- gelijke kwesties niet behoorden geregeld te worden bij over- eenkomst tusschen twee bevelhebbers, doch bij tractaat tusschen de wederzijdsche regeeringen. Daar �de staat der onderhandelingen geheel van gedaante was veranderd", werden deze den 25en April door generaal De Jonge afgebroken; de wapenstilstand bleef gehandhaafd doch de 172 DE ONDERHANDELINGEN aanvoer van levensmiddelen en het verkeer met 't binnenland werden geschorst. Hierdoor achtte de bezetting zich verongelijkt, daar ze, als aanhangers der Bourbons, meende te behooren tot eene bevriende natie. Hunne klachten bereikten den generaal bij schrijven van Van Westerholt dd. 27 April, waarop Ver Huell kennelijk invloed had uitgeoefend. Hierop antwoordde generaal De Jonge o. a.: �Het garnizoen van Lasalle schijnt volgens Uwe vermelde in de meening te zijn, dat men van de hande- lingen aan deze zijde de rekenschap aan hunne officieren ver- schuldigd zoude wezen; zulks is eene grove dwaling". Den 27en April berichtte de generaal den stelling-comman- dant officieel het weigerend antwoord der Nederlandsche regee- ring op de tegen-conventie van 25 April, waarop Ver Huell den 28en zijne handelwijze aldus rechtvaardigde : . . . ,,Ne s'agissant de part et d'autre que des projets je n'ai trouv� aucun incon- de part et d'autre que des projets je n'ai trouv� aucun incon- venient d'y ins�rer ces articles . . . je suis bien loin de pre- tendre a prescrire au Prince-Souverain la bienveillance pour ces officiers it est naturel qu'un Chef s'inthesse pour des braves gens qui ont servi avec taut d'honneur sous ses ordres". Verder vervolgde hij : �Je me soumets entierement a la decision des deux gouvernements sur le mode d'evacuation des garrisons de ce point du pays, si telle dolt etre la decision, et nous atten- drons avec patience les resultats". drons avec patience les resultats". Den 29en April vond op voorstel van Ver Huell eene nieuwe samenkomst plaats te Kleine Keet, tusschen beide meergenoemde Fransche hoofdofficieren, den kolonel Norman Mac-Leod en den brigadier ter zee Wolterbeek. Beide laatsten hadden besliste bevelen ontvangen zich met geene onderhande- lingen in te laten, doch den geest der Fransche bezetting uit te vorschen. De Fransche stafofficieren verklaarden, dat zij en de krijgsraad �volkomen ignorant waren van de termen, door admiraal Ver Huell gebruikt (�Je ne d�sisterai point sur" etc.), dat indien men zulks had geweten, hetzelve geen plaats 'zoude gegrepen hebben en dat men die termen niet moest aanmerken, als in een onmiddellijk verband met de conventie te staan". Zij verklaarden zich overigens alleszins bereid tot onderhandelen en vertrouwden �dat het Gouvernement wegens de soldijen en een convenabel transport te water billijke schikkingen zouden 15 APRIL--3 AIEI 1814. 173 willen maken en het garnizoen zoo mogelijk in hun volkomen gebrek aan vleesch (hetgeen zij ��nmaal in de week bekomen) zouden willen voorzien". Volgens hen werd in Den Helder alge- meen oranje gedragen. Onder dagteekening van 29 April stelde de commissaris-gene- raal van oorlog den generaal De Jonge in kennis met de over- eenkomst door de Verbondenen op 23 April te Parijs gesloten. Tien dagen na dato moesten dientengevolge de plaatsen, forten en militaire inrichtingen in Nederland door de Franschen wor- den ontruimd. De majoor Nacquart, door de Fransche regeering benoemd tot commissaris bij de ontruiming der stelling van Den Helder en der vesting Naarden, kwam reeds in den avond van 29 April in Den Helder aan met de officieele manifesten van Napoleon's val en de bevelen tot ontruiming der stelling. Generaal De Jonge werd benoemd tot gevolmachtigde der Nederlandsche regeering, terzijde gestaan in technische aange- legenheden door de kapiteins der artillerie Kellner en Gueriot de Betzeaud, den luitehant der genie van Asperen en voor zaken het eskader betreffende door den brigadier ter zee -Wolterbeek. Op den 30en April werd de Oranjevlag in Den Helder gehe- schen en aan de Nederlandsche regeering verzocht eenige belasting- ambtenaren te zenden tot inklaring der binnenvallende schepen. Zondag 1 Mei, 's ochtends om 8 uur, werd bekend gemaakt, dat ieder vrij de Nederlandsche vlag mocht hijschen. De leeraren der verschilleride gemeenten werden uitgenoodigd hunne ge- beden voor den Souvereinen Vorst ten hemel te zenden. Dien- zelfden dag beantwoordde de admiraal het bezoek van den generaal De Jonge aan diens hoofdkwartier in 't Zand. Beide bevelhebbers kwamen Coen in hoofdzaak tot een vergelijk over de voorwaarden van ontruiming der stelling en overgave van het eskader. Omtrent drie punten verzocht echter de generaal alsnog nadere machtiging van zijn gouvernement nl.: toekenning van een geldelijk voorschot aan de bezetting, meevoering van drie stukken geschut en levering van eenige bepaalde transport- middelen. Spoedig daarop werd hij gemachtigd aan de be- zetting een voorschot van f 10.000 te verleenen, waartoe hij kon beschikken over het hem in der tijd verleend crediet van f 120.000. De medevoering van drie stukken geschut werd toege- 174 DE ONDERHANDELINGEN. staan voor zooverre dit betrof stukken van bepaald voorge- schreven typen tot hoogstens 6 pond ; de beschikbaarstelling van transportmiddelen werd aan de bevoegdheid des generaals overgelaten. Tengevolge van de langdurige discussion werden eerst op den 3en Mei, datum waarop de stelling reeds volgens de Parijzer overeenkomst had behooren te worden ontruimd, de convention eindelijk wederzijds bekrachtigd. De generaal De Jonge had zich daartoe op den Zen Mei andermaal naar 't fort Lasalle begeven, waar de onderhandelingen over het mede te voeren geschut en de transportmiddelen werden hernieuwd ; doch ten slotte de over- gave en ontruiming van vestingwerken en eskader in twee over- eenkomsten werden geregeld. De Parijzer conventie bepaalde, dat een nader vredes-tractaat het lot zou beslissen der oorlogs- schepen en maritieme inrichtingen in de oorlogshavens aanwezig. De admiraal bezat alzoo geen besliste bevelen voor overgave van het eskader, terwiejl generaal De Jonge en majoor Nacquart slechts waren benoemd tot commissarissen bij de ontruiming der forten. waren benoemd tot commissarissen bij de ontruiming der forten. De generaal trachtte nu de bezwaren des admiraals te weerleg- gen door er op te wijzen, hoe het bevel tot vertrek der Fran- sche matrozen van zelf eene overgave van 't eskader in zich sloot ; deze echter eischte hiervoor eene afzonderlijke overeen- komst, waarin hij zich ongeveer aldus rechtvaardigt : Daar de bezetting ingevolge de conventie van 23 April 1814 de stelling van Den Helder ontruimt, hierdoor het Texelsch eskader en de maritieme inrichtingen van toezicht worden ontbloot, het vertrek van 't garnizoen de bewaking der schepen noodig maakt en dit niet anders kan geschieden dan door troepen van den Souvereinen Vorst, besluiten de wederzijdsche bevelhebbers tot hetgeen nader in de overeenkomst is vervat. Deze overeen- komst had tot belangrijk gevolg, Coen de latere onderhandelin- gen de verdeeling der oorlogsschepen regelden tusschen Frankrijk en de betrokken nation in reden van 2 : 1, dat �hiervan werd uitgezonderd het Texelsch eskader, welks overgave op den 4en Mei moest worden beschouwd als een voldongen feit". Den admiraal Ver Huell dankt Nederland dus het behoud harer ge- heele vloot. In een zeer vreemdsoortig schrijven dd. 3 Mei herriep het DE ONTRUIMING. 175 Nederlandsche gouvernement plotseling al hare toezeggingen en stelde de conventie van Parijs tot uitsluitende basis van onder- handeling vast. De generaal De Jonge echter, die niets gedaan had zonder voorkennis van zijne regeering, handhaafde de reeds bekrachtigde verdragen. De ontruiming. (4 Mei 1814). Hoewel de admiraal Ver Huell den generaal De Jonge had aangeboden het fort Dugommier reeds 3 Mei door de Neder- landsche troepen te doen bezetten, achtte deze laatste eene ge- deeltelijke overneming om verschillende redenen ongewenscht. In den nacht van 3-4 Mei werden door dronken Fransche soldaten in de forten Lasalle en Morland verschillende zaken vernield en beschadigd. Den 4en Mei, 's ochtends vroeg, marcheerden de Nederlandsche troepen de linie binnen. Om 8 uur voormiddags werden de forten Morland en Dugommier door hen bezet en om 9 uur een detachement infanterie met eenige artillerie naar Lasalle gezonden tot overneming der noodige posten. Om 10 uur 's ochtends liet de admiraal de geheele bezetting aantreden en dankte haar voor hare bewezen diensten, trouw en standvastigheid. Hij vereerde haar een wit vaandel tot vereenigings- teeken op 't veld van eer ; daarbij wees hij haar op de schitte- rendste tijdperken der Fransche geschiedenis. Met vliegende vaandels en slaande trommen trok Ver Huell te paard 's ochtends om 11 uur aan 't hoofd der bezetting uit fort Lasalle. Generaal De Jonge stond aan 't hoofd zijner troepen op eenigen afstand ; beide bevelhebbers bewezen elkaar de militaire eer. De generaal trok daarna het fort binnen, waar de Neder- landsche vlag werd geheschen en gesalueerd. De admiraal ge- leidde de bezetting tot een half uur buiten Den Helder en gaf daar het bevel aan den brigade-generaal Mayer over. Diep ontroerd scheidde hij onder de kreten �Vive l'amiral" van zijne trouwe krijgsmakkers 1). 1) Zij marcheerden ter sterkte van 950 man, vergezeld door 2 Hollandsche officieren via Schagen, Alkmaar, Haarlem en Wassenaar naar Rotterdam officieren via Schagen, Alkmaar, Haarlem en Wassenaar naar Rotterdam 176 DE ONTRUIMING Bij zijn terugkeer in Den Helder had zich eene groote menigte aan den ingang van 't dorp verzameld. Onder de kreten �leve admiraal \Ter Huell, onze redder en weldoener" geleidde de bevolking hem in triomf naar Lasalle, waar hem door generaal De Jonge werd verzocht eene wapenschouwing over de provisio- neele Nederlandsche bezetting te houden, bestaande uit 40 landkozakken, het 15e bataljon infanterie van linie, een detache- ment van het 13e bataljon infanterie van linie en 4 compagnieen landstorm uit Alkmaar. Fen kapitein van den landstorm trad bij die gelegenheid uit om den admiraal namens de ingezetenen van Noord-Holland te bedanken voor het behoud der provincie en de handhaving der rust. De aandoening en geestdrift der inwoners van Den Helder bij het binnenrukken der Nederlandsche troepen is niet te beschrijven. Om half vier 's middags arriveerde de staatsraad-gouverneur van Holland voor het noordelijk gedeelte, Van Tets van Goudriaan, die namens den Souvereinen Vorst eene proclamatie aan de inwoners uitvaardigde. Ook op het eskader werd de Nederlandsche vlag geheschen. De Engelsche oorlogsbrik The British Mare kwam op de reede ten anker ; de commandant, captain Riddle, meldde zich bij den admiraal om hem de verzekering te geven dat in Engeland hem algemeen lof wegens zijn standvastig gedrag werd toegezwaaid ; hij stelde namens zijn gouvernement de brik ter beschikking van Ver Huell. Deze echter dankte voor de hulde, hem door de Engelschen bewezen. Reeds op den Zen Mei had hij zijn adju- dant Rijk naar Den Haag gezonden met een brief aan den commissaris-generaal van marine, waarin hij dezen verzocht den S. V. zijne positie onder 't oog te brengen en Z. K. H. zijne diensten aan te bieden. In afwachting van het antwoord bleef de admiraal met zijnen staf nog twee dagen in Lasalle, waarna hij zich op 6 Mei aan boord van het jacht Boreas inscheepte. In- tusschen gelastte hij zijnen gewezen schipper Matthijsen de brik waar zij 9 Mei een rustdag moesten houden en over Willemstad, via Hooger- heide op 12 Mei Lillo moesten bereiken. Door onvoorziene moeilijkheden te Rotterdam opgehouden, is de marsch aldaar afgebroken; de troepen werden ingescheept en naar Lillo overgebracht. 4 MEI 1814. 177 le Genie gereed te maken voor een overtocht naar Frankrijk. Den 7en Mei kwam het bescheid van Van der Hoop, luidende �dat het van Ewe Excellentie (Ver Huell) en Uwe drie adjudanten zal afhangen, om hetzij ter verantwoording of ter voortzetting van Uwe dienst naar Frankrijk te vertrekken, hetzij, om hier te lande te verblijven, in welk geval Uwe Excellentie en hun alle die wetten te stade zullen komen, welke de veiligheid van stille ingezetenen verzekeren". Dit antwoord bevestigde het bericht van Rijk uit Den Haag, hoezeer men veeleer geneigd was Ver van Rijk uit Den Haag, hoezeer men veeleer geneigd was Ver Huell te verwijderen dan te behouden. Dat hem in Frankrijk eene betere ontvangst werd bereid blijkt uit eenen brief van jhr. mr. H. J. Van der Graaff, dd. 16 April 1814. Deze schrijft : �Ik heb de Franschen hooren zeggen : Nous esp�rons tous, que Mr. Ver Huell sera bien acceuilli par le gouver- nement francais, puisque it le m�rite, et que votre prince ne nement francais, puisque it le m�rite, et que votre prince ne pourrait jamais lui rendre dans sa patrie ce qu'il perdrait en France". De maire van Den Helder betuigde namens de ingezetenen schriftelijk den admiraal dank voor alle goedheid, aan de in- woners bewezen en voor de wijze, waarop hij deze steeds had ontzien. Hij hood Ver Huell de eerste jonge groenten aan uit zijn tuin. Later werden de bewijzen van erkentelijkheid der ingezetenen door eene deputatie van notabelen uit de burgerij mondeling herhaald. Na persoonlijk afscheid genomen te hebben op alle schepen van het eskader, begaf de admiraal zich 9 Mei aan boord van de brik le Genie onder bevel van den lieutenant de vaisseau Des Landes. Door tegenwind opgehouden vertrok Ver Huell eerst op den lien Mei naar Havre de Grace, waar hij door de Fransche autoriteiten met alle eerbewijzen, aan zijnen hoogen rang ver- bonden, werd ontvangen. Met zijn vertrek uit het vaderland eindigt de geschiedenis der Fransche overheersching in de stelling van Den Helder. Gedenkboek. II. 12 ALKMAAR DOOR C. W. BRUINVIS. Alkmaar heeft rijkelijk deel gehad in den druk der Fransche overheersching. Sedert de omwenteling van 1795 was de vroegere welvarende toestand steeds ongunstiger geworden. Door de oorlogen met Engeland kwijnden de takken van nijverheid, die in be- trekking stonden tot scheepvaart, visscherij en handel 1). In- legeringen van troepen stelden de burgerij op zware lasten ; vooral de invasie der Engelschen en Russen en de vele trans- porten en requisition der Bataafsche en Fransche troepen in 1799 vorderden groote opofferingen. Den 26en Juli 1805 was het binnen 2 jaren bij de burgers ingekwartierde aantal militairen gestegen tot 30.000, en daarop volgden tot 4 Augustus nog 23.000. Het was in den tijd der uitrusting eener expeditie tegen Engeland te Boulogne en aan Den Helder ; maar toen deze onderneming tengevolge van oorlogsverklaring door Oostenrijk niet doorging, kwamen den 3en, 4en en 5en September telkens 9000 man van Den Helder terug om een nacht in Alkmaar te verblijven. In 1810, toen de inkwartiering nog alleen op de binnenpoorters (7788 zielen) drukte 2), kreeg ieder daartoe geroepene 19 maal een beurt, meermalen 7 dagen achtereen. Toen Napoleon Den Helder door Spaansche krijgsgevangenen deed versterken, moest men aan deze ongelukkigen op hunnen doortocht steeds hulp 1) Alleen de bierbrouwerij bloeide door den hoogen prijs van koffie en thee. In 1812 gold de koffie f 3 : 3 : �, de joosjesthee f 8 per pond. thee. In 1812 gold de koffie f 3 : 3 : �, de joosjesthee f 8 per pond. 2) De zeer uitgestrekte buitenwijken telden een goede 900 zielen. Eerst sedert October 1811 deelden de bewoners in de inkwartiering, waarvan zij sedert October 1811 deelden de bewoners in de inkwartiering, waarvan zij vroeger tegen eene geldelijke bijdrage � welke zeer traag betaald werd � vroeger tegen eene geldelijke bijdrage � welke zeer traag betaald werd � ontheven waren. ontheven waren. ALKMAAR. 179 verleenen 1). De stad bezat 8 kazernes, plaats biedende voor 850 man, en een militair hospitaal, en moest met 1 Januari 1812 gereed hebben 633 bedden. Plaatscommandant was sedert Maart 1811 de bataillonschef Nicolas Chaudron, ridder van het legioen van eer. De tierceering der staatsschulden, nadat reeds 2 jaren de renten niet betaald waren, was voor vele ingezetenen een ramp en evenzeer voor de stad en de godshuizen, waarvan ook de subsidien bij geldgebrek weggebleven waren. De burgemeester Verschuir berichtte den 8en Augustus 1810 aan den prins-stede- houder Lebrun, dat de stad voor meer dan f 500.000 aan staats- papieren bezat (vermoedelijk met inbegrip der gestichten, van de stad zelf bleek ons niet meer dan nagenoeg f 380.000); en dat de som, uit de publieke kas verstrekt voor het onderhoud der armen, in 1795 f 3000.� bedragende, tot f 46.000 gestegen was, in weerwil der voor de godshuizen beraamde bezuinigingen. De vlottende schulden stegen tot aanzienlijke bedragen, de leveran- ciers wilden aan de stad en de gestichten, de gevangenis inbe- grepen, geen crediet meer verleenen, de weinige contanten werden voor het allernoodzakelijkste gebezigd 2) , de toestand der behoef- tigen was, zooals de onder-prefect Fontein Verschuir den lien Maart 1813 aan den prefect De Celles schreef, ellendig, hunne bedeelingen behoorden drie maal meer te zijn dan men hun kon toeschikk en. Het burgerweeshuis en het R.K. weeshuis hadden elk meer dan 100 kinderen, het gasthuis gemiddeld 40 zieken to ver- 1) De Alkmaarders moeten in weerwil van geldheffingen, ti�rceering, in- kwartiering en kwijning der bedrijven nog al wel bij kas of zeer liefdadig zijn geweest. Zij lieten zich bij rampen gansch niet onbetuigd. Zoo offerden zij in 1807 aan Leiden f 4333 : 15 : � (de stad zond 2000 ponden kaas), in 1809 aan de watersnoodlijdenden langs de rivieren meer dan f 4000. De leden der Hervormde gemeente brachten verscheidene duizenden bijeen, om de zeer verachterde diaconiekas in staat te stellen hare bedeelingen vol te kunnen houden, en sedert het laatst van 1812 stelde de burgerij een commissie uit de verschillende gezindten in staat om de behoeftigen elken winter van warme spijs te voorzien. 2) Wat de stad aangaat schreef de maire 13 Mei 1811 aan den onder- prefect, dat hij alle betalingen geschorst had (Deze brief is niet in het copieboek opgenomen). 180 ALKMAAR. zorgen. Nog 31 December 1813 bedroegen de vlottende schulden van de stad over de jaren 1807-13 f 44.939, van het gasthuis over 1808-13 f 10.331, van het burgerweeshuis over 1809-13 f 21.017, van het R.K. weeshuis over 1807-13 f 4440. Sedert het najaar van .1811 moesten de regenten van het burgerweeshuis voor hunne verpleegden hier en daar een onderkomen zoeken, omdat hun gesticht was in beslag genomen voor militair hospitaal. De heeren Cuvier en Noel gaven in hun rapport over het onderwijs in de zgn. Hollandsche departementen hunne bevreem- ding te kennen, dat de Latijnsche school in een stad van 8000 zielen, in eene landbouwende en om haar rijkdom bekende streek, slechts 3 leerlingen telde 1) , de stads-armenschool was in een uitmuntend lokaal (de voormalige kerk der Friesche doopsgezin- den) geplaatst, maar haar bestaan werd bedreigd bij gebrek der f 1000, welke zij jaarlijks behoefde. Voor de handelaars in bouwmaterialen en de ambachtslieden was het een slechte tijd, want er werd meer gesloopt dan ge- bouwd. Menig huis stond onverhuurd en vele perceelen, waar- onder enkele kapitale werden afgebroken sedert zulks vergund was, indien men de grondbelasting tot 1818 vooruit betaalde. Van de vele tabaksverkoopers mochten slechts 4 hun bedrijf als debitanten der keizerlijke regie voortzetten. Maire der stad was sedert October 1811, toen zijn voorganger mr. Gijsbert Fontein Verschuir 2) tot onder-prefect bevorderd werd, mr. Nanning van Foreest van Petten, commissaris van politie sedert Mei 1811 P. Speet 3), in September 1812 vervangen door J. T. Boogaard, en commandant der nationale garde, welke in 1812 de gewapende burgermacht vervangen had, Frits Van de Graaff, hier van 's-Hertogenbosch gekomen, broeder van mr. 1) Zulks was na de zomer-vacantie van 1811; overigens beliep het aantal leerlingen tijdens de Fransche heerschappij slechts 5 a, 6. 2) Deze had als maire en aanvankelijk als onder-prefect een veeleischend en moeilijk te voldoen chef in den graaf De Celles, zoodat hij meermalen verzocht van zijn ambt ontheven te worden , later werd hun onderlinge ver- standhouding beter. 3) De plaatscommandant liet dezen in Augustus 1812 naar de gevangenis brengen, zich door hem miskend achtende , de commissaris hervatte, op raad van den onder-prefect, echter zeer spoedig zijne functie. Mr. GYSBERT FONTEIN VERSCHUIR. NAAR EEN STEENDRUK VAN J C. ELINK STERK. EEN STEENDRUK VAN J C. ELINK STERK. ALKMAAR. 181 Hendrik Jan, die lid der rechtbank en behuwdbroeder van den onder-prefect was. Zij bestond uit eene compagnie grenadiers en eene compagnie jagers, elk met 4 officieren en 50 a 60 onder- officieren en manschappen. Behalve het contingent voor het leger had de stad eerst 12, daarna steeds 42 kanonniers-kustbe- waarders te leveren bij eene der 2 compagnieen aan Den Helder. Den 15en April 1813 gaf de maire aan den onder-prefect de namen op van 11 jongelieden, die in de termen vielen om garde d'hon- neur te worden ; aan Gualtherus Jan De Raadt, Willem De Raadt, Hendrik Adriaan Daey en Willem Speelman werd den 29en per deurwaarder beteekend, dat zij op de lijst der gardes van het arrondissement gebracht waren. Al spoedig na zijne benoeming moest Van Foreest ervaren hoe weinig zelfstandigheid een maire bezat. Toen in October het voor de straatverlichting te karig toegestane bedrag ver- bruikt was en twee menschen door de nachtelijke duisternis ver- dronken waren (een derde kwam met een nat pak vrij), deed hij in de Alkm. Courant van den 28en een beroep op de inge- zetenen om zich te vereenigen ten einde voor de verlichting zorg te dragen, waartoe hij de oude lantarens weder zou doen plaatsen. De onder-prefect zond hem namens den prefect den Zen November een geduchten uitbrander wegens deze zonder voorafgaande vergunning gedane publicatie. In 1811 vielen 's avonds straatgevechten voor tusschen burgers en het personeel van het militair hospitaal, maar, hoe gehaat de conscriptie en de douanen ook waren, van eenig verzet tegen de Fransche wetten en overheden is ons niets gebleken. Gehoor- zaam aan het bevel, illumineerden de ingezetenen hunne huizen voor de keizerlijke feestdagen en zegepralen, baden en dankten de pastoors en predikanten in de kerken voor 's Keizers gezin en overwinningen 1), en stelde de municipale raad den 18en Januari en den glen October 1813 adressen vast ter betuiging van trouw aan den heerscher van het rijk. 1) Ds. 0. Porjeere mocht in den dankstond op '13 Juni 1813 voor de over- winning bij Wurschen (Bautzen) niet voorgaan. Was het wellicht zijn beurt winning bij Wurschen (Bautzen) niet voorgaan. Was het wellicht zijn beurt op den 23en Mei geweest om voor die te Liitzen te danken en had hij toen op den 23en Mei geweest om voor die te Liitzen te danken en had hij toen niet aan de verwachting voldaan ? 182 ALKMAAR. Alkmaar schijnt reeds voor het begin der omwenteling, toen de Franschen hunne krijgsmacht naar de versterkte plaatsen te zamen trokken, door de bezetting verlaten te zijn. Ook de Fran- sche ambtenaren, de geemployeerden der registratie (ontvanger Letteron) en enkele van het octrooi uitgezonderd, zochten eerlang een goed heenkomen, maar de plaatscommandant Chaudron bleef een goed heenkomen, maar de plaatscommandant Chaudron bleef nog het keizerrijk vertegenwoordigen. In den avond van Dinsdag, 16 November, begon men hier en daar �Oranje boven !" te roepen, maar de minste aanmaning was genoegzaam om zulks te doen ophouden. Den volgenden dag echter, toen het juist koemarkt en de stad met landlieden opgevuld was, veroorzaakte de komst van eenige met oranje getooide Langedijker groenteschippers, die, van Amsterdam terug- keerende, door het Luttik-Oudorp voeren en van den daar uit- keerende, door het Luttik-Oudorp voeren en van den daar uit- gebroken opstand verhaalden, hier en daar beweging. Vele land- lieden en schippers sierden zich met de geliefde kleur, welke hier en daar te koop gehangen werd. De maire vaardigde er een scherp verbod tegen uit en zond afdeelingen der nationale garde uit om het te beletten en de ontstane opgewondenheid te stillen, vooral buiten de Boompoort bij �het Schelvisehje", waar eenige varensgezellen zich vrij luidruchtig aanstelden. eenige varensgezellen zich vrij luidruchtig aanstelden. Hij had, aangezien op het budget niets voor de nachtwacht was toegestaan, zich verplicht gezien haar met het einde van Juni of te scliaffen, zoodat hem slechts 4 politie-agenten voor de handhaving der orde gebleven waren. Uit hoofde der heer- schende onrust machtigde de onder-prefect hem den lien Novem- ber om de stille- en klapwacht weder van wapenen te voorzien , hij deed dadelijk de pieken afgeven, maar de sabels waren met de voorhanden geweren door den heer Van Vladeracken naar Amsterdam gezonden. De onder-prefect, vergezeld van een paar vertrouwde vrienden, beijverde zich persoonlijk om het te koop hangers en dragen van oranje te doen ophouden en hij onder- vond daarbij geen verzet , bovendien verzekerde hij zich van de ordelievende gezindheid der kaas- en turfdragers en hij gelastte den lien den hoofdontvanger W. C. P. Van Rappard om zonder den lien den hoofdontvanger W. C. P. Van Rappard om zonder zijne speciale vergunning geene betalingen of overstortingen te doen. De te Utrecht zijnde prefect keurde dit niet goed en beval de aanwezige gelden, zoo niet geheel dan ten minste grooten- de aanwezige gelden, zoo niet geheel dan ten minste grooten- ALKMAAR. 183 deels, aan den onder-prefect De Wit over te maken , maar Ver- schuir oordeelde hieraan niet te moeten voldoen. Ook gelastte hij den �receveur particulier" van het arrondissement M. A. Daey om voort te gaan met de ontvangst der stortingen van zijne onderhoorigen, maar niets te betalen zonder machtiging van hem onder-prefect. Hij achtte zich hiertoe gerechtigd, omdat dadelijk na de bewegingen te Amsterdam en bet vertrek der hooge autori- teiten van daar de betalingen uit de departementale kas waren opgehouden, en hij dus zonder middelen was voor het onderhoud van het militair hospitaal en de gevangenis, waarin zich 160 boosdoeners bevonden. Den 20en verleende de secretaris-generaal, belast met de functien van den afwezigen prefect der Zuiderzee, goedkeuring op dezen maatregel. Den 18en ontving de maire van den onderprefect eene notificatie, waarbij, uit overweging dat, zoo te Amsterdam als in verschei- dene andere plaatsen het dragen van oranje of uitdrukkelijk vrij- of oogluikend toegelaten was, den inwoners, ten einde alle partij- schappen en oneenigheden zooveel mogelijk tegen te gaan, aanbevolen werd zich de oranjekleur aan te schaffen en die openlijk te dragen , echter had de maire te zorgen, dat niemand eenige overlast werd aangedaan, geen oproerige kreten aan- geheven, geen vlaggen uit torens gestoken of aanstootelijke vreugdebedrijven aangericht werden 1). Terwijl de nationals garde aan de hoofdwacht in 't geweer stond, werd deze notificatie 1) In de later te noemen Memorie van defensie van G. A. 1)e Lange wordt gezegd, dat deze bekendmaking sedert teruggenomen en in de archieven nooit te vinden geweest is. Ten onrechte: een in plano gedrukt exemplaar is ge- bonden bij de ingekomen stukken en een tweede nog afzonderlijk in het gemeente-archief aanwezig. Wat de houding van den onder-prefect in deze betreft is opmerkelijk hetgeen de secretaris-generaal van het dep. der Zuiderzee J. De Stuers schreef aan den minister van binneni. zaken, graaf De Mon- talivet: 19 Nov. Men heeft oranje-kokardes gedragen te Alkmaar en Hoorn. De onder-prefect van Alkmaar verzekert mij alle oproerige kleuren te hebben doen wegnemen, en heeft het dragen ervan verboden tot de wetten ze ver- (=fund zullen hebben; 20 Nov. De onder-prefect te Alkmaar is in functie ge- b bleven en verzekert mij het vast voornemen te hebben zich zoolang als Fransch ambtenaar te beschouwen tot het geweld of de wetten hem ontslaan; 21 Nov. De onder-prefect van Alkmaar houdt zich flunk in de hoofdplaats van het arrondissement ; hij is tot de tanden gewapend en verzoekt mij zijne 184 ALKMAAR. afgekondigd. Zij was, zooals de onder-prefect aan den admiraal Ver Huell, wien hij een exemplaar toezond, den 24en schreef, door voorzichtigheid, door den drang der omstandigheden geboden, ten einde de plannen der lieden die den regeeringsvorm wilden omverwerpen te doen mislukken. �Je suis silr � voegde hij er bij � que je ferai 6-ter la couleur au premier jour que jQ croirai qua., la prudence puisse le permettre." Geen partij kiezende, bevredigde hij dus niet hen die wilden doortasten of, zooals een 's morgens aan de waag geplakt gevonden versje het geuit had, meenden dat men al voor goed met de Franschen gebroken en de zelfstandigheid herkregen had 1). Het personeel der recht- bank gaf nog den 18en November schriftelijk kennis, dat het gemeend had zich aan den verordenden maatregel te moeten onderwer- pen, maar zijne gevoeligheid niet te moeten verbergen, dat die genomen was zonder eePige de minste medewerking van, ten minste zonder dadelijke officieele kennisgeving aan de judiciaire autoriteiten. De gisting verminderde niet, doch omtrent 20 uit Groningen en Friesland over de Zuiderzee gevluchte gendarmes, die hier 's namiddags kwamen, werden niet gemoeid en behoorlijk ver- pleegd. De commandant der stad vond niettemin 's avonds ge- raden, den onder-prefect en den maire te berichten, dat hij voor het oogenblik haar moest verlaten, namens den generaal Moli- gehechtheid aan Frankrijk te betuigen ; 22 Nov. De onder-prefect te Alkmaar... . schijnt vol ijver voor onze zaak. Hoe de Franschen over Fontein Verschuir dachten, leeren wij uit een brief van den directeur-generaal van politie te Amsterdam Devilliers Duterrage aan den minister van politie Savary, d.d. 1 Juni 1812: �De vrees van zich verdacht te maken door het aannemen van betrekkingen uit de hand van het Fransch gezag kwelt hen, en er 'zijn, b.v. de onder-prefect van Alkmaar, die te dien opzichte de voorzorgen zoover drijven van luide te verkondigen, dat zij zich slechts met de ambten hebben belast opdat die niet aan Franschen zouden toevertrouwd worden, maar niet minder gehecht blijven aan hun oude partij". En uit een anderen brief van den gouverneur-generaal der Hollandsche departementen Lebrun aan den Keizer, dd. 24 April 1813: �wij hebben te Alkmaar een bekwaam en goed aangeschreven onder-prefect, die gevaarlijk zou zijn indien hij ons niet verknocht ware". 1) De rijmer was C. G. Van Genderen, tweede commies van het tweede bureau van den burgerlijken stand. ALKMAAR. 185 tor bijstand verzoekende voor de Franschen die daarom zouden vragen en voor het vervoer hunner goederen, en de hier ach- terblijvende Fransche zieken recommandeerende. 's Nachts ont- deden de notarissen, tabaksverkoopers enz. zich, naarmate hunner gezindheid, al of niet van hunne Fransche wapenborden. Bij de kennisgeving van den plaatscommandant nopens zijn vertrek, den 19en ontvangen, was er nog een van dien dag., de komst aankondigende van 200 man, die gekazerneerd moesten worden. Des morgens naar Haarlem vertrokken gendarmes keer- den met dezen troep, die 's nachts Haarlem had moeten verlaten, terug. 't Was het overschot van het 4e batalj on 4e regiment strangers onder den overste De Saint Just en bestond meest nit Pruisen. onder den overste De Saint Just en bestond meest nit Pruisen. Zij werden ontvangen door de drie hoofdbeambten, met Oranje- kokarden op de hoeden en desgelijks den volgenden morgen uitgeleid, toen zij hun tocht naar Den Helder vervolgden, echter zeer in getal verminderd, daar een deel zich in den nacht ver- wijderd had, vooral naar het bosch van Bergen. Zij maakten het land onveilig en bedreigden in genoemd bosch de tot hen, wegens een aanval op twee ruiters, gezonden veldwachters met den dood, indien men hen niet volkomen vrijliet. Den 20en vertoonde zich een veertigtal in de stad en hare omgeving, zeer tot be- kommering van den onder-prefect, die wel twee geweren vermees- terde, maar geen middelen bezat om in hun onderhoud te voor- zien, zoodat zij het door berooving der ingezetenen moesten verkrijgen. De magazijnmeester der oorlogsvivres Debaray verliet den 19en de stad, na den onder-prefect de sleutels en den inventaris te hebben overgegeven. De admiraal Ver Huell wenschte de over- brenging van het magazijn naar Den Helder, maar de onder- prefect berichtte hem den 21e11, niet aan dit verlangen te kun- nen voldoen, omdat hij geen voldoend geleide kon medegeven, en ook omdat hij na de wegvoering onmogelijk in voeding en onderhoud der militaire gevangenen, der zieken in het hospitaal en van zes te Alkmaar aanwezige Spaansche krijgsgevangenen zou kunnen voorzien. Ten gevolge der door de administratie der vereenigde rechten gegeven orders was niet alleen de heffing der landsbelastingen opgehouden, maar ook die der stedelijke impositien, zoodat de 186 ALKMAAR. stadskas den bodem liet zien. De maire kondigde daarom den 19en af, dat, hoe het gouvernement ook mocht heeren, niette- min de belastingen moesten geheven worden, waarom hij, na raadpleging met den onder-prefect, gelastte bij provisie en tot daarin nader door hoogere autoriteiten zou worden voorzien, de stedelijke accijnsen te innen, met vervanging van zulke ambte- naren als zich verwijderd hadden of bleven onthouden. Omdat voor de inning met de zaak vertrouwde lieden noodig waren, stelde hij den volgenden dag eenige personen in requisitie, o.a. den controleur Morel 1) en den hoofdontvanger Van Rappard, de tack van den met andere Fransche employ�'s vertrokken hoofdcontroleur Tiquet opdragende aan het raadslid F. C. W. Druyvesteyn, ontvanger der domeinen en hypotheekbewaarder. Chaudron, die zijn heengaan, wellicht wegens de aanwezig- heid der militairen, nog wat vertraagd had, vertrok den 20en, met medeneming van een kilt geweren, naar Den Helder, nadat hem kennis was gegeven, dat de onder-prefect de nationale garde gemachtigd had de keizerlijke adelaren af te leggen en mede de kokardes op te zetten, ten einde de tamelijk opgewon- den marktbezoekers den volgenden dag geen aanstoot te geven. Genoemde ambtenaar berichtte denzelfden dag den maire, dat hij met groot genoegen ontvangen en bewilligd had het aan- bod van eenige notabele burgers om in tijden van gevaar op te komen en zich onder zijn bevel of dat van den maire te stellen , de laatste verleende ook zijne toestemming en verzocht den heeren W. Schut, J. Van Leeuwen, H. J. Van de Graaff en J. C. Van Veen een inschrijving van vrijwilligers te openers 2) , mede riep hij, wegens het geringe beschikbare aantal nationale gardes 3), 88 leden der oude schutterij op om bij de 2 compag- 1) In het begin van December verklaarde deze, wijl Alkmaar zich aan het nieuwe gouvernement van den prins van Oranje onderworpen had, niet langer zijne betrekking te kunnen waarnemen. 2 ) Volgens Bosscha, Gesehiedenis der Nederl. Staatsomwenteling hebben zich te Alkmaar 35 personen ter bewaring van de rust bijeengevoegd, �waar- onder slechts zes met geweer en wapenen voorzien". 3) De maire gewaagt in zijne aanteekeningen van slechts 50 in dienst zijnden, daarmede ongetwijfeld bedoelende het aantal van een anderdaagsch piket bij eenigen tijd volgehouden wachtdienst. G. A. De Lange zegt, dat ALKMAAR. 187 nieen ingelijfd te worden. Zij werden den 21en ingedeeld, maar toen een twintigtal 's avonds ter hoofdwacht kwam om de nacht- posten te bezetten, liet de kolonel De Graaff hen weder uiteen- gaan, zoodat deze maatregel vooreerst zonder gevolg bleef. De Zaterdagsche marktdag was overigens ongestoord voorbijge- gaan. Under hen, -die ontevreden waren over den gang van zaken en een beslister houding verlangden, stond vooraan de vischaf- slager Geldoif Adriaan De Lange, die tevens kapitein-comman- dant van de grenadiers-compagnie der nationale garde was, een zeer anti-Fransch gezind maar lastig en heftig man 1), die geen slot voor zijn mond droeg. Hij had al vergeefs getracht zijn overste te bewegen om den onder-prefect te overreden de nationale garde tegen de Franschen te doen optreden, en had de Duitschers van het vreemdelingenkorps over willen halen om zich tegen Frankrijk te verklaren, om dus, met vermeestering der in de stad aanwezige wapenen, eene geregelde militaire macht te vormen. Toen den 21en eene ongewone beweging in de straten heerschte en zij, die zich tot nu toe onzij dig gehouden hadden, van hunne gezindheid blijk gaven, stelde hij met de heeren de 2 compagnieen der nationale garde voor den actieven dienst niet sterker waren dan 80 koppen. 't Is evenwel aan te nemen dat de wapenvoorraad ook niet voor het halve aantal genoegzaam was. H. J. Van de Graaff meldt dat men bij het begin der omwenteling slechts '15 bruikbare geweren en zeer weinig scherpe patronen bezat. 1) In 4795 was hij gruttersgezel, zeer omwentelingsgezind en werd hij door den oud-vroedschap G. C. Van Vladeracken, een der leden van het comite-revolutionair, bode gemaakt van het collegie der Uitwaterende Slui- zen; vervolgens adjudant der gewapende burgermacht, �om zijn schreeuwen te stillen", schrijft mr. H. J. Van de Graaff in een brief van 5 December 1813 aan mr. G. Fontein Verschuir. Den 9en Juni 4802 werd hij schout-bij- nacht en 30 December '1803 tevens majoor der stille- en klapwacht, 29 Februari '1808 vischafslager. In zijn nachtelijk ambt, dat faute d'argent eer- lang werd afgeschaft, werd hij in 1810 wegens mishandeling van een nacht- wacht gedurende eene maand geschorst. Bij de Fransche overheid stond hij slecht aangeschreven: reeds den Ten November '1813 liet de prefect De Celles in een brief aan den onder-prefect, aandringende op kalmte en kloekheid en meldende dat bij Wesel een korps van meer dan 40.000 man gevormd werd, zich dus uit: �surveillez les turbulents comme ce M. De Lange". Ge- boren 11 Januari 1773, overleed hij 13 December 1840. 188 ALKMAAR. J. Van Leeuwen, W. Schut, T. H. Blom en J. Groenendijk eene �acte van verbintenis" op, waarbij ieder die haar zou onder- teekenen zich verbond om op het eerste alarm op het plein der Groote kerk te verschijnen. Hij geraakte in twistgesprek met zijn overste, die de kans voor het slagen der beweging slecht en voor hare bevorderaars gevaarlijk achtte, waarop D. L. van oordeel was, dat men maar dadelijk een aanvang moest maken om al wat Fransch of Franschgezind was den nek te breken en dus dezer wraakneming te voorkomen. Dit antwoord gaf Van de Graaff, die al meer met De Lange in botsing was geweest, aanleiding om op eigen hand de nationale garde van alle gehoor- zaamheid aan den kapitein D. L. te ontslaan. Deze ontdeed zich van zijn uniform, om des te vrijer propaganda te gaan maken voor de door hem zoo vurig voorgestane zaak. Hij werd echter den 24en door zijn chef in functie hersteld. Den 9en Juli had de onder-prefect den maire vertrouwelijk aangeschreven, dat de stad, in geval van nood, 40 koeien tegen contante betaling zou te leveren hebben ter proviandeering van het fort Lasalle aan Den Helder. Den 20en November werd eene vordering daartoe ontvangen van den commissaris van oorlog aan Den Helder, dd. 19, waarop de maire, aangezien de meeste eigenaars alhier hun vee op de afgeloopen najaarsmarkt ver- kocht hadden, aan Klaas Kroon te Warmenhuizen opdroeg het vee op de markt te Hoorn te koopen. Een schrijven van den onder-prefect, den 22en ontvangen, bevatte de bedreiging, dat men de koeien, werden zij niet gezonden, zou komen halen. Kroon de koeien, werden zij niet gezonden, zou komen halen. Kroon schreef den 22en uit Hoorn, dat hij ze gekocht had en leveren zou, mits hem de betaling binnen 14 dagen verzekerd werd, waarop hij antwoord per estafette verwachtte , de maire schreef hem weerom, dat, wilde hij zich niet aan de taxatie en betaling van Den Helder onderwerpen, de zaak moest geacht worden niet geschied en de opdracht als vervallen te zijn. Elders in het arrondissement geschiedde op eene algemeene aanschrijving van den onder-prefect de levering, voor zoover die niet op eene mondelinge raadgeving, dat zij thans minder dringende was, achterwege bleef, hetgeen op vele plaatsen het geval was. In den avond van den 22en kwam Anne Gerrit Du Tour, ambtenaar bij de belastingen te Dordrecht, wiens vader mr. Jo- ALKMAAR. 189 han Du Tour te Alkmaar woonde, aldaar aan, medebrengende Haagsche couranten en de proclamatie der heeren Van der Duyn van Maasdam en Van Hogendorp, waarbij, uit naam van den prins van Oranje, alle Nederlanders ontslagen werden van den aan den Keizer gedanen eed, het opvolgen van bevelen der Fran- sche regeering streng verboden, bij provisie het opbrengen der bestaande belastingen en den Hollandschen ambtenaren het blij- yen in hunne betrekkingen geboden werd. Hij vervoegde zich met een en ander, zich voordoende als zendeling van de onder- teekenaars der proclamatie, bij den notaris Michiel Johan De Lange, ouder broeder van Geldolf Adriaan, anti-Franschgezind als deze maar zich minder bloot gevende. Zij spraken of dat, indien deze maar zich minder bloot gevende. Zij spraken of dat, indien de onder-prefect, die den volgenden dag per post de proclamatie zou ontvangen, haar niet afkondigde, zij de crisis, waarin de bevolking verkeerde, tot eene beslissing zouden brengen. Dat G. A. spoedig voor dit voornemen gevonden werd en de aan dezen en genen gegeven couranten hoop en blijdschap verwekten, laat zich denken. Den volgenden dag ontving ook de onder-prefect de procla- matie, maar hij achtte het niet geraden tot de afkondiging over te gaan; niet alleen omdat zij niet vergezeld was van eene aan- schrijving van den prefect, de namen harer uitvaardigers gedrukt en niet geschreven waren en de afkondiging niet gelast was, en niet geschreven waren en de afkondiging niet gelast was, waarover hij dus te 's-Gravenhage bericht verlangde in te win- nen, maar ook omdat de ongunstigste berichten aangaande den gang der omwenteling elkander opvolgden en de voorzichtigheid gebood de bezetting van Den Helder in den waan te houden, dat Alkmaar den Keizer getrouw bleef. A. G. Du Tour, die 's morgens nog met de gebroeders De Lange als hun bondgenoot overlegd had, hield zich op het ontvangen der slechte tijdingen weg en verdween den 24en uit de stad, nadat 's middags het bericht van het weder bezetten van Dord- recht door de Franschen vernomen was. Den 24en scheen de door den onder-prefect geuite vrees voor de gevaarlijke nabijheid van Den Helder zich voor de ingezetenen te zullen bevestigen, toen de hier wonende aannemer van het te zullen bevestigen, toen de hier wonende aannemer van het vervoer voor de versterkingen en hare bewapening aan Den Hel- der J. M. Van Doorn de tijding bracht, dat eene talrijke afdeelin 190 ALKMAAR. koloniale troepen, voorzien van geschut, herwaarts kwam tot op- eisching der in 's lands kassen voorhanden gelden en der bevorens over het arrondissement gedane vordering van 300 koeien, hooi enz. De geestdrift maakte Coen plaats voor schrik en men dacht niet anders of de weerlooze stad zou aan plundering worden prijs- gegeven, doch de zaken schikten zich beter dan men gevreesd had. De naderende krijgsmacht hield te Koedijk stand en de bevelhebber, de luitenant-kolonel De Saint Just, noodigde den onder-prefect schriftelijk uit zich derwaarts te begeven. Hij over- handigde hem een brief van den admiraal Ver Huell van den 23en, inhoudende, dat de oproerige bewegingen te Amsterdam de toezending van geld ter betaling der land- en zeemacht had- den doers staken, waarom hij, tot een buitengewonen maatregel moetende overgaan om te voorzien in de eischen van den dienst, verzocht aan den heer Millet, ontvanger der douanen aan Den Helder, over te dragen de gelden, aanwezig bij den �receveur particulier" en in andere lands-kassen, zulks tegen recepissen onder het visa van den luitenant-kolonel De St. Just, onder zijn bevel hebbende infanterie der marine, artillerie (twee kanonnen) en cavalerie, welke troepen de stad niet mochten betreden en zich van alle geweld moesten onthouden indien aan de vordering voldaan werd. Rekenende dat er alleen van de gemeenten Helder en Huisduinen ongeveer 80.000 fr. bij den generalen ontvanger in kas was, zou er wel genoeg wezen om in de behoeften van het garnizoen van Den Helder en het eskader te voorzien, waar- voor hij omtreeks 500.000 fr. noodig achtte. Voldoende aan het verzoek, begaf de onder-prefect zich naar Koedijk, keerde hij met de beide hoofdpersonen naar de stad en stelde hij hen in staat bij den ontvanger te quiteeren voor ..... fr. 10.970.62 ! � pas den lien was overstorting geschied � slechts f 320 behoudende tot voorziening in de door velen verzuimde of geweigerde be- taling van waakgelden aan remplacanten der nationale garde 1). Den onder-prefect werd den 24en, vermoedelijk door den heer J. Du Tour, overgebracht eene lastgeving van het Algemeen Bestuur der Vereenigde Nederlanden van den 23en, onderteekend 1) Den 25en zond de onder-prefect den admiraal een schrijven ter verkla- ring van het geringe bedrag der kas. ALKIVIA AR. 191 �voor den Heer Van der Duyn en voor mij zelven Gijsbert Karel Van Hogendorp", om de proclamatie te affigeeren en in geheel Noord-Holland te doen proclameeren en affigeeren. Hij schreef den volgenden dag aan Van Hogendorp : dat hij, steeds gehecht aan het Huis van Oranje, niet voor 1803, toen de zaak van dat Huis verloren scheen, in staatsdienst getreden was en zich steeds beijverd had om alles ten goede der bestuurden te keeren ; dat hij, gebonden door zijn eed van trouw aan den Keizer, zich daarvan niet ontslagen kon achten dan door eene macht, sterk genoeg om tegenstand kinderachtig te noemen, of door geheele ontruiming van het departement door de Franschen ; dat hij in moeilijke positie verkeerde door de nabijheid van Den Fielder, en de afkondiging der proclamatie erge gevolgen zou hebben, immers den vorigen dag was een gewapend korps herwaarts gezonden om zich van de kas van den ontvanger meester te maken, had Ver Huell met eigen woorden geschreven, dat bloed- storting het gevolg van ongehoorzaamheid zou zijn, was hij, V erschuir, den troep tegemoet gereden, had hij den commandant overreed niet verder te trekken, niet zonder openlijke spijt van het krijgsvolk, voor een groot gedeelte nit Fransche kolonialen bestaande, �het slegtste schuim van het krijgsvolk hetgeen zich op plundering had gespitst", en slechts met veel moeite door de officieren in toom werd gehouden ; voorts dat het door Ver Huell geeischte approvisionnement meest overal geweigerd werd, zoodat het dagelijks uitzenden van gewapende benden ter requisitie te wachten en het dus hoogst ongeraden, ja ondoenlijk was een stap van overhaasting te doen, welke waarschijnlijk een aantal ingezetenen het leven kosten zou. Ten slotte verzocht hij ernstig voor het overbrengen van lets vertrouwelijks niet weder de hand te gebruiken welke hem de lastgeving had overgebracht. Voor zoover dit schrijven het den 24en gebeurde betreft, verschilt het nog al wat van het hiervOOr gegeven alleszins juist verhaal. het nog al wat van het hiervOOr gegeven alleszins juist verhaal. Ook de maire had dien dag de proclamatie van den 21en van het Algemeen Bestuur en spoedig daarop den schriftelijken last ontvangen om, otider het uitsteken der vlaggen, tot de openbare afkondiging over te gaan. De plaatselijke regeering wist toen inderdaad niet wat te doen : aan den eenen kant dreigde de (later gelogenstrafte) verzekering van den admiraal Ver Huell, dat 192 ALKMAAR. hij de stad ter plundering zou overgeven, zoodra hij de opstands- vlag zag wapperen, aan den anderen kant de opgewondenheid der landlieden, die op den volgenden marktdag lichtelijk met geweld de vlag zouden uitsteken, en de meer en meer klim- mende geestdrift, welke door de terugkomst van naar 's-Graven- hage gereisde personen telkens nieuw voedsel bekwam en zich somwijlen onder de min bezadigde menigte op bedenkelijke wijze zocht te uiten. De geheele grenadier-compagnie werd dus den 26en uit voorzorg aan de hoofdwacht geplaatst, 't geen niet be- lette, dat de boeren luidruchtig hunne ontevredenheid te kennen gaven en enkele schippers namens velen den onder-prefect verlof vroegen de oude driekleur te laten wapperen. Eerst werd dit met aanvoering van redenen daartegen geweigerd, doch ten laatste, toen een grooter menigte zich met krachtigen aandrang deed gelden, voor den accijnstoren toegestaan en wel met een daartoe te verstrekken vlag. Ongelukkiglijk werd een Fransche vlag uitgereikt, met het gevolg dat een opstootje ontstond, het- geen de onder-prefect deed besluiten zijn gezin in het provenhuis van Jutphaas in veiligheid te stellen en de Fransche vlag door eene nationale te vervangen. Ook de maire werd door een honderdtal boeren, die De Lange opgezocht hadden en door hem vergezeld waren, over het plaatsen van de vlag op den toren aangesproken , hij verklaarde aanvan- kelijk dat hij dit niet zou toestaan, maar in het nauw gebracht en door De Lange, die aanvoerde dat men zijne autoriteit moest eerbiedigen, verdedigd, beloofde hij aan het verlangen te zullen voldoen. Van dit voornemen schijnt hij teruggehouden te zijn door den onder-prefect, althans de boeren werden ongeduldig en begonnen de groote klok van de waag te trekken. De onder- prefect, die vergezeld was van den rechter Van de Graaff, den advocaat J. G. De Loches en den notaris M. J. De Lange 1), 1) Deze was 's morgens uit Den Haag teruggekeerd en had, naar zijn broeder Geldolf verhaalt, op de stoep zijner woning tegenover de hoofdwacht staande, de daar verzamelde burgers toegeroepen, dat zij gerust konden zijn, wip het alles wel en zeker Oranje boven was; maar naar laid van een meer geloofwaardigen brief van J. C. Du Tour, van den 27en, aan den Souvereinen Vorst, was hij uit zijn huis gestoven, roepende : �Oranje boven ! Zet den vlag voor den donder op den toren !" De commandeerende officier der grenadiers, ALKMAAR. 193 slaagde er in zulks tegen te gaan, maar teruggaande werd hij door zulk eene dreigende menigte gevolgd, dat hij op den hoek der Houttil- en Langestraten zich verplicht vond stand te houden en de ijveraar8 tot voorzichtigheid aan te manen. Hij verklaarde zooveel voor het Huis van Oranje te zijn als iemand, maar de zaak daarvan nog niet zeker te achten en de orde te moeten handhaven. En op de vraag : waarom hij dan de vlag niet op den toren zette, terwij1 het in het heele platteland reeds gedaan was, zeide hij : �ik verheug mij dat er iemand onder ulieden is die spreekt. Het opzetten der vlaggen ten platten lande is ook door ulieden slecht genoeg gedaan ; ik heb u genoeg gewaarschuwd ; en ik kan u zeggen, dat de generaal Molitor aan mij geschreven heeft, dat hij de plaatsen, die de vlag op den toren hebben laten zetten, zal laten verbranden en uitplun- deren, en dat men bereids het voorbeeld daarvan te Woerden gezien heeft." Hoewel onstuimige kreten van sommigen blijk gaven dat men zijne houding mistrouwde, vonden zijne redenen bij meerderen ingang en kon hij veilig zijne woning bereiken ; dan nauwelijks was hij daar aangekomen, of een aantal schippers, door zijn last om de poorten te sluiten nog meer opgewonden, kwam met on- stuimigen en herhaalden aandrang de vlag voor den waagtoren eischen, hetgeen ten laatste noch toegestaan noch geweigerd maar voor hunne verantwoording gelaten werd. Nu snelde men naar de stadstimmerwerf om de gewenschte vlag te halen, en vandaar naar de waag om haar van den toren te doen wappe- ren. De toegang tot den trap gesloten zijnde, bond een rappe gast, Johannes Douwes, knecht van schipper Brouwer, zich de vlag om het lijf en bestond hij het waagstuk om, ten aanschouwe luitenant G. Van Vladeracken, vragende of hij de stad in oproer wilde bren- gen, wilde hem doen arresteeren, maar de heeren Van de Graaff en Du Tour beletten dit en brachten De Lange bij den onder-prefect, Wien hij den staat der zaken in Zuid-Holland mededeelde, met aandrang om, vermits men overal de vlaggen liet waaien, hetzelfde te doen. Verschuir antwoordde, dat gebrek aan wapenen en ammunitie hem belette te handelen gelijk hij wel begeerde, en dat hij nog niet kon besluiten om aan de bevelen van het provisioneel bestuur te voldoen. De Lange gaf zich gewonnen en hood, ten blijke zijner goede gezindheid, aan om den onder-prefect naar de waag te vergezellen en door zijn invloed bij de boeren het luiden der klok te doen staken. Gedenkboek. 3 194 ALKMAAR. van honderden stadgenooten en vreemdelingen, die hem met spanning gade sloegen, den toren buitenom te beklimmen en het doek aan den stang te bevestigen, hetgeen een langgerekte juichtoon deed opgaan 1). Nu het eenmaal zoover gekomen was, gaf de onder-prefect last 's lands oude vlag ook van de torens van de Groote kerk en het stadshuis te doen wapperen, hetwelk den volgenden dag, tot kennelijk genoegen der boeren, gebeurde. Hoe dit alles hem tegen de borst moest stuiten is op te makers uit een brief aan den graaf Ver Huell, dd. 28 November, ten geleide van een voor den secretaris-generaal waarnemende de functie van prefect bestemd rapport over de hachelijke omstan- digheden, waarin hij en het arrondissement zich bevonden. Zoo ooit de dag van wraak mocht komen, hoopt hij, dat de graaf zich zou willen herinneren, dat het beste deel der bevolking van Alkmaar zich van de ongeregeldheden onthouden had en dat er zelfs niets gebeurd zou zijn, indien het gouvernement daaraan de noodige wapens en ammunitie had willen toevertrouwen. In het rapport werd o.a. vermeld, dat G. A. De Lange, niet ge- slaagd zijnde in zijne pogingen om de nationale garde tot afval te bewegen, zich tot de landbewoners, vooral te Oudkarspel en Scharwoude gewend had, zoodat deze de klok luidden, seinvuren ontstaken en de stad bedreigden. Ook M. J. De Lange werd in dit rapport niet vergeten : deze droeg de schuld van de oproerige beweging, maar was door hem onder-prefect zoo onder handers genomen, dat hij van vrees verbleekte. 1) Douwes was in 1788 te Terkaple in Friesland geboren en overleed 18 Augustus '1866. Bij de viering van het halve eeuwgetijde van 's lands her- stelling was hij de held van het feest, heesch hij de vlag en wimpel op den Waagtoren en werd er geld bijeengebracht om zijn levensavond zorgvrij te ma- ken. 1k heb mij toen vruchteloos beijverd om van zijne klimpartij het juiste te vernemen : men verzekerde, dat hij van den grond of bij den muur opgeklau- terd en over goot en dak ook den geheelen toren beklommen had, terwijl mij waarschijnlijker voorkwam, dat hij den toren eerst halverwege, waar zich de uur- en speelwerken bevinden, gesloten had gevonden en vervolgens buitenom gegaan was. De gevierde 75-j arige liet er niets afgaan van hetgeen men nopens hem geliefde te vertellen, en hij gaf dien overeenkomstig in de A lkm. Courant van 15 November 1863 een verhaal, 't welk, naar ik meen, gevloeid was uit de pen van E. Masdorp. In het stedelijk museum hangt zijn geschilderd portret. JOHANNES DOUWES. NAAR EEN IN 1863 DOOR B G TEN BERGE GESCHILDERD PORTRET in het Ste- deliik Museum to Alkmaar. deliik Museum to Alkmaar. ALKMAAR. 195 Dat hij niet inging op de uitnoodiging der heeren Kemper en Fannius Scholten van den 24en om te Amsterdam over den staat van taken te komen confereeren, zal, het verhaalde in aanmerking genomen, geenszins bevreemden. Hij schreef den 26en, den heer Van Hogendorp reeds kennis gegeven te hebben van de bijzondere omstandigheden waarin hij zich beyond, en te vreezen dat de tot nog toe bewaarde goede orde en rust door zijn vertrek zouden worden verstoord. Van de den 25en te Amsterdam door de commissarissen-gene- raal van het Algemeen Bestuur der Vereenigde Nederlanden na- mens den prins van Oranje uitgevaardigde proclamatie, waarbij geldelijke hulp gevraagd werd voor de verdedigers des vader- lands, te storten in door de overheid aan te wijzen kisten, wer- den bij den onder-prefect en den maire eenige exemplaren ont- vangen. Laatstgenoemde schreef den 29en aan de afzenders, dat de nabijheid van Den Helder en de onmogelijkheid om een militair bezoek van daar tegen te gaan, zooals in de vorige week hier en nog gisteren in De Zijpe gebleken was, hem niet toegelaten hadden om de publicatie alsnog te publiceeren, wilde hij zijne gemeente niet aan de grootste onaangenaam- heden en gevaren blootstellen. Den volgenden dag kon hij echter ander en beter bericht zenden. In den namiddag van den 29en had de onder-prefect de civiele, justitieele en militaire autoriteiten opgeroepen om zich onverwijld in de groote zaal autoriteiten opgeroepen om zich onverwijld in de groote zaal van het stadshuis te laten vinden, �ten einde over een poinct van het eerste gewicht te raadplegen", en in de daarop gehou- den bijeenkomst de vraag gesteld, of men onderling begreep dat hij nog mocht voortgaan als tot dusver, of dat men op het voor- beeld van andere steden de proclamatie van den prins van Oranje moest publiceeren. Tot het laatste werd, nu men met zekerheid onderricht was dat stad en land van Utrecht en daar- mede het geheele departement door de Fransche autoriteiten verlaten was, en dewijl de omliggende steden en het platteland zich voor het provisioneel gouvernement te 's-Gravenhage ver- klaard hadden, met algemeene stemmen, uitgezonderd van den keizerlijken procureur Teunissen en den municipalen raad Jacob Nuhout Van der Veen, besloten en zulks in eene akte vastgelegd, en tevens in het belang van het behoud van rust en orde 196 ALKMAAR. bepaald, aan het yolk kennis te geven, dat deze stad zich bij de overige steden en plaatsen van Holland had gevoegd. Tevens was besloten eene afzonderlijke proclamatie van inhoud als de gezondene van 21 November of te kondigen, en den onder-prefect en den maire, desnoods op verantwoordelijkheid der vergaderden, opgedragen het beslotene uit te voeren 1). Reeds 's avonds te 6 uur waren de proclamation van den 21en en den 25en bij toorts- licht na trompetgeschal afgelezen, en met het luide gejuich van �Oranje boven !" en het spelen van het Wilhelmus door de mu- ziek begroet. Bij gedrukte notificatie van den 29en werd den volke nader kond gedaan van het dien dag goedgevondene en van de overwegingen die daartoe geleid hadden. Aangezien men geene wapenen bezat om ingeval van een aanslag op de stad weerstand te bieden, werden er onder bevel van den kolonel Van Leeuwen, met J. C. Du Tour als ordon- nans, drie compagnieen gevormd, de eerste van notabele ingezete- nen met jachtgeweren, de tweede van stedelijke geemployeerden en de derde van de stille wachts met pieken gewapend. 't Is geluk- kig, dat deze macht zich niet met goed geoefende en gewapende militairen heeft behoeven te meten. G. A. De Lange was den 25en met vier vrienden naar de Lange- dijker dorpen gegaan, waar hij de inwoners aangaande mogelijke kwade gevolgen van hun ijver voor de goede zaak gerust stelde. Hij beyond dat men zich wel tegenover vijandelijke strooperijen wilde te weer stellen, maar dat het aan een aanvoerder ontbrak. Den 27en had hij, zich noemende �Capitein der (gewezene) garde nationaal", een manifest doen drukken, waarin hij de bewoners van het Noorderkwartier aanmaande slechts de klokken te luiden ingeval van een aanval en alsdan elkander gewapend met wat maar bruikbaar was te hulp te snellen en den vijand te ver- pletteren en krijgsgevangen te nemen, belovende zich dadelijk naar de Zijpersluis te begeven om de opgekomenen te comman- deeren. Exemplaren dezer oproeping werden overal heen gezon- 1) Volgens eene aanteekening waren, nevens den onder-prefect en den maire, 28 personen aanwezig. Het proces-verbaal der vergadering telt 35 onder- teekeningen, waaronder wel die van den onder-prefect maar niet die van den maire. NEDERLANDEB in het bizonder die van h( NOORDER-QUARTIER Daar is diets meer te vreezen de Franfche onderdrukkir, een einde genornen, door lien mannen van moed zich aan he der Regering hebben geplaatst, en, op nieuw de Hollandfche die zoo lang gefluimert heeft hebben doen ontwak.en , onz4 ders in het Zuider-Quartier hebben reeds wonderers van Held gegeven, laten wii dan ook alzoo toonen, mode deel te with ben aan de heilrijke Verlosfing pan ons Vaderland, te meet wij in de gelegentheid zijn om onzen Held.enmoed aan den leggen., want wie onzer is Diet bekend, dat er nog een kl deelte ongelukkige FranfGhe zig aan den Helder bevinden , d. zoude kunnen geedvinden, om door benau.wtheid geprangt ( Verraders van ons Vaderland aangevoerd , de ftillen Landbew uit te Plunderers, en dan met hun fluid in hunne fchuilhoek te keeren, waarom ik dan bedagt ben geweest, om is het nu ook in het Noorder-Quartier aloe onzekerheden te doen ophouc tot dat einde proponeeren aan elke refit Vaderlander, dat he der Klokken en voor al in den Nagt ophouden, ten einde wij der door het geklep der Klokken op den minfteh aanval van di van den Helder elkander kunnen waarfchouwen , en optrekke die Been, die zich zou durven verflou.ten ons nog langer te drunken, te verpletten en bun Kriigsgevangen ite nemen. . mijn kant beloven om mii dadeliik naar de diver Shiiis to 7.111 ALKMAAR. 197 den en aangeplakt. Volgens eigen verzekering van De Lange had tot zijne handeling zeer bijgedragen, dat de generaal Kraijenhoff, tot wien zich een inwoner van St. Maarten, Frans Groet, gewend had om hulp voor volkswapening, dezen naar hem verwezen had als in staat hem ten beste te raden. De overste Van de Graaff ontnam, tegen den raad van de geraadpleegde offi- cieren en onderofficieren, aan D. L. zijn rang, omdat deze van de gewezene nationale garde gewaagd had. Den 28en zich met zijn vriend Dirk De Wit naar Medemblik begeven hebbende om zich te vergewissen of men, ingeval van een vijandelijken overval uit Den Helder, van het noodige geschut voorzien was, had hij den vorigen avond den luitenant Groen verzocht den overste van zijn vertrek kennis te geven, omdat hij vreesde dat hem een gevraagd verlof zou geweigerd worden. In den avond van den 30en kreeg men bericht van de nadering van een afdeeling Kozakken, die � ten getale van ruim hon- derd � te half twaalf binnentrokken en zich op de Paardenmarkt legerden. Zij waren vergezeld van de heeren Teyler van Hall, commissaris van het departement van oorlog, en andere geleiders, die bij den onderprefect afstapten, waarna zij met den hetman hunnen intrek namen in de Roode Leeuw. Een dertigtal der Kozakken verliet de stad spoedig weder, om aan Het Zand en de Groote Keet de bezetting van Den Helder te verontrusten ; de overigen bleven hier eenigen tijd en werden in hun vreemd- soortig kwartier druk door nieuwsgierigen bezocht 1). Van hen werden in den loop van December nog 40 a 50 naar de voor; posten gezonden. Den len December verscheen de Alkmaarsche Courant, sedert 2 Dec. 1811 Affiches, Annonces et Avis divers d' Alkmaar genoemd, voor het eerst weder in het Nederduitsch en onder haar oude benaming, en werd G. A. De Lange, die weder een paar dagen buiten de stad was bezig geweest, op het stadshuis ontboden, daar op last van den officier van justitie en den rechter van instructie, des schriftelijk verzocht door eenige voorname inge- 1) Den 7en December waren er nog 50 gestationneerd, die dagelijks 470 ponden vleesch en 90 brooden vorderden. Omstreeks het midden van Januari 4814 vertrokken zij, tot spijt der altijd nog voor uitvallen van het garnizoen van Den Helder bevreesde Alkmaarders. 198 ALKMAAR. zetenen die van zijn ijveren onrust en wanordelijkheden vrees- den, voorloopig gearresteerd en in het tuchthuis, verwarming en verlichting voor zijn eigen rekening blijvende, opgesloten, op elken marktdag nog bewaakt door een piket nationale garde. Den vol- genden dag ontving de maire van den onder-prefect de proclamatie, door den prins van Oranje bij zijne komst in Holland aan zijne �waarde landgenooten" uitgevaardigd, welke dadelijk afgekondigd werd. Den 4en berichtte de commissie, waarnemende de zaken der sous-prefecture 1), dat er, ter voorziening in de behoeften der troepen, waarvoor magazijnen te Alkmaar en aan het Zand aan te leggen, tot daarvoor door het gouvernement zou worden ge- zorgd, in dit arrondissement een omslag van f 7000 over de gemeenten gemaakt en Alkmaar daarbij op f 1000 gesteld was , en mede vernam de maire, dat den volgenden dag 1500 uit Den Helder weggezonden gewezen Spaansche krijgsgevangenen zouden aankomen. In overleg met genoemde commissie besloot hij die op het koor der Groote kerk onder dak te brengen en daartoe de godsdienstoefening op den volgenden dag te doen stilstaan. Er kwamen 1441, die van soep, ligstroo, brood, kaas en kaarsen voorzien werden en den 6en, met behulp van vier wagens en begeleid door nationale garde, hun tocht naar Bever- wijk�Haarlem vervolgden 2). Dien dag verdeelde de maire de werkzaamheden, door den in- en doormarsch der troepen veroorzaakt wordende, onder drie verschillende commission en werd aan de ingezetenen bekend gemaakt, dat de prins van Oranje, vier dagen bevorens, de 1) Den Zen ingesteld door den onder-prefect, die door commissarissen-generaal van het Algemeen Bestuur tegen den 3en naar Amsterdam geroepen was om over zaken van groot belang te raadplegen. Zij hestond uit de heeren H. J. Van de Gra aff, meergenoemd, mr. J. Schouten, rechter van instructie, A. A. Van der Ley, vrederechter van kanton Alkmaar nr. 2 en J. Van Leeuwen, commandant der vrijwillige gewapende burgers. 2) Den 11e' werden nog 21 van Den Helder gekomen reconvalescenten ge- logeerd en 's anderen daags met eenige hier in het hospitaal verpleegden met vijf wagens verder gevoerd. De kosten van deze verzorgingen, benevens het schoonmaken der kerk enz. beliepen f 625 : 2 : 8, en moesten, volgens schrijven van den arrondissements-commissaris van den nen, door den heer Teyler van Hall betaald worden, hetgeen eerst 13 Sept. 1817, met aftrek van f 66 : 1 : �, geschiedde. ALKMAAR. 199 hem opgedragen souvereiniteit had aangenomen en aanvaard. Op een den 30en November door den onder-prefect aan de te Amsterdam zetelende commissarissen-generaal van het Algemeen Bestuur gerichte mededeeling van het den vorigen dag genomen besluit en der daarop gevolgde afkondiging, met de verzekering dat hij, slechts toegevende aan den wensch van alle fatsoenlijke lieden en overtuigd dat regeeringloosheid en wanorde de ge- lieden en overtuigd dat regeeringloosheid en wanorde de ge- volgen van het staken zijner functie zouden geweest zijn, die met gevaar voor eigen veiligheid was blijven waarnemen, werd den 4en December een antwoord verzonden, eene volkomen goedkeuring behelzende op al het door hem verrichte, met uit- noodiging om provisioneel in functie te blijven, �edoch op eene Hollandsche voet", en de maires in het arrondissement te ver- zoeken op dien voet hunne betrekkingen te blijven vervullen. Den Ten schreef de generaal C. F. De Jonge, dat hij de gewapende macht in Noord-Holland commandeerde en zijn hoofd- kwartier te Alkmaar had gevestigd. Den 8e1 herstelde de maire, wegens gebleken noodzakelijkheid, het in Maart 1812 ingevolge de Fransche wetten opgeheven collegie van wijk- en buurt- meesteren. Den 10en zond de arrondissements-cominissaris, in de lijn blijvende van hetgeen onder het Fransche bestuur gebruikelijk was, den maire een concept-besluit met machtiging om ter behandeling daarvan onverwijld den gemeenteraad samen te roepen, en het na goedkeuring, waaraan hij geen oogenblik twijfelde, zonder vertraging aan hem terug te doen brengen. Het strekte om te verklaren, dat de gemeente niets hartelijker wenschte, niets vuriger verlangde dan Z. K. H. den prins van Oranje te huldigen en als Souverein Vorst van Nederland te erkennen, en het de gevestigde wensch, het voornemen en de begeerte van alle ingezetenen was om zich als getrouwe onder- danen van H. D. te gedragen en voor het behoud der tegen- woordige regeering al wat in hun vermogen was op te zetten. Het schrijven, eerst den 13en ingekomen, werd nog denzelfden dag door den raad behandeld en het adres door de leden � zooals de maire bij de inzending schreef � met geestdrift ge- teekend. In de Alkmaarsche Courant van 15 December bedankte de corn- 200 ALKMAAR. missaris van het arrondissement Alkmaar de burgerij der stad voor haar goed gedrag gedurende de verloopen dagen, toen het zoo gemakkelijk was geweest de goede orde en rust te ver- storen, inzonderheid de autoriteiten en bijzondere personen voor hunne krachtdadige ondersteuning, zelfs verre boven hetgeen hij verwachten konde � �en waardoor hij tot dusverre in staat was geweest, in weerwil der onbesuisde schreeuwerijen van eenige zeer weinige inwoners en van eenige troepjes hier en daar opgeruide en weinige inwoners en van eenige troepjes hier en daar opgeruide en verkeerd geleide landlieden, de rust en goede orde te bewaren, en verkeerd geleide landlieden, de rust en goede orde te bewaren, en de stad zoowel als het grootste gedeelte van het platteland te de stad zoowel als het grootste gedeelte van het platteland te beveiligen voor de gevolgen van losbandigheid en regeeringloos- heid". Inzonderheid bracht hij dank aan de aanzienlijke inge- zetenen, die dag en nacht bij een gekomen waren en zich gereed gehouden hadden om, desnoods gewapenderhand, alien moedwil tegen te gaan, en lof aan de nationale garde, welke bijkans zon- der uitzondering zich niet minder betoond had dan de beste krijgsbende, welke immer tot eenigen plaatselijken dienst was opgeroepen geworden. Wat aangaat den wensch van den Souvereinen Vorst, uitge- drukt in diens proclamatie van den 6en, waarin een beroep ge- daan werd op de offervaardigheid der bevolking ten behoeve van de verdediging des vaderlands, schreef de commissaris van het arrondissement Alkmaar aan de commissarissen-generaal van het departernent der Zuiderzee, dat de proclamatie niet alle gemeenten bereikt had, en hij, om de inzameling des te beter te doen slagen, het wenschelijk achtte aan alle ingezetenen te verzoeken bij verzegeld biljet het bedrag hunner bijdragen te willen opgeven, opdat men zich niet van het geheim blijven der gaven kon bedienen om geene of geringe te offeren. Hij verzocht toestemming voor dien maatregel, zulks ook om niet in te drui- schen tegen de voorschriften van uitvoering, welke de Vorst van de commissarissen-generaal van binnenlandsche zaken en van financier had gevraagd. Den 20en bericlitte de maire bij aan- plakking van gezegde proclamatie en hare toezending aan alle bedienaars der kerkgenootschappen, dat op alle werkdagen stor- tingen konden plaats hebben in eene op de kleine burgemeesters- kamer staande kist; maar den 27en maakte hij bekend, dat de storting was bepaald op 4 dagen 's weeks, aanvangende 3 Januari, ALKMAAR. 201 en dat hij een commissie (van 6 municipale raden) had benoemd tot surveillance op de inzameling der vrijwillige giften. De com- missie berichtte den Ten Januari, dat f 100: 8 : � ontvangen en den 13en, dat bij de opening van de kist daarin f 45 : 6 : 8 be- vonden was. De burgemeester schreef den 10en Maart de com- missie en hare thesauriers, en laatstgenoemden nogmaals den 22en aan om, ter voldoening aan bekomen last, aan den commissaris- generaal van de financier opgaven te verstrekken nopens het ingeschrevene en ontvangene. Men had niet stilgezeten, want reeds den 24en werd het verlangde ingezonden. In het geheel was bekomen : aan inschrijvingen f 5218 : 15 : 8 (met uitzondering van f 300 van den generaal De Jonge alles van ingezetenen), 1 russische coupon van f 50, twee zilveren tabaksdoozen te gelde gemaakt voor f 49 en 5 giften buiten inteekening van samen f 10 : 10 : 8. De commissie had bij den ontvanger Daey ge- stort f 4583 : 6 : �, aangezien de heer Fontein Verschuir daar zelf zijne storting van f 200 had gedaan, A. G. Du Tour f 200, J. C. Du Tour f 200, J. Du Tour f 100 en J. T. Bogaard, com- missaris van policie f 7, na herhaalde aanmaning niets van zich hadden doen hooren en G. A. De Lange f 38 te kennen had gegeven het fournissement op andere wijze te willen doen 1). Inmiddels was den 29en December, ingevolge een van de com- missie van onderstand te Woerden ontvangen verzoek, door de wijk- en vier buurtmeesters eene inzameling van f 842 : 15 : 12 gehouden, ten behoeve van hen, die aldaar den 24en November geleden hadden door de uit Utrecht door den generaal Molitor gezonden Fransche moord- en plunderbenden 1). De Lange, die door zijne vrouw, Johanna Neeltje Van den Burgh, een verzoek om gerechtigheid aan den Souvereinen Vorst had doen richten, en, nadat zijne zaak ter kennis was gebracht van den heer C. F. Van Maanen, president van het hoog gerechts- hof, den 17en voor het eerst legaal was verhoord over zijn uit- gevaardigd manifest, was op bevel van den eersten advocaat- generaal bij het hoog gerechtshof A. W. Philipse (die den 27en over het rekest en over de omstandigheden waaronder de gevan- 1) Men beschouwe dit en het in den vorigen zin vermeld bedrag in ver- band met den inhoud van root 1 op bl. '179. band met den inhoud van root 1 op bl. '179. 202 ALKMAAR. gennerning was geschied rapport uitbracht) in den avond van den 24en op vrije voeten gesteld. Toen de generaal De Jonge hem den volgenden dag ontbood, vleide hij zich met loon of lof voor zijne bewezen diensten aan de goede zaak, maar hij bekwam eene vermaning om zich in het vervolg stil en bedaard te gedragen. Eerst den 13en April verklaarde de rechtbank, dat er geene ter- men hoegenaamd waren om de zaak tegen De Lange (het op publieke plaatsen houden van discoursen, strekkende om de in- gezetenen tegen de geconstitueerde autoriteiten op te zetten en de publieke rust in gevaar te brengen) te vervolgen. Inmiddels publieke rust in gevaar te brengen) te vervolgen. Inmiddels had De Lange reeds een ander vonnis beloopen. Hij meende voor zijne bemoefingen aanspraak te mogen maken op een kapi- teinsrang bij het leger of den landstorm, of minstens op een niet minder bezoldigd burgerlijk ambt, en aanvankelijk scheen het minder bezoldigd burgerlijk ambt, en aanvankelijk scheen het of de minister van oorlog hem hiervoor te wille zou zijn; maar men trok zich eerlang terug en vorderde een staat van dienst, welken hij niet bezat en dus niet kon leveren. Daarom verzocht hij den 9en Februari den burgemeester Van Foreest een bewijs van goed gedrag, maar daar deze dit weigerde zoolang de recht- bank geen uitspraak had gedaan, geraakte hij in zoo heftige woordenwisseling, dat een aanklacht tegen hem ingediend, hij tegen den 24en gedagvaard en den 18en Maart tot f 25 boete en de kosten veroordeeld werd. Bij uitvoerig adres aan den Souvereinen Vorst had hij zijnen ijver voor de volkswapening als vaderlandlievend verdedigd, op grond van zijn voormalig adjudant- en kapiteinschap bij de natio- nale garde, bij de organisatie van den landstorm of de land- nale garde, bij de organisatie van den landstorm of de land- militie een officiersplaats verzocht, en 25 complete nieuwe mon- teeringen voor de nationale garde (schako, rok, vest, broek en slopkousen) aangeboden � een bedenkelijke royaliteit met het oog op zijn gering inkomen en vergrootend gezin, dat hulp van andere personen behoefde; en de Vorst had dit adres den Zen Januari aan het departement van oorlog gerenvoyeerd met aan- beveling op het gedaan verzoek te letten, en last om het aanbod der monteeringen dankbaar aan te nemen. Den 17en waren deze verzonden en den volgenden dag in 's lands kleedingmagazijn te 's-Gravenhage ontvangen. Bij advertentie in de A lkmaarsche Courant van 6 Mei verklaarde TEN PLATTEN LANDE TUSSCHEN ALKMAAR EN DEN HELDER 203 De Lange zijne vervolgers en belagers voor verachtelijke lage wezens, en bedankte hij zijne vrienden en vriendinnen voor de vertroostingen hem en den zijnen toegebracht. Hij deed meer en liet drukken eene Memorie van defensie, �met eerbiedigen ootmoed onder het oog gebragt van Zijne Koninglijke Hoogheid", met de bijlagen 334 bladzijden in 8�. groot. Daarin worden inzonderheid Fontein Verschuir, de gebroeders Van de Graaff en de rechter van instructie J. Schouten fel aangevallen, van Franschgezindheid en van samenwerking om hem te verderven beschuldigd, en ook en van samenwerking om hem te verderven beschuldigd, en ook andere personen op voor hen krenkende of nadeelige wijze be- sproken. De exemplaren zijn opgekocht en, zeer enkele uitge- zonderd, vernietigd. Ten platten laude tusschen Alkmaar en Den Helder DOOR C. W. BRUINV1S. Gelet op de neiging onzer dorpelingen om hunne winsten en besparingen liever te beleggen in land dan in staatspapieren, is het aan te nemen, dat de tierceering voor hen en hunne kerken en diaconieen niet zulk een ramp is geweest als voor de inwoners der steden. Afgezien van hetgeen daardoor geleden mag zijn, was de economische toestand van het platteland tijdens de Fransche overheersching niet ongunstig : sedert 1799 had het krijgsgeweld Noord-Holland verschoond, de belastingen waren ma- tiger dan te voren, de gewassen brachten redelijke prijzen op en de landhuren waren daarmede in overeenstemming ; al stond de uitvoer van zuivelproducten naar Engeland stil, op het vaste- land was het afzetgebied vergroot. Niettemin werd het vreemde juk met spijt gedragen : dat de plaatselijke autoriteiten zich noode konden voegen naar de strenge eischen hunner meesters was zoo erg niet ; maar dat vreemden onze meesters waren en in een vreemde taal regeerden, dat de koloniale producten schier onverkrijgbaar waren, en vooral dat de door den Keizer gevoerde oorlogen de uitlevering, dikwijls het leven onzer jongelingschap opvorderden, deed pijn en de al duidelijker wordende teekenen eener naderende bevrijding hoopvol begroeten. Bovendien onder- 204 TEN PLATTEN LANDE TUSSCHEN vond het vervoer met schuiten en wagens der producten naar de markten veel last van de aanhoudingen door de douanen, die alzoo poogden hun zak te spekken ; de onder-prefect Verschuir, het verloopen der Alkmaarsche graanmarkt vreezende, klaagde het verloopen der Alkmaarsche graanmarkt vreezende, klaagde hierover 6 Februari 1813 aan den prefect De Celles. Te Oudkarspel, het noordelijkste der vier Langedijker dorpen, vernam men den 15en November 1813 geruchten over de onze grenzen naderende Pruisische en Russische troepen en het verlaten van Amsterdam door de Fransche bezetting. Zij verwekten daar van Amsterdam door de Fransche bezetting. Zij verwekten daar algemeene vreugde. �Thans zijn wij weer Hollanders en met een eigen yolk", hoorde men en de jongelieden lieten het �Oranje boven ! Vivat onze pries" ! luide weerklinken. 's Avonds ver- eenigde het raadslid Cornelis Eecen een aantal ingezetenen bij zich om de blijde verwachtingen met een glas wijn te bezegelen. Nadat de 16e onder afwisselende geruchten was voorbijgegaan, vertrokken den 17e11 de Fransche douanen. Toen eischte men de nationale vlag, de Fransche werd met verwoedheid behandeld, de Hollandsche op den toren gesteld en het klokluiden aange- vangen, dat eenige dagen schier nacht en dag werd voortgezet, hoezeer men geen beslissende tijdingen vernam. Op schrijven van den commissaris-ordonnateur aan Den Helder en den onder- prefect, om het te voren bepaalde aantal koeien voor het Hel- dersche garnizoen te leveren, vergaderde de maire Jacob Paarl- berg den municipalen raad en besloot deze niet aan de vorde- ring te voldoen, tot deze weigering versterkt door het geroep der burgers, dat men ze maar moest komen halen en ze dan nog niet zou krijgen. In den avond van den 22en ontving Eecen per expresse van zijn vriend G. A. De Lange uit Alkmaar een der door den heer A. G. Du Tour aldaar aangebrachte Haagsche couranten, waarin de proclamation der heeren Van Maasdam en Van Hogendorp voorkwamen, met bijgevoegd verzoek er een nuttig gebruik van te maken, en het bericht dat de onzekerheid, waarin het Noor- derkwartier zich beyond, den volgenden dag zou ophouden. Toen werden eenige publication ontvangen, waarvan het gerucht wel- dra van mond tot mond ging en de ingezetenen voor het huis van den maire deed te hoop loopen onder het geroep van �Oranje boven !" De maire, Eecen en Abraham Borst traders met ALKMAAR EN DEN HELDER. 205 elkander in overleg en besloten de bestaande op Franschen leest geschoeide regeering om te zetten tot een voorloopig bestuur, den overleden adjunct-maire vervangende door genoemden Borst, en met Matthijs Kroon als voorloopig secretaris en Albert Rus als voorloopig gerechtsbode. In den avond van den 24en werd eene proclamatie van den graaf Van Limburg Stirum, gouver- neur van Den Haag, ontvangen en liep terstond het huis van den maire vol. Den volgenden morgen 10 uur vergaderde de raad, werd de regeeringsverandering bewerkstelligd en werden na klokkeslag afgekondigd de publication van Zijne Hoogheid en het Algemeen Bestuur, door het publiek met algemeen ge- juich begroet. Mede werd kennis gegeven van de verandering der plaatselijke regeering. Vooral de oproep om zich te ver- eenigen en de Franschen van ons grondgebied te verjagen vond bijval, en reeds 's avonds kwamen eenige personen zich aanmel- den om vrijwillig te dienen. Men meende door eene linie van Oudesluis tot de Keeten 1) allen toevoer naar Den Helder te kunnen afsnijden en dus de vesting door uithongering tot den overgaaf te kunnen dwingen, deed zich maar een geschikt aan- voerder op, waartoe Eecen zijn vriend De Lange niet onbe- kwaam achtte. Het raadhuis bekwam ook een vlag en de dorps- klok werd tot in den nacht geluid. 's Avonds kwam van den onder-prefect bericht, dat Dordrecht door de Franschen was in- genomen en zwaar gebrandschat , hij ried aan de vlaggen te strijken en zich ingetogen te houden. Ook vernam men 's avonds, dat een bende van Den Helder te Koedijk ingekwartierd was 2). Eenigen wilden er met allerlei wapentuig op afgaan en den vijand gevangen nemen, doch men liet het na nit overweging dat een paar honderd man een aanvoerder behoefden, die ont- brak. Den volgenden dag hoorde men, dat de vijand alweer 1) Enkele boerenhuizen ten noorden van Callantsoog, op den hoogen west- kant van het Koegras, tegen den tot duinen verstoven zanddijk van Olden- barnevelt. 2) In Het leven en karakter van Carel Hendrik graaf Ver Huell wordt verhaald, dat hij de tot lichting der kassen naar Alkmaar gezonden troepen onder strenge tucht gesteld had en dat de bevelhebber De Saint Just ze in de kerk opsloot van een dorp, waar hij verplicht was den nacht door te brengen. 206 TEN PLATTEN LANDE TUSSCHEN vertrokken was; G. A. De Lange kwam toen met vier vrienden de vier dorpen bezoeken en de bewoners bemoedigen, met het gevolg, dat zij als bewijs van vreugde de klokken gingen luiden. Reeds den 20en had de onder-prefect den prefect geschreven, dat het in het meerendeel der gemeenten onmogelijk zou zijn het zetten der vlaggen op de torens te verhoeden. Den glen meldde hij aan de maires, dat de admiraal Ver Huell de dade- lijke proviandeering der forten van Den Helder en Texel had gelast, en hij, op order van den commissaire de guerre, den maires op hunne verantwoordelijkheid gelastte, onverwijld het bij de circulaire van 4 Juli bepaalde aantal beesten naar de forten te brengen , hij wist zeker dat, werd hieraan niet aan- stonds voldaan, een korps gewapenden het ontbrekende zou komen vermeesteren. Bij aanbreng zou het vee naar marktprijs worden geschat en � zoo hem was bericht � de commissaire ordonnateur had de fondsen in handen om contant te betalen. Drie dagen later richtte hij tot de maires nog eene, voor hunne onderhoorigen toonbare, aanschrijving, waarin hij de ingezetenen bezwoer bedaard te blijven en zich door hunne opwinding geen onherstelbare rampen op den hals te halen. Met het te Oud- karspel gebeurde kon hij geen vrede nemen : hij erkende den zonder hem aangestelden Abraham Borst evenmin als raadslid, als hij brieven wilde ontvangen van eene voorloopige regeering. Naar Warmenhuizen, waar de prefect den 14en September, op voordracht van den onder-prefect, den maire Jacob Bregman, wegens zijne ziekelijkheid en gemis van kennis der Fransche taal ontslagen en door den notaris Teunis Waagmeester 1) ver- vangen had, zond de heer Verschuir den 17en den maire een schrijven over zijn gebrek aan egards en den toon nu en dan in zijne brieven aangeslagen, alsmede over de nalatigheid van het bestuur in het verschaffen van geld, paarden enz., met bedreiging een en ander niet te zullen dulden en des noods met geweld te zullen tegengaan , en denzelfden dag met instruc- 1) In den nacht van 4/5 Januari '1814 liet hij door den veldwachter een lindeboom omhakken, die in 1795 als vrijheidsboom was geplant, om te voorkomen dat lieden nit Oudkarspel en De Zijpe de burgers tot verwijdering zouden komen noodzaken. ALKMAAR EN DEN HELDER. 207 tier' een bericht, dat in Alkmaar alles rustig was en te Amsterdam oproerige bewegingen plaats hadden, �welke zeer ernstige gevolgen kunnen hebben"; voorts den Men, dat hij de inwoners van Alkmaar gelast had zich van eenige oranje-versierselen te voorzien, met opdracht zulks ook ter voorkoming van oneenigheden te bevelen. In De Zijpe, waar C. Fuhne maire was, had men wegens de nabijheid van Den Helder grootelijks reden om niets te doen 't welk de Franschen zou kunnen tarten. Om zich eenigszins tegen een onverhoedschen overval te beveiligen werd er evenwel een wacht gevormd, waarvan als hoofd optrad zekere Jacob Zane- geest. In den nacht van 25 op 26 November hield de nachtwacht op de brug te Schagerbrug (het hoofddorp van den polder) twee losse paarden van de gendarmes aan, welke de maire bij den herbergier liet stallen om ze tegen betaling der vertering aan de eigenaars terug te geven, hetgeen 's morgens met het eene paard reeds gebeurde. Genoemde Zanegeest bezorgde het andere in zijn eigen stal en weigerde uit naam van den maire het den eigenaar, zelfs vergunde hij den man niet een hemd uit zijn mantel te halen. En den maire ontmoetende, verweet hij dezen op hoogen Loon de afgifte van het eerste paard, zonder hem als kapitein van de wacht in deze zaak te kennen. Fuhne trachtte te vergeefs te betoogen, dat men geen recht had de paarden te behouden en beriep zich ten laatste op het publiek, vragend of het goed vond dat hij zijn post nederlegde. Men riep hem toe, dat hij het hoofd moest blijven en men van Zanegeest als commandant niet wilde weten. Het kostte nog wat moeite het paard aan den gendarme te doen teruggeven, waarbij de maire nogmaals dreigde te zullen vertrokken indien men hem niet gehoorzaamde , maar de me- nigte verklaarde hem alleen als hoofd te willen kennen en geen twee marten op an schip te dulden. Zij bewees zulks door 's avonds op zijn verzoek het luiden der klok te staken. De dankbaar met zijn paard vertrokken gendarme werd aan Het Zand door een troep inwoners van Oudesluis aangehouden en verplicht �Oranje- boven !" te roepen. Fuhne ontving in den avond van den 27en de oproeping tot volkswapening van G. A. De Lange, met verzoek die aan te plakken. Hij schreef dadelijk aan de militaire overheid te Alk- maar met de vraag hoe hij hiermede moest handelen. 208 TEN PLATTEN LANDE TUSSCHEN In den nacht van 27 op 28 werden de bewoners der Keeten overvallen door een troep Franschen van Den Helder met 1 stuk geschut, die hen deed komen en bewaken in het huis van C. Vader. Toen requireerde men van deze 10 koeien en 35 schapen, van A. Tilman 6 koeien en 25 schapen, van T. Schager 1 van A. Tilman 6 koeien en 25 schapen, van T. Schager 1 koe en 2 schapen en van L. Blom 5 koeien en 13 schapen. De onteigenden gingen zich beklagen en om bescherming vragen bij den maire van De Zijpe, die, geen hulp kunnende bieden, het gebeurde door den herbergier aan den onder-prefect deed weten, doch ten antwoord ontving, dat hij, niet zooals hem ge- raden was aan de requisitie van den admiraal hebbende willen voldoen, zich nu ook maar verder redden moest. De heer mr. I. Van Homrich, in 1788 als prinsgezind lid der vroedschap naar Alkmaar gezonden, daar hoofdofficier gedurende 1789 en 90, Alkmaar gezonden, daar hoofdofficier gedurende 1789 en 90, burgemeester gedurende 1793 en 94, door de omwenteling van 1795 van zijn raadszetel beroofd maar in Mei 1811 door keizer Napoleon daarop hersteld en in November van dat jaar als vrederechter naar De Zijpe verhuisd, liet zijne onderhoorigen den volgenden nacht gewapend wacht houden, van zins zijnde daarmede voor te gaan zoolang het noodig mocht schijnen. De tijding van het voorgevallene, vergroot tot plunderingen der Franschen in den Hazepolder en de Wieringerwaard, bereikte welhaast de nachtwacht te Oudkarspel, die er mededeeling van deed aan zijne overheid. Het bestuur vergaderde en besloot de burgers te wapen te roepen, hetgeen ook te Noord- en Zuid- Scharwoude en te Broek geschiedde. Aangevoerd door C. Eecen trok een paar honderd man nit en een gedeelte bracht het tot Schagen, waar men vernam dat de vijand reeds teruggekeerd was. De maire bedankte voor de betoonde bereidvaardigheid tot hulp en onthaalde alien op �een goed glas jenever" en een mor- gen ontbijt. G. A. De Lange was 's morgens met zijn vriend Dirk De Wit naar Medemblik gegaan, om met den maire Pont over den staat van zaken en den voorraad van wapens en ammunitie te raadplegen ; 's namiddags op zijn terugtocht naar Schagerbrug te Colhorn en te Barsingerhorn komende, vond hij daar de te Colhorn en te Barsingerhorn komende, vond hij daar de lieden vol vrees door het looze gerucht, dat hij uitgestrooid waande om hem door het verwekken van angst tegen te werken, en beslist tegensprak. Hij gaf echter den maire van Barsinger- ALKMAAR EN DEN HELDER. 209 horn den raad, zijne onderhoorigen te wapenen en het kleppen der klok te vermijden. Den 29en en 30en trokken eenige honderden schepelingen van Nederlandsche geboorte, die op het eskader van den admiraal Ver Huell gediend hadden en ontslagen waren, door De Zijpe zuidwaarts. Zij waren vroolijk en opgewonden doch verstoorden de orde niet. Voor de kust bij Callantsoog vertoonden zich den 30en vijf Engelsche schepen, waarvan een 's morgens zoo kort onder den wal kwam, dat de bemanning met de burgers kon spreken. Op een duintop was naast de telegraaf door de vrouwen een Hollandsche vlag geplant. De naar Noord-Holland gekomen Kozakken bezetten den Zen December den post aan de Groote Keeten, welke op het gerucht hunner nadering door de Fransche bemanning van de brik le Genie ontruimd was. Toen de generaal De Jonge den 7en zijn hoofd- kwartier te Alkmaar gevestigd had, nam hij de insluiting van Den Helder ter harte, waartoe hij zich aan het hoofd stelde der vrijwilligers uit Noord-Holland en van eenige weinige kanonniers en soldaten uit Medemblik. Toen later de Kozakken verder moesten, stelde hij op de voorposten 78 met lansen gewapende ruiters, die voor de Franschen Russen moesten schijnen. De commissie a. i. waarnemende de zaken der onder-prefectuur schreef den 7en namens den prins van Oranje de maires aan, dat er met zekerheid nu genoeg troepen in aantocht waren om Den Helder des noods met geweld te nemen, en de admiraal Ver Huell, daarvan onderricht, bedacht zou worden om stroope- rijen aan te richten, waartegen op energieke wijze behoorde ge- waakt te worden. Daarom oordeelde de schrijver (H. J. v. d. Graaff) het noodig bekend te zijn met alle middelen van verdediging, welke zich in de gemeenten bevonden en waarvan men in geval van nood gebruik zou kunnen maken. Hij beval alzoo op de eerste nadering van den vijand de klokken te luiden, en den maires zich aan het hoofd hunner zooveel mogelijk gewapende ingezetenen te stellen en al hun invloed tot een krachtig verzet aan te wenden, ingeval naburige gemeenten bedreigd werden met hunne mannen derwaarts te trekken en hunne naburen naar vermogen te helpen ; voorts onverwijld op te geven de hoeveel- heid ammunitie en andere middelen van verweer, opdat daarover Gedenkboek II. '14 210 TEN PLATTEN LANDE TUSSCHEN beschikt zou kunnen worden zooals de omstandigheden en het belang des lands mochten vorderen. De maire Fuhne herinnerde den Ten den heer Verschuir aan de belofte van den heer Van de Graaff, om eene kennisgeving to zenden van zijne continuatie als maire door het Algemeen Bestuur, en dat men dus hem alleen in het beheer der gemeente- zaken had to gehoorzamen. Men had hem verzocht eene reke- ning ten laste der gemeente to voldoen, anders zou men zich beklagen bij de commissarissen, die zich bij de troepen aan Het Zand bevonden. Om in de stagnatie der heffing van het octrooi Zand bevonden. Om in de stagnatie der heffing van het octrooi (De Zijpe was de eenige plattelands-gemeente in het arrondisse- ment waar dit bestond) to voorzien had hij, in navolging van ment waar dit bestond) to voorzien had hij, in navolging van Alkmaar, eene advertentie opgesteld en aan zijnen raad voorge- legd ; maar men achtte de heffing voor vervallen ; had de ge- meente geld noodig, dan moest men maar tot een anderen vorm van belasting besluiten. Hoe was het gevoelen van den beer Ver'schuir daarover ? Overigens moest hij erkennen, dat geen fatsoenlijk man hierin .dien heer zou gehoorzamen. Den volgen- den dag gaf hij hem de namen op der drie personen, die met de uitdeeling der vivres aan Het Zand belast waren, en hood hij een voordracht aan voor dergelijke personen to Schagerbrug. Hij zond tien man van Schagerbrug en evenveel van St. Maar- tensbrug naar Het Zand, om daar ingevolge de bevelen van den heer Verschuir dienst to doen. Den 9en kwamen Kozakken, die bij de burgers ingekwartierd en van alles voorzien werden ; het was onmogelijk hen naar Het Zand to krijgen. Ook kwamen van Den Helder 21 Spanjaarden, die in de kolfbaan van de herberg op stroo gelegd en dadelijk van aardappelen met boter en vervolgens van bier en jenever voorzien werden. Het concept voor een adres aan den Souvereinen Vorst werd den 12en van den heer Verschuir ontvangen en in raadszitting na lange beraadslaging, daar men tegen alles was wat van dien kant kwam, door alle leden onderteekend. Van Het Zand kwam men gedurig vivres en fourage vragen, waarbij geen orde heerschte en het onmogelijk was van al het geleverde recu's to bekomen. en het onmogelijk was van al het geleverde recu's to bekomen. Behalve een burgerwacht was er ook een korps vrijwilligers, to zamen ongeveer 150 man, die zich mede van levensmiddelen voor- ALKMAAR EN DEN HELDER. 211 zagen. 't Was zaak hun niet het voile magazijn aan Het Zand te vertrouwen, maar het te Schagerbrug te houden en hun daaruit rations te verstrekken. Ongesteldheid, wellicht door overspanning veroorzaakt, dwong Fuhne zijne betrekking aan twee zijner raadsleden over te dragen. Den iLien kwam eene bende van een 80 personen, een vlag voe- rende, op zijn huis of onder het lossen van pistolen en een nabij wonenden man bitter slaande ; men joeg hem van zijn bed en dwong hem in de buurt een vlag te vragen en de ladder te dragen. Boterhammen, bier, jenever, koffie, tabak en pijpen werden hem afgevorderd voor den troep, die ook nog zijn gereed- staand middagmaal verslond, twee groote spiegels, onder bedreiging ze stuk te slaan, roofde, boter op den grond vertrapte. Daar zijne huisgenooten op het land gevlucht waren, moest hijzelf de boterhammen gereed maken. Van Fuhne, dien de muiters gewaarschuwd hadden verder te komen plunderen als Den Helder over was, trokken zij naar Keinsmerbrug, den 66-jarigen Jan Gootjes aan een touw medevoerende. De knecht van den maire liep ook klappen op. �Nu zijn wij baas � heette het � ik heb reeds f 600 voor mijn remplacant gegeven !" Tot opluistering van dit spel werden nog eenige vlaggen uitgestoken, zooals op de Roomsche kerk en de huizen van Fuhne en Zanegeest. De maire vluchtte naar Alkmaar, waar hij 's avonds te 12 uur aankwam en 's nachts te 3 uur een verhaal van het voorgeval- lene aan den heer Verschuir voltooide. Deze zond den 15en een afschrift aan den commissaris-generaal van het departement der Zuiderzee met betuiging zijner sterke afkeuring, te meer omdat de tijd om zich voor de nationale vlag en den Prins te verklaren reeds lang voorbij was, de vlaggen op alle torens wapperden, alle proclamation gedaan waren en in naam van Zijne Hoogheid geregeerd werd. Hij zou den volgenden dag met den rechter Aran instructie en den procureur en geleid door eenige man- schappen der nationale garde naar De Zijpe gaan om een onder- zoek in te stellen en de schuldigen gevangen te nemen. Hij vaardigde ook een �Notificatie" uit, waarbij hij de in eene plaats van het arrondissement gepleegde ongeregeldheden, hoezeer mis- schien gewekt door ijver en liefde voor den Prins, ernstig af- keurde als geschikt om de partijschappen te doen herleven en 212 TEN PLATTEN LANDE TUSSCHEN de daders als strafbaar beschouwde. Alle bestaande wetten be- hoorden geeerbiedigd, alle in hunne betrekkingen gehandhaafde autoriteiten gehoorzaamd, alle samenloopingen van gewapenden en ongewapenden streng verboden te worden ; die gewapend wil- den medewerken om den vijand afbreuk te doen, moesten zich uitsluitend richten tot het hoofdkwartier van den generaal De Jonge en de onder hem commandeerende offi.cieren. De departements-commissaris-generaal verzocht den 17en, en gelastte desnoods, den generaal De Jonge de commissarissen in de arrondissementen met gewapende manschappen bij te staan ; evenzoo verzocht hij den commissaris-generaal voor de binnen- landsche zaken, om de commissarissen-generaal van oorlog en van politie tot spoedige maatregelen te nopen, aangezien van het regi- ment schutterij van het departement de manschappen der steden maar weinig georganiseerd en beschikbaar en die van het platte- land ontslagen waren ; ook omdat ylaats hebbende afpersingen schade zouden doen aan de vrijwillige giften voor den lande. De commissaris-generaal van binn�nlandsche zaken adviseerde den 20en , onder goedkeuring van den bij den generaal De Jonge gedanen stap, naar elk der arrondissementen Alkmaar, Hoorn, Utrecht en Amersfoort (te Bunschoten was het ook niet pluis geweest) een specialen commissaris te zenden, om de gisting onder de laagste volksklasse ten platten lande ten spoedigste te stuiten, als hoedanig hij reeds voor Hoorn aanwees den heer J. H. Van Wickevoort Crommelin, lid der rechtbank aldaar. Van dergelijke maatregelen hoopte hij elders het beste. Hij was geInformeerd, dat vele bewegingen en onlusten plaats hadden op naam van zekeren Van Homrich, die eene qualificatie voor- wendde en waarnaar een onderzoek noodig was 1). De heer Verschuir schreef den 25en den departements-com- missaris-generaal, dat hij de zending van commissarissen niet doelmatig achtte tot onderdrukking der onlusten, verwekt door onordelijke, door wraakzucht en sterken drank opgehitste per- sonen, tegenover wie men slechts zwakheid te vermijden had. Te midden der bijna geheel oproerige Zijpe had hij vier belhamels 1) Verschuir had zich ook reeds met een beklag over Van Homrich tot den directeur van den waterstaat gewend. den directeur van den waterstaat gewend. ALKMAAR EN DEN HELDER. 213 door gewone deurwaarders en gerechtsdienaars doen grijpen en gevankelijk naar Alkmaar voeren ; 50 gewapende en gediscipli- neerde manschappen, misschien de helft, achtte hij voldoende om het geheele arrondissement in rust te houden. Hij kende niemand van genoeg aanzien en invloed om hem met succes als zendeling te doen optreden. Te Schagen, vanwaar de ontvanger Kuitenberg zich met de overige Fransche ambtenaren verwijderd had en zijn post aan den Alkmaarschen hypotheekbewaarder Druyvesteyn was op- gedragen, ontstond den 24en eenige drukte : men wilde eere- bogen oprichten, publication aanplakken en den burgers geld afpersen en trok bonzende op de deuren langs de straten, maar de dadelijke zending van 12 nationale gardes was genoegzaam om een einde aan dit spel te maken. Overigens is de rust in het geheele arrondissement Alkmaar bewaard gebleven. Zonder bewilliging der overheid is gevlagd 16-19 November te Scharwoude, 18 en 19 te Broek, 18-21 te Oudkarspel, War- menhuizen en Harenkarspel, 19 te St. Maarten ; met bewilliging 19 te Schagen, 20 te Scharwoude, 22 te Broek en Oudkarspel, 25 te Warmenhuizen en Sint Maarten, 26 te Harenkarspel en Egmond-binnen ; oranje gedragen op last van den maire 18 en 19 te Warmenhuizen, 19 te Egmond aan Zee, 19-22 te Oud- karspel, 20 te Sint Maarten. Hoorn in 1813 DOOR W. P. KOPS. I. Indien de afbraak van huizen mag worden gerekend als een der voornaamste kenmerken van het verval eener stad, dan kan men zonder overdrijving beweren, dat Hoorn's achteruitgang in den Franschen tijd haar toppunt bereikt had. Zuchtte een dichterlijk inwoner in de dagen der inlijving bij het keizerrijk : 't Geboomt en 't geplant bedekt de ontvolkte straten, Waar eens in blijder tijd, gebouw en wooing stondt, Waar nu 't verderf ten prooi en eenzaam en verlaten Een bouwval zich verheft op schaars betreden grond . . . . het was slechts de weerklank van hetgeen de Duitsche bezoeker van ons land, B. G. Niebuhr, opmerkte, toen hij in 1808 Hoorn doortrok en in zijn dagboek neerschreef: �wir sateen ein sichtbar verfallene stadt, voll verlassener Hauser, von denen an den Mauern schon mehrere weggebrochen waren, ein Schicksal wel- ches noch mehreren bevor zu stehen schien ..... " 1) Rapporteerde de onder-prefect van Alkmaar, dat in Hoorn en Enkhuizen geheele straten waren afgebroken ; klaagde de kro- niekschrijver Klaas Van Voorst, dat, daar vele burgers met geen mogelijkheid in staat waren hunne verpondingen op to brengen, hunne huizen van stadswege werden verkocht : wij 1) Dr. H. T. Colenbrander : Gedenkstukken, V. Inl. XXVII. HOORN IN 1813. 215 hebben naast ons liggen de lange lijsten der aanvragen aan de stadsregeering tot amotie der huizen, welke bijna zonder uitzon- dering werden toegestaan, waaruit blijkt, dat o.a. in 1812 onge- veer 120 aanvragen werden gedaan en in 1813 ruim 70 1). En onder die aanvragers vinden wij niet alleen de namen van den minderen man, maar van de aanzienlijkste families der stad, Carbasius, Merens, Messchaert, Houttuijn enz. enz. Geen der talrijke documenten uit die dagen geeft een duide- lijker beeld van den financieelen achteruitgang van stad en bur- gerij dan het adres der heeren Cromhout en Van Foreest, namens den raad der stad Hoorn, aan koning Lodewijk over de toene- mende verarming der stad , immers daarin werd op onweerleg- bare wijze aangetoond, hoe de opheffing van de collegies van gecommitteerde raden en der admiraliteit, der kamers van de W. I. en in 't bizonder ook van de 0. I. Compagnie, van de W.-Friesche munt eene eertijds �gegoede, ja rijke burgerij" het brood uit den mond genomen en �de Godshuizen met hun kinderen vervuld had aangezien deszelvs ouderen bij gemis aan werk geheel zijn verarmd", ja, hoe de bevolking in luttel jaren van ruim 12000 zielen tot nauwelijks 8000 was gedaald 2). Die afname der bevolking was ook zichtbaar in de verminde- ring der geboorten. Een vergelijkende statistiek leert ons, dat in 1804 in Hoorn werden geboren 325 kinderen, in 1805 274, in 1806 233, in 1807 221, in 1808 198 en in 1809 slechts 163. Daarentegen steeg het aantal vondelingen, verlaten- en weeskinderen voortdurend � in 1809 bedroeg het aantal weezen alleen in het Prot. weeshuis 180 3) - terwijl de inkomsten onrustbarend verminderden, zoo- dat de regenten, daar de winkeliers geen crediet meer wilden geven, telkens hun toevlucht moesten nemen tot collecten, die in het watersnoodjaar 1909 f 6000 opbrachten en in het volgend jaar f 800. Niet minder zwaar dan de regenten der weeshuizen, had- 1) Stads-archief van Hoorn, te Hoorn. 2 ) Stads-archief van Hoorn n�. 1794 in het rijksarchief te Haarlem. 3) Staat der mannel. kinderen in het R. C. weeshuis 19, in het Prot. weeshuis 53 in Oct 1813, rijksarchief Haarlem. Sous-prefecture, Octobre. 216 HOORN IN 1813. den in die kommervolle tijden de bestuurders der ziekenhuizen het te verantwoorden. Dit ging zelfs zoo ver, dat in 1811 beslo- ten werd wegens den deplorabelen financieelen toestand in het St. Jans gasthuis geen zieken meer op te nemen, het geheel te sluiten en het personeel te ontslaan. De arme zieken konden voortaan, door tusschenkomst van regenten, hulp van den stadsdokter en medicijnen uit de stadsapotheek verkrijgen 1). Maar nu begon het klachten te regenen bij den onder-prefect van dokters en apothekers, wier rekeningen niet werden betaald. Mejuffrouw Rosendaal, apothekeresse, weigerde medicijnen te leveren voor de recepten van den stadsdokter Du Pre, op grond dat zij sinds twee jaar geen betaling ontvangen had voor hare vorderingen, te zamen een som van fr. 723.97 2); en de officier van gezondheid P. M. Van Hall te Lutjebroek schreef een brief vol jeremiades, dat hij niet wist, waarvan hij moest betalen ...... �mijne crediteuren vallen mij lastig, en zoolang ik deze gelden Diet heb ontvangen, kan ik ook mijn drogist niet voldoen . .. .3). Maar de onder-prefect, zelf kort gehouden door zijn chef, kon niet anders doen dan in officieele orakeltaal den klagers nul op 't rekest geven. Was de zorg voor weezen, zieken en ongelukkigen groot, niet minder had men te kampen met den nood der armen, die maar zeer gebrekkig door soep- en spijsuitdeelingen in den winter kon gelenigd worden. Want het aantal armen bedroeg ongeveer een derde van dat der inwoners. Uit een staat, waarin de bevolking van Hoorn geschat wordt op � 8500, blijkt, dat er 2544 armen waren, van welke 1908 totaal onvermogend waren eenig werk te doen 4). Etablissementen tot werkverschaffing bestonden in Hoorn eigenlijk niet, alleen door middel van �de Vaderlandsche Maat- schappij" konden sommige armen nog iets verdienen met weven, spinnen en diergelijken. In dit verband moeten ook hier genoemd worden de zooge- 1) Missive van den onder-prefect 25 Juli 4811. Sted. archief te Hoorn. 2) Brief van den maire van Hoorn aan den onder-prefect v. 16 Sept. 1813. Rijksarchief Haarlem. Sous-prefecture. 3) Brief van P. M. Van Hall aan den onder-prefect. 4) Tableau der Resultaten ... enz.... Rijks-archief. Haarlem. HOORN IN 1813. 217 naamde �knegtbussen", begrafenisvereenigingen voor werklieden, die echter ook, behalve bij overlijden, soms aan hun leden boven de 60 jaar en aan weduwen uitkeeringen deden. Zoodanige knegtbussen waren er in Hoorn vele, doch ook zij werden gedrukt door de ongunstige tijdsomstandigheden, zoodat zij ge- dwongen waren hun begrafenisgelden te verminderen en hun wekelijksche toelagen aan hulpbehoevenden geheel te staken 1). Blijkt uit het bovenstaande hoezeer de ambachten leden onder den nood der tijden, met de nog aanwezige fabrieken en trafie- ken was het niet minder pover gesteld. Van de weleer zoo bloei- ende nijverheid leidden nog een kwijnend bestaan an zoutkeet met 10, an bierbrouwerij met 4, an zeepziederij met 2, drie looierijen met 8, 66n hennipdoek- of vloerkleedenfabriek met 20 geemployeerden", terwijl 66n hoedenmakerij en een Friesche groenmakerij door den patroon alleen gedreven werd. Een kwij- nend bestaan, schreven wij.... want aan het einde van het rapport, door den maire 26 Oct. 1811 aan den onder-prefect inge- diend, lezen wij van alle bedrijven mais �tat actuel : languisant 2). In het laatst van 1811 werd in de stad een Fransch magazijn van tabak en snuif opgericht en daar kon men in 't vervolg, behalve in vier of vijf winkels, die mochten blijven bestaan � vroeger waren er 72 � deze artikelen bekomen. Die winkels moesten intusschen tegen contante betaling hun inslag aan het magazijn doen. Tabak vroeger 6 stuiver per pond, werd thans voor 28 stuiver verkocht. Even hooge prijzen moest men betalen voor kruideniers- en grutterswaren. Het bestek, mij gegund, laat mij niet toe verder uitteweiden over de steeds stijgende prijzen van alle levensmiddelen, noch over de hooge belastingen, waaronder de burgerij gebukt ging, maar deze uitteraard vluchtige schets van Hoorn's economischen toestand onder het Fransche bewhad zou Loch nog te onvolledig 1) Brief van den maire van Hoorn in antwoord op de missive van den onder-prefect dato 20 July '1813 betrekkelijk de association Welke binnen Hoorn bestaan. Rijks-archief Haarlem. Sous-prefecture, Septembre. 2) Doos 250: Commerce et fabriques. Rijksarchief Haarlem. Prefecture. Vgl. ook baron d'Alphonse : �Apergu de la Hollander , en Colenbrander: Gedenk- stukken VI p. 1352. 218 HOORN IN 1813. zijn, indien wij niet aanstipten dat zijn groote scheepvaart geheel en al verloopen was en dat zijn haven nog alleen maar gebruikt werd door de binnenschipperij. Een statistiek, die door meerdere zou kunnen worden aangevuld, bewijst dit afdoende. Van 16 tot 31 Maart 1813 vielen in de haven binnen 26 schepen, te zamen metende 820 ton, bemand met 30 koppen, komende van Zwartsluis, Stavoren, Blokzijl, Amsterdam, Edam, Harlingen, Zwol, Genemuiden, Den Helder, Amersfoort en Haarlem, bevracht met turf, matten, bout, touwwerk, aardappelen, potten en pan- nen, koeien enz. 1). Een lichtpunt in deze donkere schilderij vormde de toestand der van ouds beroemde Hoornsche najaarsveemarkt. Deze bleef even bezocht als weleer ; in 1810 kwamen er ruim 16000 stuks vee ter markt en lagen er niet minder dan 40 schepen in de haven om de runderen naar andere plaatsen over te brengen. Ook de wekelijksche zaadmarkt nam in omvang en beteekenis toe, daar de boeren in den omtrek zich in de laatste jaren meer en meer op den zaadhandel hadden toegelegd. II. In Hoorn als hoofdplaats der sous-prefecture zetelde de onder- prefect. Gedurende de drie jaren der inlijving hebben achtereenvol- gens als zoodanig het bewind gevoerd mr. Hendrik Carbasius .B.Fz. van 1810�Sept. 1811; C. J. Verschuur van Sept. 1811 Nov. 1811; Edgard Jacob Rutger Mollerus van Dec. 1811�Dec. 1813. Als secretaris van den onder-prefect fungeerde mr. B. J. Carbasius. Maire van Hoorn was mr. Jacob Cornelis Van de Blocquery. Over hen en mr. Hendrik Van Stralen en Simon Van Stralen, die ook in dit verhaal een meer of minder belangrijke rol spelen, een enkel woord. Mr. Hendrik Carbasius (1761-1823) was gesproten uit een oud regentengeslacht, welks leden sinds jaren her regeeringsfunctien hadden vervuld. Aanhanger van het Huis van Oranje, was hij door prins Willem V na de restauratie in 1787 tot vroedschap van 1) Releve des navires Entr�s des Ports de France, Port de Hoorn. Rijks- archief Haarlem. Sous-prefecture, Avril. archief Haarlem. Sous-prefecture, Avril. Mr. HENDRIK CARBASIUS. NAAR EEN PRENT VAN A . NAAR EEN PRENT VAN A HULK. HULK. HOORN IN 1813. 219 Hoorn benoemd. Onder koning Lodewijk trad hij op als kwartier- drost van Amstelland, in 1810 werd hij aangesteld tot onder-prefect, later onder koning Willem I werd hij lid van de Tweede Kamer en benoemd tot ridder in de orde van den Ned. Leeuw. Fransche politiespionnen hielden niet op de regeering tegen hem to waarschuwen. Een hunner, Gervais De Graaff, noemt hem �un ami decide de l'Angleterre", en later �ami intime de mr. Hendrik Van Stralen, bien connu dans l'histoire de la descente en Nord Hollande par les Anglais en 1799" 1). E. J. R. Mollerus stamde uit een familie, die bij de Fransche ambtenaren stond aangeschreven als prinsgezind en anglomaan. In Colenbrander's gedenkstukken teekent Gateau een alles behalve vleiend portret van den oud-minister onder koning Lodewijk, dien hij �tartuffe, souple, mielleux, faux, fanatique protestant, l'�cho de la clique anglo-stadhouderienne" scheidt , terwij1 hij van onzen Mollerus schrijft, dat deze een der auditeurs is, �qui se sont fait remarquer par l'ind�cence de leurs propos, la 16geret6 reprochable de leurs actions et par une indiscretion intolerable". Ook zijn onmiddellijke chef, de prefect De Celles, was met de wijze waarop zijn onder-prefect de zaken behandelde, maar matig ingenomen. Soms prees hij hem over betoonden ijver 2), maar meest is zijn toon wrevelig en beklaagt hij zich over hem als over den prefect van Utrecht �qui a l'air de remplir sa place comme une sorte de complaisance et ne travaille ni avec soin, ni avec le zele n�cessaire au service de l'Empereur . . . ." en dan voegt hij er aan toe : �il est a peu pres le meme de M. le sous-pr�fet de Hoorn, qui se conduit comme un enfant mal elev�" 3). Mr. J. C. Van de Blocquery had reeds eenige malen aan het hoofd der regeering gestaan. In 1786 burgemeester van Hoorn, behoorde hij tot de zeer gematigde Patriotten en nam in 1787 bij de Oranje-oproeren een voorzichtige houding aan. Toch werd hij na de restauratie door Willem V afgezet, schoon hij nooit 1) Fransche politierapporten den Heer president v. h. Hooggerechtshof der Vereenigde Nederlanden in December '1813 door den beer C. G. Hoynck van Papendrecht vertrouwelijk ter lecture gegeven. Portefeuille Van Maanen. Rijksarchief, 's-Gravenhage. 2) Colenbrander Gedenkstukken : VI p. 457. 3) Colenbrander : Gedenkstukken : VI p. 454. 220 HOORN IN 1813. het rekest der 235 burgers aan de staten van Holland en West- Friesland zou hebben onderteekend, waarin de Prins met de zwartste kleuren geschetst werd. In 1795 werd hij door de burgers tot provincialen representant gekozen en was sinds 1798 president der municipaliteit. Zelf geboren uit een patricisch geslacht en door zijn huwelijk met Magaretha Elisabeth Van Akerlaken verwant aan de aanzien- lijkste families van Hoorn, was hij �een man wien het niet aan bekwaamheid ontbrak, maar die vooral uitblonk door voorzichtig- heid, minzaamheid en bedaardheid. Daardoor heeft hij in het troebele en onrustige jaar 1799 aan de stad groote diensten be- wezen en zijn er gewis door zijn tusschenkomst vele onheilen voorkomen" 1). Onder koning Lodewijk werd hij wederom tot burgemeester benoemd en legde hij den eed of in handen van den vertegen- woordiger des konings, den landdrost mr. H. Carbasius ; en in 1811 werd hij in zijn functie bevestigd bij keizerlijk decreet van 19 Mei en beeedigd door den onder-prefect den 18en Juni van dat jaar 2). Mr. Hendrik Van Stralen en S. Van Stralen waren voort- gesproten uit een van oudsher Oranjegezind geslacht met uit- zondering van mr. Jan Hendrik, die in 1787 meekeesde. Mr. Hendrik (1751-1822) bekleedde voor de revolutie het ambt van secretaris van gecommitteerde raden van het Noorder- kwartier, na 1801 werd hij lid van het departementaal bestuur van Noord-Holland en later van den Aziatischen raad ; onder Schimmelpenninck trad hij op als secretaris van staat voor bin- nenlandsche zaken. Bij de Fransche ambtenaren stond hij met een zwarte kool aangeteekend ; zij noemden hem �un Orangiste enrage, r�form6 fanatique" en een �hypocrite du premier ordre" 3). Omtrent Simon Van Stralen schrijft de reeds genoemde politic- spion De Graaff: �suivant mes informations de Hoorn, touchant 1) Jhr. mr. v. Akerlaken : Leven van Mr. H. v. Stralen p. 318; W. P. Kops. Oranje-oproeren: p. 9, '18, 33. 2) Publicatie van den maire van Hoorn : stads-archief Hoorn, rijksarchief Haarlem. 3) Colenbrander: Gedenkschriften: V p. 373. Mr. JACOB CORNELIS VAN DE BLOCQUERY. NAAR EEN DOOR P. JOLLY GETEEKEND PORTRET in het bent van den Neer J. C. VAN DE BLOCQUERY to Hoorn HOORN IN 1813. 221 M. Simon Van Straalen, commissaire de police de cette ville, il a de tres intime liaisons avec des personnes soupconnes, meme des amis decides de l'Angleterre. Cette commissaire est un jeun homme de Naissance et de parentage a peu pres de toutes per- sonnes distingu�s a Hoorn, et toutes enclave au Angleterre, et, quoiqu'il a de bonnes moeurs et un bon coeur, il n'a pas que de fort peu d'esprit et par consequent un creature des Anglo- manes". Wat de verdere regeeringspersonen aangaat : sinds April 1812 waren Allard Merens en Wigger Tasman adjunct-maires, terwijl als secretaris Paulus Groenwoudt fungeerde. De municipale raad bestond nit de volgende personen : J. Berk- hout, H. Van Berkel, J. C. Van der Vorm, C. Van der Straten, P. Houttuyn, A. Merens, V. Van der Halm, W. Tasman, F. De Vicq, D. Verheijen, J. Van Akerlaken, C. Schuit, J. G. Repelius, G. De Vries, D. Merens, C. Messchaert, N. Breebaart, J. Schagen, H. Berkhout, D. Gallis, F. De Feijfer, Th. Bast, C. Van der Straten, D. De Feijfer, R. Jongemaats, G. A. Pet, C. De Roeper, W. D. Verschuur, C. Boldingh. President van het tribunal imperial was Maurisse, een man van wien niemand minder dan de hertog Van Plaisance aan den Keizer geschreven had : �on n'accuse point sa probit�, mais il est moms juge que chicaneur" 1). Als procureur imperial trad op J. H. Schuurmans, een Belg van geboorte, en als juge d'in- struction J. H. Van Wickevoort Crommelin, wien wij later in ons verhaal handelend zullen zien optreden. Nadat de heer S. Van Stralen als commissaris van politie was afgetreden, nam tot April 1813 Jan De Quack die betrekking waar, toen hij verplaatst werd naar Zaandam, in welke plaats hij een rol speelde bij de April-onlusten. Later werd deze post niet dan noodgedwongen en met tegenzin vervuld door de adjunct- maires, daar niettegenstaande herhaalde oproepingen geen enkele sollicitant kwam opdagen 2). Ook voor de betrekking van stedelijk ontvanger bleek na 't overlijden van mr. Reep Verloren in 't eind van Augustus 1813 1) Colenbrander: Gedenkstukken VI. p. 74. 2) Missive van den maire van Hoorn aan den onder-prefect dato 16Juli 1813 222 HOORN IN 1813. niet veel animo te zijn. Toen de municipale raad bijeenkwam om drie candidaten voor die betrekking op te geven, kon dit niet geschieden, omdat er zich geen sollicitanten hadden aan- gemeld. Als wij nu nog aanstippen, dat aan het hoofd der burger- wacht de kapitein Tennis Bast optrad, dat, als garde general des gardes champetres fungeerde de Franschman Charles Henry, wien ter zijde stonden de brigadiers P. Steeg en N. De Hart, dan hebben wij nagenoeg alle hoogere en lagere autoriteiten de revue laten passeeren, die in 1813 Hoorn's burgerij bestuurden. Het keizerlijk decreet, dat de inlijving van het koninkrijk Holland bij het Fransche rijk beval, werd door de bevolking van Hoorn e. o. met doffe berusting aanvaard ; men meende, dat men het moeilijk slechter krijgen kon, dan het reeds was. En toch zou men het weldra aan den lijve voelen, dat het nog erger kon. Weldra werd de conscriptie ingevoerd. De prefect van het departement der Zuiderzee putte zijn niet geringe energie uit om deze voor de Hollanders geheel onbekende en dus gehate organisatie met bekwamen spoed te doen slagen. Hij hield niet op zijn onder-prefecten te bevelen hun maires in te scherpen, dat zij in dezen hun plicht zouden doen. �Veuillez donner les ordres les plus positifs, pour qu'aucun des conscrits design�s ne manque a la Revue. Chaque maire ne doit pas se contenter de les manque a la Revue. Chaque maire ne doit pas se contenter de les pr�venir, it fact encore qu'il s'assure s'ils sont ob�i et dans le cas contraire ies faire arreter et conduire devant moi par la cas contraire ies faire arreter et conduire devant moi par la gendarmerie." En het is opmerkenswaard hoe hij zijn geest wilt over te gieten in die van zijn ondergeschikten. Zelfs een Mollerus, die naar De Celles' eigen getuigenis zijn ambt beschouwde als een �vilain m�tier" en herhaaldelijk er op aandrong ontslagen te worden 1), schijnt ons toe in zijn correspondentie met de maires een dubbelganger van zijn prefect te zijn. Zijn Loon is even kortaf en imperatief als die van zijn chef. Dat ondervond de 1) Gedenkstukken : VI p. 454, brief van De Celles aan Montalivet. HOORN IN 1813. 223 maire van Berkhout, uit wiens gemeente twee conscrits op de revue to Hoorn waren afgekeurd en wien nu gelast werd to zorgen, dat hun remplacanten �zich dadelijk en zonder eenig verzuim aan de prefectuur to Amsterdam hadden to vervoegen" ; een dergelijk bevel ontving de maire van Spanbroek, wien werd gemeld, dat hij den remplacant Rijkes �had to doen begrijpen, dat hem geen oogenblik langer dan drie dagen uitstel kon worden verleend". Den klagenden maires van Andijk en Urk � de eerste, dat de conscrit Bakker een ouden vader had, sinds 10 jaar stekeblind en een broeder �welke niet alleen zinneloos, maar daar hij dol is en aan een Hok staat vastgesloten en waarvoor de conscrit alleen het brood moet verdienen en uit dien hoofde onontbeerlijk is voor dat gezin . . . ." de tweede, dat de con- scrit Mars niet in staat was op den bepaalden tijd in Amsterdam to zijn, omdat hij zijn �rechtervoet en toonen gebrand heeft door zijn, omdat hij zijn �rechtervoet en toonen gebrand heeft door kokend water en dus onmogelijk kan marcheeren" � werd, met voorbijgaan van hun verzoek, gelast hunne conscrits op to zenden: �geene redenen hoegenaamd kunnen hen verschoonen", heet het �geene redenen hoegenaamd kunnen hen verschoonen", heet het kort en bondig. Zoo gaat het voort, de portefeuilles van de sous- prefecture van Hoorn in het rijksarchief to Haarlem bevatten prefecture van Hoorn in het rijksarchief to Haarlem bevatten een uitgebreide correspondentie tusschen den onder-prefect en de maires, die ongeveer alle op hetzelfde neerkomen. Ook omtrent deserteurs en r�fractaires � zooals zekere Jan Schallerij uit Hoorn en Pieter Oudhoff to Berkhout � worden tal van mis- sives gewisseld, waaruit blijkt, dat de invoering der conscriptie den onder-prefect en den maires handen vol werk gaf en den den onder-prefect en den maires handen vol werk gaf en den ingezetenen allerlei last en onaangenaamheden berokkende, al schreef De Celles juichend in zijn Apercu : �alles marcheert prachtig in mijn Departement". bet zou nog erger worden. Na den noodlottigen veldtocht in Rusland, waarin Napoleon's �grande armee" zoo goed als ver- nietigd werd, vaardigde de Keizer drie decreten uit, die de Hol- landers tot wanhoop brachten. Wij bedoelen de bevelen omtrent de aanbieding der vrijwillige gif ten, de oprichting der rationale garde en de garde d'honneur. garde en de garde d'honneur. In Rusland had de Keizer zijn cavalerie bijkans geheel ver- loren ; zij moest dus onverwijld worden aangevuld en versterkt. Een geniaal maar despotiek middel rees in het brein van Napoleon 224 HOORN IN 1813. op : alle steden des rijks moesten hem ruiters en paarden aan- bieden, volledig uitgerust, als zoogenaamde vrijwillige gift 1). Den 20en Januari 1813 ontving de maire van Hoorn een missive van den onder-prefect, �dat hij in eigen persoon een Inspectie behoorde te nemen van alle ruinpaarden, die zich in de gemeente bevinden en dat degenen welke geschikt moch- ten geoordeeld worden op Zaterdagmorgen den 23en dezer om 9 ure in de Stads Doelen zich moeten bevinden" 2). Aan dit bevel had de municipals raad te gehoorzamen en hij deed dit dan ook in zijn zitting van 22 Januari, waarin de maire �een schitterende toespraak" hield, voorstellende om in navol- ging van het in andere steden des rijks gegeven voorbeeld aan Z. M. eenige manschappen te paard, gekleed en gearmeerd aan te bieden. In Maart daaraanvolgende alweer nieuwe requisities. Een keizer- lijk decreet beval voor het dep. der Zuiderzee 100 treinpaarden te leveren op staanden voet ; voor het arr. Hoorn stelde de pre- fect 18 paarden vast. �Deze paarden, schreef de onder-prefect, moeten 13 April te Amsterdam zijn om daar te worden ge1nspecteerd. Maar wegens mogelijke afkeuring moeten het er ten minste 25 zijn, schoone paarden, zonder gebreken, zonder aanstotelijke gedaante." Deze aanschrijving gaf alweer dadelijk aanleiding tot veel ge- haspel. De maire van Grootebroek schreef, dat zich in zijn gemeente �slegts twee paarden, die in de jaren vielen, bevonden, dan de- zelve zijn niet geschikt om dadelijk goede dienst als Trein Paar- den te doen . . . ." De maire van Bovenkarspel beweerde, dat er daar in 't geheel geen paarden aanwezig waren . . . . Al om niet . . . �Gij zult hebben zorg te dragen, luidde het antwoord van den onder-prefect, dat de paarden, vermeld in de missive Maandag a.s. op de bepaalde tijd in de Doele te Hoorn ter inspectie worden 1) Gedenkstukken VI p. 234. De Keizer aan Clarke. Notulen der municipaliteit. Stadsarchief te Hoorn. Mt een statistiek blijkt, dat er te Hoorn waren 96 werkpaarden en 65 rijtuigpaarden (waarvan 48 ruinen of hengsten en 43 merrien). HOORN IN 1813. 225 aangeboden � geen excuus hoegenaamd zal door mij worden aangenomen" 1). Dit straf optreden van den onder-prefect werd door De Celles hoogelijk goedgekeurd . . . �je m'empresse de vous Miciter", schreef hij 23 April aan den heer Mollerus, �sur le succes que vous avez obtenus dans la levee des chevaux d' artillerie . . . . C'est ainsi que nous devrions toujours operer . . .". Behalve ruiters en paarden moesten de steden, die niet in de categorie van garnizoensplaatsen vielen � en daaronder behoorde Hoorn 2) � al wat zij bezaten aan krijgsmateriaal in hun magazijnen opzenden naar Amsterdam of Utrecht, ten einde te voorzien in het gebrek dat daaraan bij het leger bestond. Maar bij onderzoek bleek, dat reeds alles in het vorig jaar was opgestuurd en uit het rapport van den commissaris van politie De Quack werd het openbaar, dat er zich in het geheele arrondissement nagenoeg geen wapentuig beyond, dat de gewe- ren van de sedentaire nationale garde �sont presque tous d�fec- tueux et hors d'etat de pouvoir servir" en dat de geheele voor- raad buskruit in de stad kon worden begroot op 150 a 160 pond. Gaf dit alles reden genoeg tot gisting en ontevredenheid, nog hooger steeg de onrust der bevolking, Coen de decreten van 5 April werden afgekondigd, die de organisatie der nationale garde bevolen. Voor het arrondissement Hoorn werd het contin- gent vastgesteld op 300 man. Deze besluiten wekten overal de heftigste beroering. Men ge- loofde niet aan de verzekering der Fransche ambtenaren, dat de nationale gardes uitsluitend dienst zouden doen binnen de grenzen van ieders departement. De onder-prefect mocht zooveel cir- culaires aan de maires schrijven als hij wilde, waarin hij trachtte hun te doen begrijpen �le veritable but de la garde nationale, 1) Over deze geheele correspondentie, sous-prefecture, Avril. Rijksarchief Haarlem. 2) Bij 't overlijden van Gerrit De Roodt, boekhouder der stadsfabriek, werd in zijn plaats benoemd Daniel Strengman, vroeger caserne-meester, welke post is komen te vervallen, daar bij decreet van Z.M. deze stad is verklaard geen garnizoensplaats te zijn. Vgl. ook N�. 1789. Prefecture, rijksarchief Haarlem ..... �la ville de Hoorn, n'etant point comprise dans le nombre de celles qui doivent avoir garnison". Gedenkboek. II. 15 226 HOORN IN 1813. combien cette charge sera legere pour chaque commune, vu que des 36 communes ne sera appele a l'activit� que 24 hommes" ... ; de burgerwachten van 20-40 jaren, die zich reeds vrij waanden van den dienst, vreesden maar al te zeer, dat ook zij tegen het einde des jaars naar Duitschland zouden worden gezonden om daar de versmolten cohorten van den eersten ban te vervangen en dan op hunne beurt vervangen te worden door de nationale garde van den derden ban, de mannen van 40-60 jaar 1). In Hoorn kwam het bij de organisatie wel niet, als in andere arrondissementen, tot tooneelen van oproer, maar Loch gaf deze aanleiding tot allerlei geschrijf en gewrijf, waarvan de porte- feuilles der sous-prefecture vol zijn. Kennelijk hadden de maires hunne lijsten naar de bedoeling van den prefect niet goed opgemaakt en kwamen er namen op voor, die �er verkeerdelijk of partijdiglijk waren opgebracht. . . . verscheidene Heeren Maires hadden inexacte opgaven gedaan" verscheidene Heeren Maires hadden inexacte opgaven gedaan" en in plaats van gegoede ingezetenen er amen of minvermo- genden opgezet. Van daar dat op last van den prefect de onder-prefect den 23en Augustus de maires nogmaals aanschreef om een lijst in te dienen van vijf personen, �vallende in de termen van de eerste oproeping der nationale garde en welke als de rijkste der gemeente nog kunnen worden beschouwd". Het regende nu weldra verontschuldigingen en protesten der betrokken maires. De maire van Andijk verklaarde �er zijn geen menschen meer" ; die van Bovenkarspel klaagde : �ik heb ze niet beter, de gegoedsten uit de gemeente zijn al reeds opgeroepen , hetzelfde berichtte de maire van Zwaag en zijn collega van Oosthuizeh beweerde stoutweg, dat zijn lijst volkomen in orde was. De maire van Avenhorn gaf nog drie personen op en hoopte, dat het nu voldoende zou zijn, maar voegde er bij �schoon ik niet zeggen kan, dat er een op is, die buiten zijn hinder zou kunnen rempla- ceeren". In Wognum waren ook maar drie en de maire van Oost- huizen gaf er wel vijf op, maar met de bedenkelijke verklaring . . . �sta ik u egter niet voor in dat die personen die lasten zullen �sta ik u egter niet voor in dat die personen die lasten zullen 1) Joh. W. Naber: Gesell. der Ned. tijdens de inlijving, p. 164-200 HOORN IN 1813. 227 kunnen dragen". Ongeveer in denzelfden trant schreven de maires uit Nibbixwoud en Obdam, terwijl die uit Edam, Mon- nickendam en Medemblik min of meer heftige protesten inzon- den. Ten slotte verklaarde de maire van Hoorn, dat hij slechts zeven personen kon opgeven, wilde men een grooter aantal hebben dan zou hij verplicht zijn �lieden van minder gegoedheid te nemen, die misschien wel in staat zouden zijn om hun vereischte kledingstukken aan te schaffen, maar dewelker Huishoudinge door het besteden van hunne tijd tot Exercitien als anderzints geheel zullen geruineerd worden". De Celles was echter met deze ophelderingen of verontschul- digingen in het minst niet tevreden en gaf daarvan blijk in een scherpen brief aan den onder-prefect den 4ell October. Hij herhaalde, dat hij bijna dagelijks klachten ontving over het gedrag der dat hij bijna dagelijks klachten ontving over het gedrag der maires, over hun partijdigheid en omkoopbaarheid. Hij verweet den heer Mollerus, dat hij niet scherper contrOle had uitgeoefend en bedreigde hem, dat als er onlusten zouden uitbreken, hij daarvan de verantwoordelijkheid zou dragen en eindigde ...... �veuillez done prendre sur le champ les mesures les plus effi- caces pour forcer Messieurs les Maires a etre juste eta ne plus s'�carter de l'Esprit de la Loi ainsi que des instructions que je vous ai successivement transmises et que vous avez du leur communiques" ..... Zoo kon de veel geplaagde onder-prefect nog eens van voren of aan beginnen ..... eindelijk had hij zijn lijsten gereed en met een zucht van verademing besloot hij zijn brief 1), die de staten vergezelde, met de woorden: �j'esp�re que l'envoie de ces deux Etats suffira pour rectifier ce qui a ete erroneusement dans cette affaire". Met de aanwijzing van personen, geschikt voor garde d'honneur, had men minder moeite, om de eenvoudige reden, dat er zoo weinig waren, die daarvoor in aanmerking konden komen. Uit een �Extrait des Etats des cent plus Imposes de la ville de Hoorn" werden er slechts twee : Pieter Van Akerlaken en Jan Willem Van Voorst aan den prefect voorgedragen, en ook deze candidaten schijnen niet tot de uitverkorenen te hebben 1) Van den Nen October. 228 HOORN IN 1813. behoord, maar is ten slotte alleen de zoon van den maire Van de Blocquery waardig gekeurd in de gelederen van dit keurkorps te mogen dienen 1). Onder deze beslommeringen ging de lente en de zomer voorbij : schijnbaar was alles rustig in Holland, maar noch de prins Van Plaisance, noch de graaf De Celles lieten zich door dien schijn misleiden ; hun correspondentien verraden maar al te zeer inwen- digen angst voor de komende gebeurtenissen, als het leger van Napoleon voor de overmacht van de Geallieerden zou moeten wijken naar de grenzen van het Fransche rijk. Toch bleef De Celles onwrikbaar in zijn overtuiging, dat men de Hollanders hard moest blijven aanpakken: �ce n'est pas par la raison et la douceur qu'on peut obtenir la sousmission dans ce pays. Ii faut touj ours de la force"; en zijn lijfspreuk luidde : �qu'ils trem- blent, et ils obeiront". Volgens dat systeem behandelde hij ook zijn onder-prefecten. Onophoudelijk berispte hij hen over hun geringen ijver en gemis aan besef van verantwoordelijkheid. Den Zen October gaf hij Mollerus weer eens een flinken uitbrander over den achterlijken staat der budgetten: �Les mois s'ecoulent et rien n'avance. Com- ment ne sentiez-vous pas la necessite de faire cesser tel �tat de chose. La comptabilit� communale est toute enti�re d�pendante de votre administration et c'est la partie du service la plus arrieree. Quel opinion les ministres peuvent-ils avoir de nous? Je dis nous, puisque je suis solidaire avec vous, monsieur, dans cette affaire . . ." Het verwondert ons dan ook niet te vernemen, dat de beer Mollerus, die toch reeds met weerzin en wrevel zijn ambt waar- nam, eindelijk, moe van het drijven van zijn chef en de heime- lijke tegenwerking zijner ondergeschikten, ziek werd. 1) Brief v. d. maire aan den onder-prefect d� 29 Mei in antwoord op missive v. d. onder-prefect van den 28en, waarbij zijn zoon als �definitief gedesigneerd" garde d'honneur van dit dep. wordt aangewezen: �dat vermits deselve zich in 't geval bevindt van te moeten dienen, ik geene consideratie heb tegen dat deselve gebragt wordt op de lijst, indien het denselven kan strekken ter zijner bevordermg, waaromtrent ik de dispositie bij dezen geheel late aan den Heer Prefect, met aanbeveling van mijn zoon in deszelfs protectie". HOORN IN 1813. 229 Tot zijn tijdelijken plaatsvervanger werd zijn secretaris, B. J. Carbasius, den 7en October aangesteld. Als de heer Carbasius het nog niet wist, zou hij spoedig on- dervinden, dat met een chef als De Celles het ambt van onder- prefect geen sinecure was. Den 25en Oct. ontving hij een brief van hem, waarin de pre- fect zijn hooge ontevredenheid te kennen gaf over zijn onbetee- kenende rapporten. �Vos rapports ne sont ni cl�taill�s, ni fre- quents en un mot indirectement et par d'autres administations j'apprends ce que vous devriez me faire savoir". Nadat hij hier- over nog een pool had uitgeweid, gaf hij den waarnemenden onder-prefect een lijstje van vragen, waarop hij antwoord verlangde, tevens een soort van instructie, hoe hij in 't vervolg zijn rap- tevens een soort van instructie, hoe hij in 't vervolg zijn rap- porten had op te stellen, om te eindigen met de vermaning : �vous etes l'oeil du gouvernement dans votre arrondissement ; ii faut done saisir vos impressions du moment et en raisonner avec moi dans votre correspondance et ce genre de police est Bien sup�rieur A, ce que font et peuvent faire les Commissaires de Police qui n'ont ni votre consideration, ni votre rang". De heer Carbasius haastte zich te antwoorden. Na zich eerst met de ziekte van den onder-prefect verontschuldigd te hebben, trad hij in nadere details en deelde mee, dat de maires van Hoorn en Enkhuizen niet zonder moeite de adressen aan Z. M. de Keizerin in hun conseils municipaux hadden kunnen doen aannemen 1) ; dat de faillissementen te Amsterdam 2) geinfluen- ceerd hadden op de kaasprijzen en dat de billets de caisse niet in betaling werden aangenomen ; dat de bezetting van Cassel en Bremen door de vijanden wel geruchten in omloop hadden gebracht, die echter even spoedig weer verdwenen ; dat de geest onder de inwoners van zijn departement ru.stig en kalm was en men er weinig sprak over de publieke zaak. Wel waren er als altijd en overal malcontenten, �mais comme ils se taisent on ne pent les connaitre, et je suis en revanche si convaincu de l'esprit de moderation qui anime les habitans de ces contr�es que je ne de moderation qui anime les habitans de ces contr�es que je ne 1) Hierover nader in mijn opstel over Enkhuizen. 2) Gedenkstukken VI. p. 474, 475, 478. 230 HOORN IN 1813. les crois nullement a redouter quand meme leur nombre seroit plus grand que je n'ai lieu de presumer". Hoe geruststellend deze woorden ook mochten klinken, zij overtuigden den prefect niet, te meer toen allengs de geruchten bewaarheid worden van de groote nederlaag, die Napoleon bij Leipzig geleden had. Ontzaglijk was de indruk 1). Hoezeer de regeering zich trachtte groot te houden, zij voelde als het ware den grond onder hare voeten wegzinken. Zij wist hoe zwak zij was bij gebrek aan vertrouwbare troepen en duchtte, dat het yolk, hoewel op het oogenblik nog rustig, plotseling kon en zou losbarsten in woede tegen zijn onderdrukkers. Schoon hij de toekomst donker inzag, bleef De Celles zijn ambtenaren een onverstoorbaar kalm gelaat toonen en meldde hij nog altijd aan zijn superieuren: �Mon d�partement est fort tranquille, aucun evenement ne l'agite". Voor Hoorn bleef dit wachtwoord tot in de laatste dagen van November waarheid. Nog scherper dan voorheen drong de pre- fect er bij zijn onder-prefecten op aan, dat zij hem jour par jour politierapporten zouden toezenden, waarin de geringste bijzonder- heden zouden worden opgegeven . . . �aucun evenement quel- conque meme de la moindre importance ne peut me rester inconnu maintenant". In bijkans dezelfde woorden richtte de onder-prefect een ver- trouwelijke aanschrijving aan de maires van Hoorn, Enkhuizen, Purmerend, Edam en Monnikendam, waarin hij hun te kennen gaf, wat hij van hen verlangde : geen opsomming van kleine diefstallen en diergelijken, waaruit hun rapporten gewoonlijk bestonden . . . �il faut au contraire m'informer des discours qui roulent sur les affaires publiques, de l'opinion connu par la plupart de vos administr�s, des diverses sensations que produisent les nouvelles du jour . . ." enz. enz. Ingevolge nu van dit schrijven ontving de onder-prefect de dag- rapporten van den garde-general des gardes champetres, Henry, van 8 en 9 November, naar aanleiding van welke hij zijn chef i ) Gedenkschriften van G. k. Van Hogendorp: p. 493, noot: �Ik zal ten minste nimmer den dag van den 3en November vergeten, toen de officieele minste nimmer den dag van den 3en November vergeten, toen de officieele tijding in den Moniteur ons den beslissenden slag bij Leipzig vermeldde" tijding in den Moniteur ons den beslissenden slag bij Leipzig vermeldde" HOORN IN 1813. 231 kon meedeelen, dat er te Hoorn geruchten in omloop waren, dat de prins Van Eckmiihl had gecapituleerd met den vijand en dat een der voorwaarden dier capitulatie was, dat hij met zijn legerkorps gedurende een jaar niet tegen de Geallieerden zou strijden, dat de Russen het departement van den Eems waren , binnengetrokken, dat Fransche douanen met hunne ge- zinnen uit Zwol waren vertrokken, maar ondanks dat daarover veel gepraat werd, bleef alles �dans la plus parfaite tranquillite et ii n'y a rien a craindre de ce cote". Nog dienzelfden dag, 10 November, trachtte De Celles die ge- ruchten te ontzenuwen, en schreef aan den heer Mollerus, die intusschen weer hersteld was, dat 10.000 Franschen positie had- den genomen in de omstreken van Zwol, Deventer, Zutfen en Arnhem, dat de capitulatie van den prins Van Eckmiihl �un conte absurde" was, waaraan slechts �imbeciles" konden gelooven. En dan zich opwindend ging hij voort : �l'Empereur est en France, la France est une et indivisible. Les Francais sauront terracer toes leurs ennemis quel que soit leur nombre. �Du courage, de l'�nergie et une active surveillance, voila nos devoirs. Nous avons jure obeissance aux constitutions de 1'Em- pire et fidelit� a l'Empereur. Rappelons nous toujours notre serment. Lui seal suit pour guider notre conduite . . ." Met zulke klinkende woorden trachtte hij zich zelf te sugge- reeren en zijnen ambtenaren een hoop in te boezemen, die hij wellicht zelf niet meer bezat. Maar de feiten stoorden zich niet aan officieele tegenspraak, de geruchten bleven hardnekkig aanhouden. De zenuwachtige Franschman, de garde-general Henry, hoorde en zag veel wat hem verdacht voorkwam, dat Hoorn werd gealarmeerd door tijdingen, dat de Russen reeds te Lingen waren en op Zwol aanrukten. �Les Bruits court dans les maisons publique dans le caffe et dans les auberges". . ; de kalmer natuur van den maire De Blocquery, die zijn burgerij kende, vond hierin niets ver- ontrustends, integendeel, schreef hij den lien November aan den onder-prefect : �Ik vind mij verpligt Uw E. G. te informeeren, dat, ofschoon het in deze gemeente niet ontbreekt aan allerhande ofschoon het in deze gemeente niet ontbreekt aan allerhande tijdingen wegens den aanmarsch van den vijand, alles tot heden zeer stil en rustig is, dat de geest der inwoonders zo veel mij 232 HOORN IN 1813. zulks voorkomt en van alien wie eenigszints redelijk denken, daar henen strekt om de goede order te blijven conserveeren, hetgeen ook nog onlangs bij het houden der groten markt van rundvee op de-n 8en dezer wanneer een meer dan gewone menigte van menschen van alle oorden alhier was te zamen gekomen is gebleken, wanneer tevens door deze stad is gemarcheerd een detachement van 43 man van de Kompagnie Kustbewaarders te Medemblik, dewelke aihier door storm met een schip waren binnengeloopen en welke des nagts weder over land zijn ge- transporteerd geworden, vermits het geen vaarbaar weer was, hetgeen alles geen de minste disorder heeft gemaakt". Daarna gingen er eenige dagen voorbij, dat er in Hoorn niets gebeurde, alleen bracht een uit Amsterdam overgewaaide, valsche Moniteur de gemoederen in zekere opwinding. Maar de tijding van het oproer in Amsterdam drong snel door in de provincie, in Purmerend volgde men het voorbeeld van de hoofdstad na en droeg men de oranje kleur, en, ofschoon de onder-prefect nog melden kon, dat het op het oogenblik, waarin hij schreef � 17 November � rustig was in Hoorn, voegde hij er onheilspellend aan toe : �mais je crains, que le tumulte y Oclatera �galement et pent-titre bien aujourd'hui" 1). Deze brief zou echter den prefect niet meer bereiken. Den 16en November was hij met den prins Van Plaisance en de voor- naamste Fransche autoriteiten uit de hoofdstad naar Utrecht ver- trokken, waar hij, met goedvinden van Lebrun, den secretaris- generaal De Stuers opdroeg, hem in zijn functie te vervangen. Onmiddellijk schreef deze aan den onder-prefect, dat hij op 't nauwkeurigst wilde onderricht zijn van alles wat in zijn departe- ment voorviel. �Il faut que vous seriez au courant de tous les por- pos s�ditieux et me designer ceux qui s'en rendaient coupables. ." Wellicht dacht hij, dat ook in Hoorn het yolk in vollen staat van oproer was evenals te Amsterdam, ten minste den 19e11 No- vember schreef hij aan Montalivet : �Depuis hier j'ai recu des rapports de toute la Hollande, Ou la revolution a commence le 17 courant , on a ports des cocardes oranges a Alkmaar et Hoorn. 1) Al de brieven, waarvan ik hier uittreksels geef, zijn te vinden in de November-portefeuilles der sous-prefecture : rijks-archief, Haarlem. HOORN IN 1813. 233 Le sous-pr�fet d'Alkmaar na'assure avoir fait Oter toutes les couleurs insurrectionnelles et a d�fendu de les porter jusqu'A ce que les lois les aient autoris�es, aucun tumulte n'a eu lieu. Le que les lois les aient autoris�es, aucun tumulte n'a eu lieu. Le sous-pr�fet de Hoorn a thch6 de faire la lame chose, mais n'a sous-pr�fet de Hoorn a thch6 de faire la lame chose, mais n'a point r�ussi . ." 1) Maar op denzelfden dag ontving hij bericht uit Hoorn van den onder-prefect, waarin deze hem meldde, dat hij gedurende eenige dagen, voor de ontvangst van zijn brief, in samenwerking met de maires maatregelen had getroffen om de rust te be- waren en daarin te Hoorn en de meeste omliggende gemeenten geslaagd was. �Seulement a Purmerend it y a eu quelques mou- vements s�dentaires dont les pr�cedements j'ai donne a M. le Prefet. Et cette nuit it y a eu des mouvements a Edam on l'on porte l'Orange. Cependant on a respect� dans cette derni�re commune le propri�t� et les personnes." Het was voor de autoriteiten in November 1813 ontegenzegge- lijk een moeilijke tijd ; zij zaten, om een uitdrukking van een municipaliteit uit den Patriottentijd te gebruiken �tusschen twee vuren in de assche". Aan wie moesten zij gehoorzamen? Aan vuren in de assche". Aan wie moesten zij gehoorzamen? Aan het Haagsche driemanschap, dat in naam van den prins van Oranje was opgotreden, maar lang niet overal als wettig was erkend? Bovendien, waar was de Prins en keurde hij hun op- treden goed? Nog waren zij door hun eed aan de Fransche re- geering gebonden, wier vertegenwoordigers wel uit de hoofdstad waren geweken, maar toch met terugkeer dreigden, en dan, wee de afvalligen ! Zou het ook Napoleon, wiens wonderbaarlijk genie het onmogelijke mogelijk had gemaakt, niet nogmaals geluk- het onmogelijke mogelijk had gemaakt, niet nogmaals geluk- ken zijn vijanden terug te drijven om daarna op het oproerige Holland zijn meedoogenlooze wraak te koelen? Zulke vragen moesten in die dagen de harten van alien, die in besturen zaten, en niet in de toekomst lezen konden, beklemmen en hen het en niet in de toekomst lezen konden, beklemmen en hen het oor doen leenen aan de stem der voorzichtigheid, die tot gere- serveerde houding aanspoorde. Dat getuigt wel niet van vader- landsliefde of heldhaftigheid, maar de minste menschen zijn uit het hout gesneden, waaruit staatslieden en karakters als G. K. Van Hogendorp gevormd worden. 1) Gedenkstukken : VI p. 486, 487. 234 HOORN IN 1813. De beer Mollerus althans hield het met de oud-Hollandsche bedachtzaamheid, die zich niet over een nacht ijs waagt. Zijn circulaire van 23 November aan zijn maires is hiervan een klaar bewijs. Hij deelde hen daarin mede, dat hij aan het bestuur van het arr. Hoorn nog was en bleef, totdat hij dienaangaande orders van zijn superieuren ontvangen zou, en waarvan hij hun dan kennis zou geven. Hij verwachtte van hen, �dat ook zij aan het hoofd van het bestuur zouden blijven, hun ambtsbezigheden getrouw vervullen, maar vooral orde en rust bewaren en hun onderhoorigen de dwaasheid doen gevoelen om zich aan buitensporigheden over te geven, de heillooze gevolgen welke daaruit voor hun persoon, voor hunne huisgenooten, voor hunne bezittingen kunnen voort- vloeien , dat de straf altijd op de misdaad volgt, daar de vreed- zame en weldenkende burger wat er ook gebeure moge en wie het roer van de regeering ook in handen moge krijgen, nimmer iets te vreezen heeft". Met andere woorden: stil zitten en afwachten, zich vooralsnog niet aansluiten bij de omwentelingsgezinden, geen oranje dragen, geen vlag uitsteken, totdat men zeker wist wie de bovenhand behouden zou. Het spreekt van zelf dat deze houding aanstoot en ergernis gaf aan de vurige Oranjemannen, die van den onder-prefect hadden verwacht, dat hij openlijk het sein tot den opstand zou gegeven hebben. Onder hen behoorde de rechter van instructie, J. H. Van Wickevoort Crommelin, die zijn gevoelen niet onder stoelen of banken stak. De brief, waarin hij zijn verontwaardiging lucht geeft, is te merkwaardig om hier niet in zijn geheel te worden opgenomen. Hij was gericht aan den WelEd. Gestr. Heer mr. J. N. Warin, secretaris bij commissarissen-generaal van het Algemeen Bestuur in de Doelen op de Garnalenmarkt te Amsterdam 1). 1) Prefecture. Rijks-archief, Haarlem. Op het adres staat: Per schuit van 11 uuren. Den 1 Dec. 1813. Terstond te bestellen. HOORN IN 1813. 235 Hoorn, 1 December 1813. Heer en geacht vriend ! Gisteravond te huis gekomen zijnde vernam ik met zeer veel verwondering, dat alles nog op den ouden voet was en dat, hoe- zeer zelfs de klijne omleggende steden de nodige aanschrijvingen van de Commissie ontfange hadden, men hier zodanig een stuk nog niet gekreege had : 1k weet dat deze omstandigheijd van zaken de burgerij hier zeer veel displesier doet en dat met mooij praten moet gedaan worde om de rust te behouden. 1k bid uw tog de Commissie te versoeken iemand, by. mee te zenden om de Onder Prefect & Maire hunne intentien te vrage, � de eerste stoort zich aan niets, wil van geen bedanke hoore � de laatste is (zegt hij) aan de eerste onderworpen en wil volstrekt niets doen zonder deze. De justitie is almede niet zoals die behoort, de Keijz. Proc. is hier nog, correspondeert nog, loopt overal en hoort alles � in mijne absentie zijn er drie gevangene uitgebroke 1) � dog of de substitut er iets aan doet, weet ik niet � de garde generaal, die een franschman was, is vertrokken � en nog niet gerem- placeert hetgeen aismede zeer noodzakelijk was 2). Red ons om 's Hemelswil, hoe eerder hoe beter, maak van deze het nodige gebruik, alles echter confidentieel en geloov mij met zeer veel achting T. T. J. H. VAN WICKEVOORT CROMMELIN. P.S. Men verzeekerde mij gister avond er nog kannoneerbooten op zee waren die Edam bedrijgt hadden, als zij hier kwamen konde zij doen wat zij verkose, daar de Commandant der N. G. nog onder de fr. eed staat. P.S. Het was niet kwaad, dat men na herwaart al was het maar een officier met 8 a 10 Cosakken zond. 1) Vgl. Politierapport 4e canton Hoorn, opgemaakt door mijn brigadier P. Steeg. �Tusschen 29 en 30 November zijn te Hoorn drie gevangene uitgebroken, waarvan er weer een is gearresteerd." 2) Bedoeld is de garde general Ch. Henry, die gevlucht was en eerst den 23 Dec. vervangen werd door den brigadier P. Steeg. 236 HOORN IN 1813. Daags, nadat de heer Crommelin dezen brief geschreven had, erkende Hoorn officieel het opperbestuur van den prins van Oranje. Den Zen December had er een extra-ordinaire zitting van den raad plaats, waarin de maire meedeelde, �dat den vorigen dag 's morgens 12 uur binnen de stad waren gearriveerd, een officier en 46 manschappen van het Legioen Oranje, dat dezelven des en 46 manschappen van het Legioen Oranje, dat dezelven des namiddags ten twee ure waren gevolgd van twee Heeren Offi- cieren, dewelke den Heer Maire hebben verzogt aan de Inge- zetenen bekend te maken de Proclamatie van het Algemeen Bestuur der Vereenigde Nederlanden van den 21en Nov. 1813, betreffende de groote en gewichtige gebeurtenissen dezer dagen in ons dierbaar vaderland voorgevallen. Na lecture genomen te hebben van de qualificatie van gemelde Heeren Officieren, zijn Ed. de gezegde Proclamatie van de Puije van het Stadhuis had doen publiceeren, en vervolgens op verzoek van dezelve Heeren provisioneel in de waarneming zijner post als Hoofd der regeering was blijven continueeren, gelijk zulks mede door de Heeren Adjunct-Maires was gedaan ; inviteerende de Heer Maire daarop dezen Raad, om, vermids, kragtens de op gisteren gedane Proclamatie, de Leden uit den Eed van getrouwheid aan den Franschen keizer gedaan, waren ontslagen, de uitoefening hun- ner functien mede provisioneel te blijven continueeren, totdat van wege het Gouvernement daaromtrent nadere maatregelen mogten worden genomen". De leden van den raad hoorden met blijdschap deze mede- deelingen aan en verklaarden eenstemmig zich bereid hunne functien te blijven vervullen, maar verlangden toch, dat de maire stappen zou doen om te weten te komen, van welken aard voortaan de werkzaamheid van den raad zou zijn. Of hij beschouwd zou worden als looter delibereerend en adviseerend lichaam, zooals onder het Fransche bewind, of, gelijk weleer, als een gedeelte van het bestuur der stad om met en benevens de een gedeelte van het bestuur der stad om met en benevens de maire en zijn adjuncten �dezer stads zaken te helpen dirigeren". Na deze discussie werd een commissie benoemd, bestaande uit den adjunct-maire Jan Willem Huydecoper en de raadsleden mr. D. Gallis, C. Van der Straten en W. Goudoever, die in de eerste plaats Z.D.H. den prins van Oranje moesten gelukwen- HOORN IN 1813. 237 schen met �H.Deszelfs komst in het vaderland en de aanvaar- ding der regeering", en vervolgens hun opwachting maken bij de heeren commissarissen van het Algemeen Bestuur, �ten einde de bedenkingen dezer Vergadering, volgens de hierboven gemelde deliberatie onder derzelver attentie te brengen en de intentie van Z.D.H. des wegens te vernemen . . . ." De commissie werd door den Prins op het allerminzaamst ontvangen, maar op Naar verzoek betreffende den toekomstigen werkkring van den raad ontving men het antwoord : �dat alles op den ouden voet en naar de bestaande orde van zaken moest worden behandeld" 1). Op vreedzame wijze had zich Hoorn dus voor den prins van Oranje verklaard , alle leden van het bestuur bleven in hun posten gehandhaafd, uitgezonderd een enkele en wel hij, die de hoogste betrekking had vervuld, de onder-prefect Mollerus. Wij vernamen reeds, dat de heer Crommelin bij de nieuwe bewindhebbers zich nu juist niet met groote bewondering over het beleid van den heer Mollerus had uitgelaten, en Coen er nu in den loop van December in enkele dorpen en steden van zijn arrondissement tal van baldadigheden gepleegd werden en op- stootjes plaats hadden, meende het gouvernement, waarin mr. H. Van Stralen als commissaris-generaal voor binnenlandsche zaken grooten invloed uitoefende, dat het tijd werd hem te ver- vangen door den heer S. Van Stralen en dezen met den heer Crommelin op te dragen� de rust en orde te herstellen 2). De brief, waarin den oud-onder-prefect zijn ontslag wordt aan- gekondigd is van de hand van den commissaris-generaal van het departement der Zuiderzee en gedateerd 21 December. Na eerst op zeer vleiende wijze zich over het bestuur van den heer Mollerus te hebben uitgelaten, betuigde hij hem zijn leed- wezen, �dat de betrekkingen welke tot dus verre tusschen UEd. en mij bestaan hebben, op hooger last zullen ophouden, betrek- 1) Notulen van den raad der stad Hoorn, mij welwillend meegedeeld door den heer A. Brouwer, te Hoorn, die mij ook tal van gegevens uit het stedelijk archief dier stad verschaft heeft. Vgl. sous-prefecture, Decembre. Haarlem. 2) Extract uit een brief van 20 Dec. van den heer comm.-gen. v. binn. zaken aan den commiss.-generaal voor het dep. v. d. Zuiderzee. 238 HOORN IN 1813. kingen aan welke het mij altijd een genoegen zijn zal zo als ook aan UEd. te denken" 1). Zoo was de pil verguld en de moor, die zijn �schuldigkeit" gedaan had, ontslagen. In den verderen loop van de maand December viel er in Hoorn niets bijzonders voor ; alleen op den 29en werden de ingezetenen verontrust door geruchten, dat de Franschen een aanval op hun stad in den zin hadden. De nieuwe commissaris van het arr. Hoorn, S. Van Stralen, schreef daaromtrent, na eerst geconstateerd te hebben, dat door zijne en des heeren Crommelin's bemoeiingen alle rustverstorin- gen hadden opgehouden en verdere desorders zouden worden voorkomen, �waarvan ik mij te meer overtuigd houde, daar zulks in deze inorgen in dese stad is gelukt, alwaar veel gisting onder het yolk was gekornen op het gerugt dat eenige vaartui- onder het yolk was gekornen op het gerugt dat eenige vaartui- gen met franschen langs de kusten laveeren welke stroperijen zogten te doen : ik heb daarop dadelijk een gering getal van 40 geweeren uitgedeeld (zijnde dit alles wat in de stad voorhanden was), wachten doen betrekken en een Detachement nationale garden langs de Dijken gezonden. Het dampige weder belette om op zee te kunnen zien, dan uit de berigten welke ik heb bekomen schijnt het een valsch alarm te zijn geweest, veroor- zaakt door Cannoneerbooten in Holl. dienst welke sein- en wacht- schoten hebben gedaan . . . !" 2) schoten hebben gedaan . . . !" 2) De door den generaal De Jonge ter hulp gezonden detache- menten Kozakken en infanterie konden dus onverrichter zaken naar Alkmaar terugkeeren. Zoo eindigde dan voor Hoorn het bange en door alle Neder- landers in duizend angsten doorgebrachte jaar 1813 nog met een dag vol agitatie en verwarring, al waren die ook veroorzaakt door een valsch alarm. 1) Prefecture, n�. 261. Rijksarchief Haarlem. 2) Vgl. ook Nieuwe Hoornsche Kroniek : p. 166. ENKHUIZEN IN 1813. 239 ENKHUIZEN IN 1813. DOOR W. P. KOPS. I. Haast nog droeviger dan van Hoorn was de indruk, dien Niebuhr ontving van den desolaten toestand van het eertijds zoo bloeiende Enkhuizen . . . �Statt 200 Heringbiisen, die ehemals in See gingen, ist vor zwei Jahren eine einzige ausgelaufen und in diesem Jahre gar keine. Am allerbetriibtesten sieht es am Hafen aus, ode Bauplatze, verlassene und eingestiirzte Hauser, wie Brandstaten nach einem Bombardement . . ." Meer nog dan Hoorn, dat in zijn kaas-, vee- en zaadmarkten, ten minste nog enkele bronnen van welvaart bezat, was Enk- huizen geheel aangewezen op zijn scheepvaart en visscherij en waar deze waren to loor gegaan, bleef er voor de burgerij slechts een kommervol bestaan over. En hoe ten eenenmale Enkhuizen's Groote visscherij onder het Fransche regime was verloopen, wijzen ons de officieele cijfers aan van het �Rapport over den toestand van Koophandel, Fa- brieken en Landbouw in het Department Holland, 11 December 1806" 1). �Wij zullen niet spreken", zoo luidt het in het rapport, waar het over de eerste of haringvisscherij handelt, �van het begin der zestiende eeuw, wanneer er jaarlijks vijftien honderd buizen ter vangst uitzeilden, maar ons alleen bepalen tot een korte vergelijking van het getal schepen, welke in het jaar 1750, en in het tegenwoordige jaar, ter haringvangst in zee gegaan zijn. In het eerstgenoemde jaar wordt het bepaald tot 235 hoekers en buizen, en tot 26 jagers ; en in het laatste tot 106 van het eerste soort 2) ; Vlaardingen alleen leverde in het jaar 1750 daar- toe 111 schepen, en in 1805 slechts 68 ; doch dat sterker spreekt: Enkhuizen, de grootste stall van het Noorderdeel van Holland 56 en nu niet meer dan 8 . . ." Zulke cijfers zijn welsprekend: In 1750 had Enkhuizen nog 56 haringbuizen in zee ; in 1794, 44; in 1) Gedenkschriften: V, p. 606-645. 2) In 1794 waren er nog uitgegaan '196 hoekers, waarvan uit Enkhuizen 44 240 ENKHUIZEN IN 1813. 1806 slechts 8 en in 1808, 0. De tak van bedrijf waarvan voor Enkhuizen alles afhing, was letterlijk vermoord . . . en daarmee waren ook nering en bedrijf, fabrieken en trafieken in den hart- ader getroffen. Hoe waar dit was lezen wij uit het tableau, dat de maire C. Van der Willige den 26en October 1811 den onder-prefect toe- zond, als materiaal voor het �Apercu" van baron d'Alphonse 1). Wat was er overgebleven van de bloeiende industrie, die eer- tijds aan Enkhuizen brood, ja meer dan brood verschafte ? Een zout- keet, waarin drie a vier arbeiders werk vonden, an ankersmederij, bijna werkeloos, 66n jeneverstokerij met twee, een zeepziederij met twee werklieden, an wolspinnerij die, met een pover subsidie van fr. 4200 van wege de Administration de 1'Etablissement de bien- faisance, uitsluitend voor de armen was ingericht en aan 25 be- hoeftigen werk verschafte, twee lijnbanen met drie, drie kaarsen- fabrieken met drie arbeiders en een garenspinnerij, waarin vroeger 200 personen bezig waren, maar die sinds 1806 door het stil- staan der haringvisscherij geheel werkeloos geworden was. En in de opmerkingen, die deze statistiek van achteruitgang en stilstand vergezellen, lezen wij steeds het eentonig-somber refrein : �cause par la stagnation du commerce et de la navigation". �cause par la stagnation du commerce et de la navigation". Wil men een paar staaltjes ? �Enfin la Forgerie des ancres � on n'en pent rien dire que pr�sentement ce fabrique se trouve tout A fait inactif et sur le point d'�tre abandonn� ..... les changemens que ce fabrique a souffert sont fort amoindrit apr�s l'ann�e 1795 quand it fut encore fleurrissant. La stagnation des travaux de la Marine et du ci-devant compagnie des Indes Orientales, L'empechement de la Navigation sont la cause du Totale ruine de ce fabrique ci-devant si fleurissant . . . . �Enfin la Filerie de filets de hareng, (opgericht in 1780 als middel van werkverschaffing) mais helas ! l'etat de ce fabrique ci utile, en est �gal a tant d'autres , depuis l'an 1806 elle est pres- que tout a fait inactif, cause par la stagnation de la grande Pecherie" . . . . enz. Ook de binnenschipperij had luttel meer to beteekenen. Doen wij, zoo voor de hand weg, een greep in de politie-rapporten van 1) Doos 250. Commerce et fabriques. Prefecture. Rijksarchief, Haarlem ENKHUIZEN IN 1813. 241 1813, dan vinden wij onder de rubriek : �visite des batimens de commerce entr�s et sortis", aangeteekend voor September : rien d'extra-ordinaire" en voor October het veelzeggende : �Il n'y a presque pas d'arrivage dans ce moment". Evenals in Hoorn daalde ook in Enkhuizen het bevolkings- cijfer van jaar tot jaar : bedroeg het in 1795 nog 6803 zielen, in 1808 was het slechts 5806 en in 1815 5206. En de verarmde burgerij was zelfs niet in staat ook maar het allernoodigste voor de allerarmsten bij te dragen. Het reeds genoemde tableau geeft op, dat er 702 behoeftigen waren, waarvan 642, die onvermogend waren eenig werk te doen, terwijl de staat der �Arme Cassen niet toeliet iets uit te keeren als aan stok oude zieken en miserabele Personen, uit welken hoofde het getal der armen die bedeeld worden zoo gering is". II. Maire van Enkhuizen was mr. Cornelis Van der Willige en zijn adjuncten Martin Rijxen Engelsman en H. J. Slijper. De municipale raad bestond uit de heeren : J. De Jongh, F. A. Duyvensz, H. J. Slijper, J. K. Ebbenhout, W. D. V. De Graaff, D. A. De Vries, B. Booms, C. Kuiper Van der Stam, Th. Poort, D. F. Ris, J. Botman, C. De Koningh Jr., A. J. Kluppel, W. Valk, D. Lyclema a Nyholt, J. Schuyt, R. J. Jungius, A. Wognum, A. T. Stoffels, B. Van Andringa, A. Van der Raamhorst Roldanus, J. Loots, H. Rijxen Engelsman, J. Van Romond Dz., S. Schuyt, D. Sterken, C. Stant, M. S. Van Genderen, J. Simmegen 1). Als verdere autoriteiten vond ik nog genoemd : Aron Van der Raamhorst Roldanus, vrederechter ; H. De Paauw, commissaris van politie ; Allan, plaatscommandant ; Florimont, controleur der douanen. In haar politie-commissaris bezat de stad Enkhuizen een dier beruchte spionnen, die het Fransche bewind zoo gehaat hebben gemaakt in Nederland, omdat zij de Loch reeds zoo argwanende autoriteiten in hun meening bevestigden, dat het in stad en land wemelde van prinsgezinden en anglomanen. Wij bezitten van de hand van H. De Paauw drie brieven aan 1) Presentielijst van de zitting van den niunicipalen raad v. 20 Oct. 1813. Gedenkboek. II. 16 242 ENKHUIZEN IN 1813. den directeur-generaal van politie in Holland, Devilliers Duter- rage, waarin hij den maire en vele raadsleden verdacht maakt als anti-Franschgezinden en zichzelf ten hunnen koste ophemelt 1). Zij zijn belangrijk genoeg om er eenige uittreksels van to geven. Den 9en September 1811 schreef hij aan zijn chef: �Je comptois d'avoir l'honneur de vous ecrire hier, mais la multitude d'affaires m'ont prive de cet avantage joint a cela j'avois et� toute la Journ�e jusqu'� ce matin a deux heures sur pied pour chercher quatre matelots qui se sont sauves de l'hopital, car comme Je n'ai pas trop de confiance en Ines agens je les accompagne tous les nuits, et j'ose me flatter que depuis le peu de tems que je suis ici tout est parfaitement tranquille, Landis que ci-devant que M. Roldanus �tait Bailluw, il se faisait beaucoup des vols, et il y avoit differences maisons oil des per- sonnes de deux sexes passoient toute la nuit dans la d�bauche. Outre de cela la ville etoit a mon arrive comme une prairie et a present tout cela est change de face, de maniere que les habitans disent maintenant, voyez depuis le peu de tems que nous avons ici un commissaire de police, comme tout est tran- quille, personne n'est plus interrompu la nuit, l'on n'entend plus parler des vols, et la ville a deja, ete beaucoup embellie. Tous ces discours ne font pas beaucoup de plaisir a un homme qui ne sauroit jamais souffrir la nation francaise, ni celui qui a l'honneur d'�tre au service de Sa Majeste, car M. Le Juge De Paix, qui �toit accoutum� d'avoir un Empire absolu sur tout le monde et d'agir toujours par vexations pour faire sa bourse, ne se trouve plus dans l'occasion maintenant pour ainsi agir, de ma- niere qu'il est facile a concevoir que je ne suis pas son ami .... Voici les noms de six Personnes dont la soci�t� est compoge, pour procurer des remplacans pour la conscription. 1. Barend Van Andringa. tous ci-devant Ochevins de cette 2. Gerrit Jan Van Bleiswijk. ville, dont le No. 3 �toit le pre- 3. Hendrik Rijxen Engelsman., sident, tres grand partisan de 4. Vincent De Graaf. l'Angleterre et que je tient en 5. Dirk Pieter Ris. vue sitot qu'il se permettra de 6. Bernardus Booms. ) tenir des propos scandaleux. 1) Portefeuille van Van Maanen. Rijksarchief, 's-Gravenhage. ENKHUIZEN IN 1813. 243 Sitot que j'avois fait mettre les scell�s sur le secretaire de M. Andringa, l'adjoint-maire, M. Martin Rijxen Engelsman, fils de No. 3 et qui a les memes principes du Pere, est directement parti pour Amsterdam pour prevenir son Pere, qui etoit la avec mss Andringa et Van Bleiswijk, qui sont revenus hier le matin vers deux heures a Enkhuizen. J'avois oublier de vous dire que M. le juge De Paix se trouvoit fort formalise de ma maniere d'agir, et je voyais bien que ce n'�toit pas de son gout de poser les scell�s, car ils sont tour amis. Hier matin j'avois d�j� le fils de M. Engelsman de bonne heure chez moi pour me faire prier d'ordonner la levee des scell�s, M. Andringa avec son beau frere ont couru hier toute la Journ�e apres moi pour me faire la Tame demande, et qui n'ont pu me rencontrer que le soir vers les 9 heures. Je leurs ai repondu, ainsi qu'au fils de M. Engelsman, comme a M. le Maire qui me demandoit (comme par hazard, ou comme it l'ignorait) cette affaire, que tout cela ne depandoit pas de moi, que j'avois un chef, a qui j'ai rendu compte de tout et par consequent je devois attendre ses ordres, qu'au reste je leur priois de ne plus m'en parler n'etant pas susceptible a la corruption, et comme Je n'ai rien a me reprocher, que Je n'avois rien a craindre, �tant bien r�solu de servir Sa Majest� l'Empereur avec honneur et fid�lit� si longtems que Je serois en action." Twee dagen later schreef hij wederom aan zijn chef om aan te toonen, hoe weinig gehechtheid aan den Keizer er bestond bij de burgerij. De plaatscommandant, M. Allan, �homme tres respectable", had het plan gevormd, om bij de aanstaande komst van den Keizer in ons land, ook in Enkhuizen een eerewacht op te richten en daartoe uitgenoodigd ieder, die wilde, mits hij zich zelf een uniform aanschafte. Maar niemand kwam opdagen. En toen hij de burgerwacht had bijeengeroepen en voor het front der gelederen zijn uitnoodiging herhaald had, was niemand naar voren getreden, zoodat er weinig hoop was het vereischte aantal van vijftig te vinden. En vrij vinnig voegde hij er aan toe : �si c'etait le roi d'angleterre qui devoit venir, alors ii y a des mai- sons qui donneront volontiers trois mille florins de leur propre bource . . . ." Nadat hij dus in 't algemeen de Enkhuizers als �ennemis de la france" had zwart gemaakt, voegde hij er nog 244 ENKHUIZEN IN 1813. speciaal een lijstje van twaalf personen aan toe, die in 't bijzonder �Partisans de l'Angleterre" waren : ni. 1. Corneille Van der Willige, (maire) fin politique, et sachant tres bien cacher sa facon de penser. 2. Aron Van der Raamhorst Roldanus (Juge de Paix) faux et tres mechant. 3. Henry Rijxen Engelsman (ci-devant president des Echevins) et de mauvaise conduite. 4. Barend Van Andringa, ci-devant Echevin. 5. Gerard Jan Van Bleiswijk, id. 6. Vincent De Graaf, id. 7. Dirk Pieter Ris, id. 8. Bernardus Booms, id. 9. Jean Duivens, id. 10. Meindert Semeins van Genderen, id. 11. Martin Rijxen Engelsman, (adjoint-maire) fils de N�. 3. 12. Antoine Blok, ci-devant Bourgemaistre. En alsof hij de heeren nu nog niet genoeg geteekend had, gaf hij in een volgenden brief van 14 September wederom een lijstje van al de raadsleden, �ceux dont vous verrez un B: devant leur nom sont bon, les autres partisans de l'angleterre . . . natuurlijk figureerden daarop zonder B het reeds genoemde twaalftal, ter- wijl ook de heeren A. J. Kluppel, R. J. Jungius, S. Schuijt en J. Schuijt evenmin de goede aanteekening ontvingen en van laatstgenoemde er nog in 't bizonder werd bijgevoegd : le n�. 18 est une personne qui s'a tellement distingue quand les anglais sont venu ici, qu'il a mis un drapeau devant sa porte et deman- der les officiers pour venir loger chez lui, comme d'autres ont fait aussi . . . ." Hoe zouden de heeren hebben opgekeken, indien zij die brieven hadden kunnen inzien, die wij nu onder de oogen hebben ! Hetgeen ik reeds in mijn opstel over Hoorn omtrent de ver- schillende aanschrijvingen van den onder-prefect aan de maires van het arr. Hoorn omtrent de vrijwillige giften, mobiliseering der nationale garde en de oprichting der garde d'honneur heb ENKHUIZEN IN 1813. 245 ineegedeeld, behoef ik hier niet te herhalen; alleen wil ik nog den staat opgeven van het aantal lotelingen in het kanton Enk- huizen, omvattende Enkhuizen en Urk. Voor 1810 was het aantal lotelingen voor Enkhuizen 59 en voor Urk 3. Voor 1811 bedroeg het voor Enkhuizen en Urk samen 66, waarvan aangeteekend staat, dat 14 bestemd waren �dadelijk te marscheeren" en 22 capabel verklaard, 30 afgekeurd, waarvan later nog 11 voor den dienst waren aangewezen. Voor 1812 was het aantal voor Enkhuizen 66 en voor Urk 9 ; en voor 1813 respectivelijk 62 en 8 1). Ook omtrent de gardes d'honneur nog een enkel woord. Er bestond in Enkhuizen hoegenaamd geen enthousiasme om in dit keurkorps te gaan dienen. Niemand, zoo schreef 16 April de maire aan den onder-prefect had zich nog opgedaan . . . . �en ook moet ik remarqueeren, dat er weinige lieden binnen deze stad worden gevonden, die uit hoofde hunner jaren, gegoedheid en geen ge- fixeerden stand in de maatschappij, tot een dergelijke honorabele dienstneming geschikt zijn". De onder-prefect was over deze mededeeling niet weinig ont- sticht en schreef per omgaande terug : �Het verwondert mij te vernemen, dat er geen een persoon in uwe stad zou zijn, daar er in kleinere steden van mijn Arr. wel zoodanige gevonden wor- den. UEd. heeft althans in uwe stad een heer welke lid is van de orde der reunie en van den Departementsraad, heeft deze geen zonen of neven? Gij hebt in uwe stad persoonen welke zijn begreepen onder de zeshonderd hoogst belastbaaren, welke zijn daarenboven de honderd hoogst belastbaaren? Hebt gij niet in uwe stad persoonen bij onderscheiden Bestuuren geemployeerd? Hebt gij geen persoonen die als militairen gediend hebben? 1k engageer u derhalven ten sterksten om deze zaak nog eens be- daard te overdenken . . . ." Bedaard, maar toch met spoed, want 1) Deze opgaven ontving ik door welwillende tusschenkomst van den heer D. Brouwer, uit Enkhuizen; maar als ik de cijfers voor 1813 vergelijk met de liste des conscrits par categorie, classe de 1813, dan kom en die getallen niet overeen. Het is voor een leek ook haast ondoenlijk uit de talrijke naam- lijsten, die in de sous-prefecture gevonden worden, en die nooit met elkaar kloppen, het juiste aantal op te geven. 246 ENKHUIZEN IN 1813. den volgenden morgen moest de onder-prefect de lijsten hebben, daar hij dan zelf de opgaven der maires naar Amsterdam had te brengen. Dus aangespoord bedacht de maire, dat hij zelf en de heeren Bleiswijk, Duivensz, Van Genderen, Jungius, Ris, Van Schack, Seijper en Snoek zonen en neven hadden, die in aanmerking konden komen en toog hij met hunne namen op de lijst naar den heer Mollerus 1). Het is mij echter niet gelukt te ontdekken, of een der boven- genoemden tot garde d'honneur is aangesteld. De April-oproeren hebben ook een, zij 't ook zwakken, na- galm in Enkhuizen gehad. �Il y a eu quelque chose aussi a Enkhuizen", schreef Lebrun den 22en April aan den Keizer, �mail vraisemblablement peu de chose, car aucun detail ne nous est encore connu". De onder-prefect verkeerde blijkbaar in hetzelfde geval, immers hij schreef dien dag een vinnigen brief aan den maire, waarin hij zijn verwondering ,uitsprak, dat hij van anderen moest ver- nemen, dat er in Enkhuizen oproerige tooneelen waren voor- gevallen bij de inschrijving der nationale garde : �je vous invite, monsieur, a etre plus exact a l'avenir et de me faire connaitre imm�diatement tout ce qui pourrait tendre a troubler la tran- quilite publique. En outre j'attends sans le moindre d�lai un rapport detaille sur ce qui est arrive". De maire haastte zich aan dit bevel te gehoorzamen, zich tevens verontschuldigende, dat hij reeds geschreven had, maar dat die brief zeker niet op tijd bezorgd was. Het politie-rapport van 20 Avril, dat de maire den onder-prefect toezond is wel waard hier in zijn geheel te worden opgenomen, zoowel omdat het de verklaring van een ooggetuige geldt, als om de wijze, waarop H. De Paauw zich zelf weer le beau role toekent. �Le dix-huit courant M. le Maire me faisait part qu'on com- menceroit le 20 a, dix heures du matin, l'inscription de ceux faisant partie de la Garde Nationale de 20 � 40 ans, et me 1) Extrait des Etats des cents plus Imposes des villes de Hoorn et d'Enk- huizen, qui, soit par leur fortune, soit par le rang qu'ils occupent dans la, societe, donnent la faculte h leurs fils ou neveux d'�tre admis comme candi- dats dans la formation de Gardes d'Honneur. 21 April 1813. ENKHUIZEN IN 1813. 247 prioit de vouloir lui assister dans cette besogne. Le 20 vers le dix heures de matin, je me rendais a l'hOtel de ville oil je trouvais M. 1'Adjoint-Maire Slijper et le Greffier � M. le Maire �tant parti pour Hoorn a l'invitation special de M. le sous-pr�fet. En allant a PhOtel de ville je voijais bien quelques attrou- premens, mais je prenais cela dans le principe pour des curieux ; le premier qui se pr�sentait pour se faire inscrire, �tait un pecheur, contre lequel on commencait a crier en descendant toutes sortes d'injures, et entre midi et une heure les premiers mutains sons venu chez lui pour le battre, ils l'ont oblige de crier Vivat 1'Orange et faire promettre, qu'il aurait �te pour raier son nom. Ces attroupemens augrnentaient toujours et on jurait de casser bras et jambes a ceux qui monteraient a l'hOtel de ville pour ce faire inscrire, de sorte que le meilleur enten tionn�s n'osaient se presenter, et le r�sultat etait que nous n'avons eu que douze personnes, qui se sont presentee dans la matinee. Apres dine je me suis transports a Nike' de ville vers le trois heures. J'avais place deux agens de Police et deux gens d'Armes a la porte, mais cela ne faisait pas grand chose ; je trouvais tons les premiers mutains arrives et personne n'osait monter pour se faire inscrire, ils etaient places jusqu'a sur les escaliers de PhOtel de ville, it me paraissait que prudence, fermet� et une grande presence d'Esprit devoit me guider dans ces circonstances, je n'avois pour me seconder, que le sieur Slijper, Adjoint-Maire, d'un age avanc�, le commandant Allan �tait parti, avant recu une autre destination. Je me suis done presents a la foule en leur demandant qu'est ce qu'ils voulaient, et pourquoi ils etaient tons rassembl�s ici, que les attroupemens sont defendus par la loi, et que je les invitais de retourner chez eux � personne me r�pondais et je ne pouvois rien comprendre des differens cris qui se faisaient entendre de loin, tandis que je me voyais en- tourre des premiers r�volteurs, lesquelles etaient pousses contre moi par ceux, qui se trouvaient par derriere ; je me suis done particulierement adresse a eux, et en leurs mettant principale- ment sous yeux les suites desagr�ables qui pouvaient resulter pour eux � si l'on me mettait dans le cas de les denoncer comme r�volteurs et ceux qui troublaient le repos public. Cela 248 ENKHUIZEN IN 1813. fait, j'ordonnais aux Gens d'armes et mes deux agens de Police de tirer leurs sabres mais surtout de ne blesser personne et seule- ment de disperser le monde. Enfin cela a eu le meilleur effet du monde, ils sont partis, petit a petit, et A quatre heure tout le monde �tait parti et nous avons recommence noire besogne et continue tres tran- quillement . . . ." En de beide volgende dagen was nergens meer de rust ver- stoord en hadden er geen opstootjes meer plaats gehad. Maar trots deze verzekeringen bleef er een geest van onte- vredenheid en weerspannigheid rondwaren, die zich nu en dan uitte. Den 24en April kwam de commandant der natinale garde zich bij den maire beklagen, dat hem bij een gedane wachtronde was gebleken, dat de gardes, die het binnenkomen van schepen en passagiers moesten surveilleeren willelceurig hun post hadden verlaten. De commandant had den luitenant van het piket, Tobias Wagtendonk, er over onderhouden en hem gelast te zorgen, dat de wacht zich wederom ter hunner bestemming liet vinden om nader onderzoek te doen, maar de luitenant had geweigerd. De commandant had hem Coen boete opgelegd en hem dit door den geweldigen provoost laten aanzeggen, doch de luitenant weigerde te betalen en had den commandant �in een daarop gevolgde conversatie op een nadrukkelijke wijze beleedigd". Wat moest de commandant nu doen ? vroeg de maire. De onder-prefect antwoordde hem onmiddellijk, maar of de maire er veel door geholpen werd, is te betwijfelen. Hem werd toch gezegd, wat hij zelf ook wel wist, dat, daar de nieuwe organisatie van de sedentaire gardes nog niet was ingevoerd, hij sieur Wagtendonk had te straffen volgens de oude reglementen, die in zijn stad van kracht waren 1). Niet alleen tegen oproerige burgers en onwillige gardes had de maire te strijden, ook weerbarstige voerlieden en slepers moest hij tot reden brengen. De zaak droeg zich aldus toe. Voor den generaal 1) Al deze stukken en brieven in de sous-prefecture v. Hoorn. April-porte- feuilles. ENKHUIZEN IN 1813. 249 Molitor werden in die maand artillerie-paarden gerequireerd, en Enkhuizen was in deze requisitie aangeslagen voor een paard, waarvan de kosten zouden worden omgeslagen over de eigenaars van paarden. Maar hiertegen protesteerden een achttal gepaten- teerde voerlieden, niet ten onrechte er zich op beroepende, dat te Medemblik, Hoorn en Purmerend �deeze last door alle burgers werd gedragen", terwijl een tweetal verklaarde niet ongenegen maar onmachtig te zijn 1). Ook thans weer kwam de maire zijn chef lastig vallen, hoe hij in deze handelen moest. Het antwoord van den onder-prefect heb ik niet kunnen vinden, maar het zal wel in hoofdzaak eens- luidend geweest zijn met hetgeen hij aan den maire van de Beem- ster, die met een dergelijke klacht tot hem kwam, den 21en Sep- tember gaf . . . . �De ingezetenen, die weigerachtig zijn, moet gij door gepaste middelen, die u uwe qualiteit van maire aan de hand geven, daartoe noodzaken . . .. gij kunt hun onder anderen een veldwachter zenden, die ten hunne koste zoo lang bij hun aan huis moet vertoeven, tot zij hunne quota hebben betaald. Indien zij egter vermeenen gegronde redenen tot klagte te hebben, moet gij hun vrij laten zich daarover waar zulks behoort te kunnen adresseeren, doch zij moeten in alien gevalle vooraf beginnen met te gehoorzamen en de betaling te effectueeren". Terwijl in den zomer van het gedenkwaardig jaar 1813 de gemoederen der burgerij van een onnaspeurlijk stadje aan den uithoek van het reusachtig keizerrijk door deze en dergelijke dingen werden gekweld en verontrust, gingen de wereldgebeur- tenissen haren onverstoorbaren gang. Napoleon worstelde met de legermachten van bijna half Europa onder de muren van Dres- den en nogmaals gelukte het aan zijn ontembare energie en aan 't wonderbare grenzende genialiteit overwinning op overwinning te behalen. Zoodra die tijdingen in de hoofdstad des rijks waren bekend geworden, moesten op hoog bevel in alle steden, dorpen en vlek- 1) Aanmerking van zommige Eigenaars van Paarden tegens het betaalen van twee Gulden Negen Stuivers voor leder Paard, uitmakende het contin- gent in. de kosten van Een te leveren Paard op de Requisitie van het Gouver- nement over de stad Enkhuizen. 250 ENKHUIZEN IN 1813. ken Te Deums worden aangeheven ter eere van den machtigen gebieder ; ook in West-Friesland moest de lof weergalmen van den held, die zelfs de slagen van het noodlot zegevierend trotseerde. Den 22en September ontvingen de maires in het arr. Hoorn aanschrijving van den onder-prefect, dat het de begeerte was van Haare Majesteit de Keizerin, dat er dankzeggingen zullen worden gedaan, dat in de Roomsche kerk het Te Deum gecelebreerd, en in de Protestantsche een rede gehouden moest worden en werd hun ingescherpt : �vows voudrez bien faire parvenir l'in- cluse a sa destination afin que le chef veille a ce que cette solemnit� puisse avoir lieu partout au jour fix6". Maar dank- zeggingen waren niet voldoende, ook de verknochtheid harer onderdanen moest aan de Keizerin in deze dagen, waarin de kroon van haar gemaal bedreigd werd, worden kond gedaan. Alle stedelijke besturen moesten zich beijveren de Regentes van hunne loyauteit te verzekeren. De Celles greep dit reclamemiddel met beide handen aan en den 18en October verzond hij aan zijn onder-prefecten het model van een adres, dat alle maires gehouden waren door hun muni- cipals raden te doen aannemen. Te Enkhuizen had de vergadering der municipaliteit op 21 October plaats, waarin de maire het doel der bijeenkomst mede- deelde. De meerderheid was van gevoelen, dat een adres behoorde te worden aangenomen, maar het raadslid Stant 1) � zijn naam zij met eere genoemd � was van een tegenstrijdig gevoelen. Hij meende �dat zoo een addres bij de bekende gevoelens der inge- zetenen een wezenlijke dupe van H. M. zoude zijn, dat deze vergadering daarenboven niet gemagtigd was om de gevoelens harer burgerij te beoordeelen en eindelijk, dat bij een dergelijk addres na de ontruiming van Moscou gebleken was, zulke de- marches ten nadelen eener verarmde burgerij uitlopen � wes- halve hij protesteerde tegen het inleveren, van eenig addres en het doen van eenig aanbod". 1) Wel curieus is het op te merken, dat C. Stant, die protesteerde tegen het adres, door De Paauw met een B was gemerkt en dus welgezind heette bij het Fransche gouvernement, maar zich nu toch van een anderen geest betoonde. ENKHUIZEN IN 1813. 251 De maire schorste daarop de vergadering tot des avonds 7'12 uur, in welke bijeenkomst het volgend adres werd aangenomen 1). �Terwiji de zich tot de Fransche wendende stern van Uwe Majesteit door 't gansche land weergalmt, terwijl alle d'ouden van verlangen branden, zouden wij nieuwe Fransche minder eerbied aan den dag leggen jegens de verhevene Souveraine, die ons bestuurd? Zouden wij minder van verontwaardiging sidderen, ziende de Staatscabinetten de geheiligste rechten der volken schenden? Zouden wij minder levendig de ontrouw gevoelen van een voorwerp, welke zijn wapenen tegen zijn vaderland keert, welke zijn Keizer hem had aangegord om hetzelve te verdedigen? Neen, mevrouw! Staa ons veel edeler gevoelens toe ! Verwaardig u, u van onzen eerbied overtuigd te houden, te meer daar de- zelve niet het gevolg is van eene lange en vreedzame vereeni- ging, maar den uitslag onzer eigene gevoelens ! Onze voorouders hebben ons veele voorbeelden gegeven, wat men verschuldigd is aan de waardigheid van zijn vaderland, de eer der natie en de roem van den vorst, die hetzelve bestuurd, te handhaven. �Wij ook, wij zijn met denzelfden geest bezield en wij vleijen ons nog waardig te zijn die te handhaven. Dat dan Uwe Majes- teit zich verwaardige in dit adres te ontwaren de oprechte ver- zekering der onschendbare gevoelens van liefde, trouw en eer- bied waarmede de Inwoonders van Enkhuizen omtrent hunnen doorluchtigen souverain zijn bezield" 2). Wel was het ver gekomen met de Nederlanders en het is geen gering bewijs van den druk en de vrees, waaronder alle inge- zetenen zich, hunne verontwaardiging opkroppend, zuchtend bogen, dat zulke adressen op hoog bevel konden worden aan- genomen. Gelukkig, dat er spoedig een Decembermaand op volgde, waarin andere adressen zouden worden voorgesteld, die zonder gewetensknaging van heeler harte konden worden toegejuicht. Maar eerst moest er nog een November vol angst en onrust voorbijgaan. Ook in Enkhuizen gingen de geruchten van mond 1) Absent waren in die avondvergadering de leden : Van Romond, Kluppel, Van Genderen, Schuijt, Van Simmegen en Stant. 2) Extracten uit de Handelingen van den Municipalen Raad der stad Enk- huizen in den jare 1813, mij welwillend toegezonden door den heer D. Brouwer te Enkhuizen. 252 ENKHUIZEN IN 1813. tot mond, dat de Pruisen en Russen in Zwol waren binnenge- rukt, dat het leger van den prins van Eckmiihl zich op genade of ongenade had overgegeven, dat de douanen uit Medemblik ten getale van 200 met pak en zak waren afgetrokken, dat er dagelijks tal van inwoners uit Zwol binnenkwamen, vluchtende naar Amsterdam ; �au reste tout est tranquille ici, sauf qu'un grand nombre des habitans se rejouissent deja d'avence avec l'espoir d'�tre bientot sous la domination des Prussiens ou An- glais", insinueerde de commissaris van politie I). Terwijl de maire van den 16en rapporteerde, dat alles rustig en stil was, schreef de commissaris van politie, dat de gemoede- ren zeer opgewonden waren door geruchten, dat Napoleon zich uit wanhoop voor het hoofd geschoten had, omdat de senaat onder aanvoering der Keizerin hem hadden willen onttronen. In de volgende dagen nam de gisting meer en meer toe. De Paauw schreef : �Les troubles d'ont j'ai eu l'honneur de vous entretenir ont Ote heureusement appais�s par les meilleurs habi- tans de la ville et qui ont le plus d'influence sur la populace" .. . en de maire moest verklaren, dat den 18en �de dag wel rustig en de maire moest verklaren, dat den 18en �de dag wel rustig was afgeloopen, evenwel observeer ik, dat de gemoederen van velen meer en meer tot verandering geneigd zijn � de gesprek- ken op heden rouleren bijzonder over eene aankomst van Engelsche schepen in het Vlie, zoomede het gepasseerde in de steden Amsterdam en den Haag" . . . maar den 19e1 was het yolk niet meer te houden, het zong luidkeels Oranjeliedjes en zou de keizerlijke adelaars voor de deuren van de belasting-ambtenaren hebben afgerukt, indien men niet de voorzorg had gehad ze weg te nem en 2). Dienzelfden dag had er een vergadering plaats van den mu- nicipalen raad, waarin de maire meedeelde, dat de geemployeer- den van de vereenigde rechten en die van 't octroy dezer stad waren ontslagen en werd er een commissie benoemd, bestaande uit den maire, zijn adjuncten, twee leden van den raad en de burgers Buyskes en Blok, teneinde �in zaken van buitengewonen 1) Dagrapporten van '10, 11, 12, 13, 15 November van den maire en den comm. v. politie. comm. v. politie. 2) Dagrapport van den comm. v. politie. ENKHUIZEN IN 1813. 253 aard, die in deze oogenblikken zouden kunnen voorkomen, de rust te bewaren en 't belang der burgerij te schragen". Den volgenden dag, 20 November, vergaderde wederom de municipaliteit en sprak de maire met ontroerde stem : �dat de overvliegende geruchten en berigten alsof in verre de meeste steden en plaatsen van dit Dep. ja zelfs in 't naburig Alkmaar onder de oogen van den sous-prefet aldaar resideerende, Oranje- versierselen gedragen worden, gevoegd bij de verhalen der uit andere Departementen hier dagelijks binnenkomende schippers, de reeds gistende gemoederen van de inwoonders dezer stad zoo- danig hadden aangevuurd, dat hij ieder oogenblik beducht was, dat het Oranje dragen zou uitbarsten" . . . en op zijn vraag aan het raadslid Kluppel of deze ook eenig naricht nit Alkmaar ont- vangen had, ontving hij ten antwoord : �dat hij wel geinformeert was, dat tot Alkmaar Oranje gedragen wierd, maar dat hij van eenige particulariteiten daaromtrent ignorant was". Hoewel de vergadering van meening was, om, vooralsnog bij openlijke vrijstelling het oranje dragen te gedoogen, liet zij echter den maire en de commissie vrij naar bevind van zaken te handelen. den maire en de commissie vrij naar bevind van zaken te handelen. Maar het yolk, het aarzelen moede, dwong den maire het oranje dragen toe te staan, eischte en verkreeg, dat de vlaggen van de torens werden uitgestoken en koelde zijn lang opgekropten haat aan de woning van den commissaris van politie, waar het driemaal de ruiten met steenen verbrijzelde 1). Dat alles moest de maire in de vergadering van den raad, den 24en, erkennen, en nog meer zou den leden door de on- stuimige volksmassa, die het raadhuis omringde, worden af- gedwongen. Tusschen de regels van het deftig raadsverslag voelt men de onrust trillen, die binnen en buiten de muren van het gebouw heerschte. Nadat de maire geconstateerd had, dat de commissie al het mogelijke had gedaan om de orde en rust te bewaren, dat zij 't oranje dragen had toegestaan, maar het uitsteken der vlaggen verboden, schoon het toch �door de ongeduldigheid der burgers was bewerkstelligd", moest hij verklaren, �dat zedert twee dagen het tooneel aanmerkelijk was veranderd, dat er brieven 11 Dagrapport van 21 November van den comm. v. politie. 254 ENKHUIZEN IN 1813. waren gekomen, inhoudende Publication van Z. D. H. met den eisch, dat die zouden worden gepubliceerd en geaffigeerd, dat een dergelijke brief gezonden was naar herwaarts, met het op- schrift : aan de societeit van de zeekant, dat de leden der societeit aan hem maire door haren secretaris die stukken hadden aan- geboden als niet bij haar thuis behorende, daar zij een gezelschap van uitspanning, afgescheiden van alle staatkundige bestemming, uitmaken, doch dat hij maire die niet had aangenomen, omdat er geen brief ten geleide bij was, hetgeen de Fransche wetten vorderden. Dat hij heden middag evenwel gedrongen is ge- worden deze vergadering bijeen te roepen, dewijl de dwingende eisch van 't gemeen om aan dat stuk publiciteit te geven, de vrees doet ontstaan, dat bij weigering de rust zal worden verstoord. �Het bewuste stuk, op verzoek weder den maire ter hand gesteld, wordt nu gelezen en in deliberatie gebragt, waarover egter de Heeren Blok en Buyskes, hoezeer bij herhaling ge- vraagd, niet verkiezen te adviseeren � de ongeschiktheid der vergaderde burgerij voor 't raadhuis, haar onstuiinig eisschen en zelfs het aandringen naar boven verhinderde alle bedaarde over- weging, en bragt de vergadering in de noodzakelijkheid te moeten toestemmen en publiceeren, tot welk laatste den secre- taris wordt gecommitteerd, hetgeen echter de Adjunct-maire verhinderde door hem de Publicatie uit de hand te scheuren en die met spoed van 't balcon of te lezen". Over het aanplakken dier publicatie was echter nog heel wat te doen geweest ; dit kwam ter sprake in de raadsvergadering van 30 November. Daarin gaf de maire te kunnen, dat, �alhoewel de Vergadering in haar jongste zitting door de onstuimigheid der omstandigheden, geen geregeld besluit had kunnen nemen, men egter nodig geoordeelt heeft voor den drang der woelende menigte te moeten bukken en 't bewuste stuk te publiceeren. Dat hij intusschen den 23en een brief ontvangen had van den onder-prefect met adhortatie voor alle leden van het bestuur, vooral van den maire om in de hun opgedragen posten te conti- nueeren met observantie van 's rijks wetten 1). �Strookende alzoo de gedane publicatie in geenen deele met 1) Circulaire van Mollerus aan de makes in mijn opstel over Hoorn, p. 234 ENKHUIZEN IN 1813. 255 bovengemelden brief, waarom hij dadelijk van de gedane af- kondiging en van 't gene daarbij is vooraf gegaan aan den 0. P. heeft kennis gegeven, zijnde die missieve door een personeele commissie, uit de hrr Engelsman en van Genderen zamengesteld, overhandigd, en dat de 0. P. aan die heeren had geantwoord: �dat men den drang der omstandigheden gehoorzamende, niet had kunnen dan publiceeren, en men het zich dus had moeten getroosten en hij het in zooverre approbeerde", niettegenstaande hij vooraf geschreven had gene publicatie te doen van 't geen niet door publique autoriteiten is gezonden, dat het voorstel om de regering te veranderen, door den 0. P. wierd van de hand gewezen, zeggende, �dat indien de Maire vermeende zijnen post te moeten nederleggen, hij zich dan bij hem in persoon moest vervoegen". Dat de Maire daarop Zondagavond ontvangen had publicatien van 't Nieuwe Gouvernement, en men na deliberatie bij de com- missie gemeend had, alvorens iets te doen den 0. P. daarvan te onderrichten, hetgeen men door een personeele commissie uit dezelfde Heeren bestaande, goed vond te effectueeren, dat die heeren na voordragt en een vriendelijk onderhoud ten antwoord bekomen hadden : �dat er geen kwestie was of dat stuk moest worden gepubliceerd, en het Nieuwe Gouvernement erkend door elk, welke daartoe genegen was, dat hij zelve het respecteerde". De maire deed nu het voorstel de stukken te publiceeren, waarna de heer De Jongh in het midden bracht, �dat indien hij zich als Municipaliteitsraad en dus als een amptenaar van den keizer moest considereeren, hij huiverig was te adviseeren, maar zoo hij als Raad geapprobeerd bij 't Alg. Bestuur der Ver. Nederlanden zal adviseeren, hij dan geen zwarigheid maakt het voorstel te appuieeren". Daar de overige leden �vermenen aan hunnen Eed aan den keizer door 't bewuste manifest zich ont- slagen te moeten rekenen", werd met algemeene stemmen het voorstel van den maire aangenomen. Al wie verder nog vrees koesteren mocht of weifelen, bracht de Decembermaand tot rust en beslistheid. In de raadsvergadering van 3 December �las de maire een missive voor van den Commissaris-generaal van Binnenlandsche zaken, geleidende een Publicatie van Z. D. H. Willem Frederik 256 ENKHUIZEN IN 1813. Prince van Oranje, continueerende de openlegging van deszelfs Vaderlandsche gevoelens en gericht aan het Volk van Nederland. �Na dankzegging voor de mededeeling wordt dadelijk tot de afkondiging met geestdrift besloten en onder de Luidste toe- juiching voltooid". Dat was een ander oogenblik dan anderhalve maand geleden, toen de raadsleden op hoog bevel een adres moesten aannemen, dat zij verfoeiden ; thans mochten zij luide en openlijk getuigen van de blijdschap, die in hen was bij het hooren van de mare dat het hoog bewind was opgedragen aan een telg van dat ge- slacht, waaraan ook voor Enkhuizen zulke onuitwischbare in- drukken verbonden waren. Toch duurde het nog eenigen tijd, eer er volkomen rust en orde heerschten. Bij den commissaris-generaal van het departement van de Zui- derzee, Fannius Scholten, kwamen klachten in �van de veelvuldige ongeregeldheden, die te Enkhuizen voortdurend plaats hebben, in het slaan, beledigen en resisteren der geemployeerdens der vereenigde regten aldaar, zoowel ook als van den commissaris van Politie, zoodat deze ambtenaren en bedienden zich in de onmogelijkheid bevinden, om hunne functien naar behooren waar te nemen; wordende de wanorde meestal door scheeps- gezellen en visschers aangelegd". De maire, daarover ter verantwoording geroepen, schreef den 21en December, dat hij de vrijheid moest nemen dit tegen te spreken : �zooverre mij en de verdere Leden van het Stads- bestuur bekend is, gedragen zich de Ingezetenen thans rustig en stil. De geemployeerden bij de Vereenigde Rechten zijn niet dan over eenige weijnige dagen in functie, en ik heb van dit oogen- blik of aan, gedaan eene waarschouwing, ingericht in die geest, als met het verlangen van H.H. Commissarissen overeenkomstig is". met het verlangen van H.H. Commissarissen overeenkomstig is". Onder de visschersbevolking op Urk uitte zich de vreugde over de verlossing van de Fransche heerschappij evenzeer op bedenkelijke wijze. De chef van den waterstaat, D. Mentz, schreef daarover den 21en Dec. aan Fannius Scholten: �dat de Inwoonders van dat eiland zich niet hebben ontzien om 's Rijks magazijnen aldaar open te breken en ter viering der gelukkige omwenteling een aanmerkelijke hoeveelheid van 's Rijks materialen en gereed- ENKHUIZEN IN 1813. 257 schappen te verbranden; dat verder eenige Personen dagelijks voortgaan met de Palen der zeeweringen te kappen en die tot brandhout te gebruiken. Ik acht mij verplicht HoogEd. Gestr. Heer hiervan te rapporteeren, dewijl door deze wanorders niet alleen veel nadeel aan 's Rijks kas wordt toegebragt, maar bij het verder of kappen der paalwerken de physieke gesteldheid van dit Eiland, zoo noodzakelijk voor de zeevaart op de Zuider- zee wordt gecomprometteerd" ..... De heer Fannius Scholten droeg daarom den commissaris van het arr. Hoorn op �dadelijk ordres te stellen, dat diergelijke bal- dadigheden worden tegengegaan en des hoods met gewapende Manschappen te beletten". Van verdere baldadigheden of rustverstoringen, vond ik geen spoor meer in de bundels officieele bescheiden, en zoo heeft Enk- huizen zich vredig geschikt onder het vaderlijk bewind van koning Willem I en is het blijven vegeteeren als een ville morte op het uiteinde van zijn schiereiland � totdat in 1885 de vol- tooiing van den spoorweg Zaandam-Enkhuizen, in aansluiting met het Friesche spoorwegnet, aan de oude koopstad een nieuwe gelegenheid tot ontwikkeling opende. MEDEMBLIK IN 1813. DOOR W. P. KOPS. I. Hoewel de oudste der West-Friesche steden, heeft Medemblik zich toch nooit tot dien trap van welvaart en bloei kunnen ver- heffen als Hoorn en Enkhuizen en bleef ook bij hen, wat het getal inwoners betreft, verre ten achter. Toch was zij in de 17de en 18de eeuw een belangrijke han- delsstad, zooals blijkt uit de ruime havens, die zij in die dagen bezat en die nog ongeveer in denzelfden vorm aanwezig zijn. Maar van haar ouden bloei was in den Franschen tijd geen spoor meer te ontdekken; dezelfde oorzaken, die Hoorn's en Enkhuizen's achteruitgang en verval hadden bewerkt, deden ook Medemblik Gedenkboek. II. '17 258 MEDEMBLIK IN 1813. verkwijnen en ineenschrompelen, zoodat het getal zijner inwoners slechts luttel grooter was dan dat der nabij gelegen dorpen. Een betrouwbare opgave stelt het aantal ingezetenen op � 2000. Evenals in Hoorn en Enkhuizen beperkte zich de scheepvaart tot binnenschipperij, gelijk een staatje der ingekomen schepen in de laatste helft van Maart 1813 aantoont, toen het aantal vaartuigen in de haven van Medemblik 15 bedroeg. Alleen lagen nu en dan Z.M. oorlogschepen �Evertsen" en �De Ruiter" voor de stad ten anker, want zij bezat een keizerlijke marinewerf en dat was dan ook de reden dat Medemblik in 1811 door de kei- zerlijke Majesteiten op haar rondreis door Nederland werd be- zocht. Dit bezoek was echter, evenals dat aan Hoorn, van uiterst vluchtigen aard, want de Keizer maakte haast om Den Helder te bereiken, welks oorlogshavens door hem onder de gewichtigste van zijn rijk beschouwd werden. Al behoorde Medemblik niet tot de garnizoensplaatsen in den Franschen tijd, toch bezat de stad vier kazernes, geschikt om 680 man te bergen en een stal voor 8 paarden 1). Twee dezer kazernes vereischten reparatie, maar de beide andere waren in goeden staat. Deze dienden zeker tot verblijfplaats der douaniers, garde-cotes of kustkannoniers en gendarmes, wier aantal vaak zeer talrijk in Medemblik was, immers den 13en November schreef de commissaris van politic te Enkhuizen in zijn rapport : �les douanes qui se trouvent actuellement au nombre de deux cent a Medemblik sont charges de prendre les pieces de canon du Helder et de les transporter a l'interieur . . . ." en den 17en be- richtte de maire van Edam: �Gisteravond circa acht uuren arri- richtte de maire van Edam: �Gisteravond circa acht uuren arri- veerde hier een Dertigtal Douaniers met hunne vrouwen en kin- deren, behoorende tot het Detachement Medemblik". Na al wat ik reeds in mijn opstellen over Hoorn en Enkhuizen omtrent den economischen toestand van West-Friesland heb medegedeeld, zal het wel geen betoog behoeven, dat ook Medem- blik gebukt ging onder den ongunst der tijden, al heb ik geen statistiek kunnen vinden omtrent den staat harer fabrieken en handel en nijverheid. Vergeleken bij Hoorn valt ons het aantal armlastigen mee , 1) Staat der kazernes in het arr. Hoorn. Sous-prefecture Hoorn. MEDEMBLIK IN 1813. 259 behoorde daar een derde harer inwoners tot de behoeftigen, hier was het slechts een vijfde : inderdaad ongeveer 400 armen op 2000 inwoners was voor dien tijd nog zoo'n ongunstige ver- houding niet. Toch moet de zorg voor armen en weezen zwaar hebben ge- drukt op het bestuur der stad, anders zou de maire niet zooveel bezwaar hebben gemaakt om twee verlaten kinderen in het arm- huis te doen opnemen. In een brief van den Gen April, schreef hij aan den onder-prefect: �Ik heb bij mij gehad Arien Schouten, vergezeld van nog een burger en inwoner dezer stad, zijnde een van zijne famille, dewelke mij hebben medegedeeld, dat zij zig bij U hadden vervoegd, en UEd.Gestr. te kennen gegeven hadden, dat hun zwager Cornelis Hoek zonder in de dringende behoefte zijner 2 kinderen te voorzien de stad hadden verlaten en zijne twee hulpelooze kinderen ten prooij van armoede en gebrek had agter gelaten, dat zij gaarne wenschten dat voorn. kinderen, dewelke zij niet in staat waren ten koste van hunne eigene kinderen en huisgezin te onderhouden, in het armenhuis alhier werden opgenomen . . . dat UEGestr. daarop aan hen zou hebben laten zeggen, dat zij zig slechts aan mij hadden te ver- voegen . . . ." Dit echter maakte in 't geheel niet de rekening van den maire en hij putte zich uit in de meest langdradige beschouwingen, dat hij zich alleen dan verantwoordelijk kon stellen voor de opname van deze arme verlatenen, indien hij door �schrifteb;jke orde" van den onder-prefect daartoe genoodzaakt werd. Het antwoord zal den breedsprakigen maire wel alleronvol- doendst hebben toegeschenen : �je n'ai aucune reponse A faire A votre lettre que quand it s'agit de l'admission des Enfans dans des hospices, it faut agir d'apres les instructions que je vous ai donnOes . . ." Behalve wees- en armenhuizen, was er nog een zoogenaamde spinfabriek, die werk verschafte aan 30 A 40 personen, meest kinderen. II. Autoriteiten in Medemblik waren in 1813 allereerst de maire mr. P. Pont, die den 29en Mei 1812 den heer J. S. Spanjaard 260 MEDEMBLIK IN 1813. was opgevolgd. Hij had onder zich als adjunct-maires de heeren L. 11. De Wolf Winterberg en J. Gardenier. De rnunicipale raad bestond uit de volgende personen : Nico- laas Groot, Jacob Oly, Jan Visser Jansz., Volkert Mors, Gerrit Vlasman, Jan Bourgogne en Joan Groot 1). Verder werd het militaire element vertegenwoordigd door den kapitein van de 135e comp. kustkannoniers, Marius, den com- mandant d'armes, Baubrez en den brigadier des garden cham- petres, Hilbrand Groot. Evenmin als de burgers en boeren van Hoorn, waren die van Medemblik geneigd zich zonder meer te onderwerpen aan de talrijke requisition, die in 1813 aan de orde van den dag waren. In ons opstel van Hoorn hebben wij reeds gemeld, hoe de maires van Grootebroek en Bovenkarspel protesteerden tegen de leve- rantie van trein-paarden en welk een barsch antwoord zij van hun chef ontvingen 2). De Medemblikkers verweerden zich met lijdelijk verzet. Den 19en Januari o.a. kwam het bevel van den onder-prefect, dat het kanton Medemblik voor ten minste zes cavaleristen in de aanbieding begrepen was en dat deze binnen 24 uren moest plaats hebben. Edoch de zes manschappen waren niet te vinden. De onder-prefect werd ongeduldig en schreef, dat die ruiters dan wel uit de conscrits konden worden genomen. Aan de lote- lingen van de klassen 1809 en 1810 werd aangezegd, dat ze tot den actieven dienst zouden worden opgeroepen, maar dat hun cle vrijheid werd gelaten zich te engageeren onder de cavale- risten welke het kanton had aangeboden . . . �als ge hen de voor- rechten welke daarin gelegen zijn, wel voordraagt . .." zei de rechten welke daarin gelegen zijn, wel voordraagt . .." zei de onder-prefect, zullen ze wel toebijten. Maar daarin vergistte hij zich deerlijk , geen der conscrits bood zich aan en den 26en Januari was men nog geen stap verder. Wrevelig meldde de onder-prefect, dat de maire van Monniken- 1) Volgens de presentielijst van de vergadering van 16 Augustus. 2) Zie Hoorn : p. 224. MEDEMBLIK IN 1813. 261 dam al twee personen had, dat het in Medemblik ook best zou gaan, als men maar wilde, dat de maire de conscrits klasse 1811 ook kon engageeren, als ze boven de 22 jaar oud waren. Twee dagen verliepen en den 28en Januari had zich nog nie- mand aangemeld. Nu trachtte de onder-prefect met premie-uit- loving zijn doel te bereiken. Den maire werd aangeschreven, dat hij een premie van fr. 100 voor iedere aanbieding kon uitloven, mits de gemeente zelve dat geld betaalde. Schijnbaar hielp dat middel, want den Zen Februari bood zich iemand aan; maar in orde bleek het Loch niet te wezen, want over dien eenling hoorde men verder niets ; wel dat er 4 Februari nog niemand was. En in Edam, klaagde de onder-prefect, was men reeds klaar, in Medemblik moest het nu ook in orde komen, al zou men de cavaleristen uit den grond stampen ! Toch, in weerwil van aanschrijvingen, voorrechten en premies kwam er niemand voor den dag, zoodat men ten slotte den 10en Februari den knoop doorhakte en eenvoudig eenige con- scrits aanwees voor de �vrijwillige" dienstneming onder de ca- valeristen. Desgelijks ging het in April bij de zoogenaamde vrijwillige dienstneming bij de reserve-compagnie. Wat nu het aantal lotelingen aangaat, er is een opgave van het aantal, dat bij de lichting van de klasse 1813 door den raad van recruteering gevormd werd: nl. 21 lotelingen, en er is ook een opgaaf van 18 September der conscrits van 1813, welke een gedeelte uitmaakte van het opgeroepen contingent, ten getale van 6 1). Op de lijst van jongelieden, die in de termen konden vallen om tot garde d'honneur te worden benoemd, werden den 18en April geplaatst : J. Colff en D. Spanjaard. Mr. D. Pont behoorde ook onder de maires, die zich de be- schuldiging van den prefect De Celles, als zouden zij, bij de mobiliseering der nationale garde, inexacte opgaven hebben ge- daan en op hunne lijsten de namen van personen verkeerdelijk of partijdiglijk gezet hebben, zeer aantrokken en er heftig tegen 1) Deze mededeelingen zijn mij welwillend verstrekt door Ds. F. J. De Holl, uit zijn nasporingen in het archief van Medemblik. 262 MEDEMBLIK IN 1813. protesteerden. �Vu, zoo schreef hij, que des le moment que je voiais l'entention de M. le prffet, je n'ai design6 que les per- sonnes les plus aises de ma commune . . ." In overleg met den heer Van Brienen de Graeff was zijn contingent gesteld op 22 man, maar dat had men uitgebreid tot 23 en er op gezet Hartog Abram De Vries, die geheel ongeschikt was, �parse qu'il est necessaire pour l'entretien de sa famille et incapable de se faire remplacer . ." ; verder noemde hij nog vier personen op, die blijkbaar ook door den prefect waren aangewezen en die in 't minst niet in staat waren te voldoen �aux obligations que la service de la garde nationale leur imposerait . . ." Overigens heeft de bevolking van Medemblik zich niet laten meeslepen in de April-oproertjes, die hier en daar in Holland hebben plaats gehad, tenminste ik heb er geen spoor van ge- vonden. Ook de zomermaanden vloden heen, zonder dat er sets opmerkelijks gebeurde. En Coen November in 't land kwam, die overal onrust en opschudding verwekte, kon de maire, in zijn dagrapport van den lien, aan den onder-prefect schrijven : �De burgers zijn rustig, hebben te veel met zich zelf te doen, mengen zich niet in politieke zaken. De cannoniers gardes ekes zijn opgeroepen te vertrokken zaken. De cannoniers gardes ekes zijn opgeroepen te vertrokken en per chip heengegaan : daarentegen zijn er gisteren en van- daag gekomen une grande quantite de proposes de douanes, du co-0 d'Alkmaar, Colhorn, Pile de Wieringe, Texel, qui selon mes informations devont partir pour former une cohorte. Den volgenden dag heette het weer : �De burgerij houdt zich rustig en kalm . . . et pour m'en assurer d'autant plus, j'ai visit� hier soir accompagn6 de deux Gendarmes et le brigadier des gardes champetres tous les cabarets et maisons publique". Den 14en heeft hij niets te melden, dan dat ook de douanen op 't bericht van alarmeerende geruchten naar Muiden vertrokken waren, maar den 18en maakte de maire zich ongerust over de houding van de bemanning der oorlogsschepen : �ils se trouvent ici," schreef hij, �une centaine de matelots dont it m'est impossible de pouvoir r�pondre et comme ils ne se trouvent pas de militaires ou gardes nationales armes, dont je pourrais me servir en cas que la commune ou les marins commettraient des desordres . . ." En het matrozenvolk, als van ouds Oranjegezind, begon reeds MEDEMBLIK IN 1813. 263 nu en dan baldadigheden te bedrijven, 's nachts de ruiten bij sommige ingezetenen in te gooien en men vreesde, dat het zou deserteeren, zoodra de Oranjevlag zou worden ontplooid. Curieus is de raad, dien de heer Mollerus aan mr. Pont gaf: �Zo het waijen der vlag binnen uwe gemeente, schreef hij den 24en, aanleiding geeft tot desertie der matrozen, was het zeker beter dat dezelve gestreken wier, dog dat moet geen aanleiding geven tot oproerige bewegingen. 1k zoude daarom dezelve een dag of twee laten waaijen, zullende het yolk denk ik daarmee wel genoegen nemen, en alsdan des nachts laten inhalen, hetgeen ik ook te Hoorn denkelijk zal laten doen. 1k ben blijde te vernemen, dat alles anders bij UEd. stil en rustig is . . ." Toch schijnt er wel eenige roering in Medemblik geweest te zijn, die niet te stillen was voor het symbool der verlossing, de Oranjevlag, vrij uit kon wapperen. Wij hebben toch een missive van den procureur imperial van 19 November, waarin hij schreef : �La clameur publique porte a ma connaissance des troubles tu- multueux dans votre ville et on exagere sans doute les mesures tentees envers le magasin a poudre. Je vous prie de m'en in- former sans delai. Nous avons a, g�mir des �venemens mal- heureux qui ont eu lieu non loin de nous et nous devons les prevenir ou apaiser chez nous . . . . Je conte sur votre zele et j'espere que le bon esprit parviendra constammant a maintenir la tranquillite intkrieure et de se conduire comme les bons ha- bitans de Hoorn . . . ." Tot het dragen van oranje is men echter niet eerder overgegaan, dan na verlof van den onder-prefect, die 21 November den maire meldde : �Omdat ik gisteravond gewaar wier, dat het yolk niet langer te bedaren was, en hetzelve tot baldadigheden zou heb- ben overgegaan, zo men hetzelve langer belette Oranje te dragen, zoo ben ik genoodzaakt geworden om stad, goederen en per- sonen te bewaren, het dragen van deze kleur te permitteeren ; zo de omstandigheden ook zo dringend zijn bij UEd. kunt u hetzelfde doen ; anders is het veel beter zo lang mogelijk te wachte . . ." De proclamatie van het voorloopig bewind was te Medemblik wel verspreid, doch officieel had de maire het stuk niet ontvangen en hij achtte het noodig, met het oog op de missive van den 264 MEDEMBLIK IN 1813. onder-prefect aan de maires 1), omtrent de publicatie er van het oordeel van zijn chef in te winnen. �De proclamatie waarvan IJEd. melding maakt, antwoordde de heer Mollerus, was mij zeer wel bekend, toen ik UEd. mijne missive schreef, houdende verbod om buiten wettige autorisaties iets op UEd. gezag te laten publiceeren of affigeeren. De Heeren door wien gezegde publicatie is geschied, staan immers als nog niet bekend voor een wettig aangestelde regeering ; ze schijnen hunzelve dit gezag te hebben toegematigd, er zijn vele redenen voor om dit te gelooven ; ook blijkt dit hieruit, dat zij aan geen wettige autoriteit, maar slechts aan particulieren deze Publicatie hebben toegezonden, men kan derhalve niet deferere voor dat men bewijzen heeft, dat zij wettiglijk zijn aangesteld. Zo men buiten u weten of autorisatie affigeerd en UEd. door geweld dat niet kunt tegengaan, zo kunt UEd. mij daarvan kennis geven, en in zodanig geval zeggen, dat UEd. dan van den post van maire moet afzien, dewijl UEd. dan van geen nut meer kunt zijn . . ." Eindelijk ontving de maire nu ook officieel de publicatie, waar- van hij den onder-prefect bericht gaf, op welken brief hij het vol- gend merkwaardig antwoord ontving : �Het publiceeren en affi- geeren der Publicatie UEd. toegezonden, kan en wil ik niet be- letten ; ik kan mij zelfs daarmee in 't geheel niet inlaten, daar zij dadelijk aan UEd. in uwe kwaliteit is toegezonden. 1k reken ook door dezen daad, welke zeker aan alle gemeentebesturen is ge- schied, mijne functien geeindigd, daar men mij in mijne quali- teit passeerd, ook zal ik weldra een Besluit nemen ten dezen opzichte zo de commissaris niet spoedig arriveerd, welke men zegt dat hier te Hoorn moet komen. Het is mijns bedunkens nu het moment, dat gij u moet decideeren of UEd. de post wilt neerleggen, dan of UEd. het nieuwe gouvernement wilt dienen, en zo ja, moet u zeker de publicatie doers. UEd. begrijpt, dat ik u hierin niet raden kan. Ik schrijf UEd. deze als vriend welke ik hoop te blijven, welke staatsomwentelingen ook mogen ge- beuren, en verzoek UEd. deze na lezing te willen verbranden . . ." 2) 1) Zie mijn opstel over Hoorn, p. 234. 2) Deze en vorige brieven zijn mij welwillend meegedeeld door Ds. De Holl MEDEMBLIK IN 1813. 265 Aan dit verzoek heeft de heer Pont niet voldaan, wel heeft hij zich met hart en ziel aangesloten bij het nieuwe gouverne- ment, blijkens het eigenhandig geschreven rapport, dat hij 21 December aan den commissaris van het arr. Hoorn indiende 1). �Ik heb de eer u het volgende mede te deelen. Reeds Woens- dag 1 December heb ik partij kiezende van Z. D. H. met alle stukken daartoe betrekking hebbende, met de meeste solemniteit gepubliceerd en daarna geafficheerd. 1k had ten dien einde de Municipale Raad bij een laten roepen, en wij hadden ons alien kragtens de voornoemde proclamatie ontslagen verklaard van den Eed aan den franschen keizer gedaan en ons provisioneel in dienst van Z. H. geconstitueerd. �Niets was natuurlijker, dan dat nu alle middelen zoo tot defensie der stad als tot onderhoud der publieke rust door mij werden in het werk gesteld. 1k had te dien einde een conferen- tie met de kapitein der kustkannoniers, welke meede de partij van Z. H. gekozen bad , en wij vonden het onderling goed om de volgende dag twee stukken geschut op de batterij bij de Westerpoort te plaatsen ten einde een onverhoopte aanval van den vijand van den kant van den Helder voor te komen en nog dien eigen avond verzocht ik twee kapiteins van de voor- malige schutterij op het stadhuis en organiseerde met hun kom- pagnien van gewapende burgers, waarvan een gedeelte dienzelfden nagt de wagt betrokken en van dien tijd af, geassisteerd door een detachement infanterie van Linie, dewelke de volgende dag bij ons binnentrokken, nagt en dag de wagten betrekken. �Het is mij onmogelijk UEd. te kunnen uitdrukken met welk een zele en welwillendheid van de officieren af tot de gemeenen toe, deze wagt door de burgerij wordt waargenomen, en hoeveel dezelve heeft gecontribueerd ter onderhouding van rust en orde waarop ik mij met regt mag beroemen. �Niet alleen dat de burgers de wagten waarnemen, maar de officieren en de onder-officieren oeffenen zich dagelijks uit eigen beweging in den wapenhandel ten einde na de verkregen kun- digheden ook hunne manschappen daarin to onderwijzen. �Diezelfde goede geest van eigen verdediging heeft zich langs 1) Sous prefecture v. Hoorn. Portefeuille Decembre. Rijksarchief Haarlem 266 MEDEMBLIK IN 1813. de geheele kust, te Twisk, Lambertschaag, Aartswoud, Winkel, Colhorn, de Zijp tot aan het Zand toe uitgebreid ; langs de geheele kust zijn wagten opgezet, die met malkander corres- pondeeren, en op het eerste daartoe gegeven sein, is alles wat zich verdedigen kan, van het Zand tot binnen Medemblik onder de wapenen. �voor het overige kruist er voor de haven in de Zuiderzee onder Commando van den heer luitenant collonel Waardenburg een gewapende flotille bestaande uit schooners, booten en gear- meerde waterschepen ; zoodat wij ook van den zeekant voor strooperijen van den vijand niet bedugd zijn. �Ik heb het noodig geoordeeld UEd. van het bovenstaande, min of meer omslagtig te moeten informeeren, en UEd. ten slotte te verzekeren, dat indien de vijand onverhoopt op deze stad een attaque wagen dorst, ik en de gansche burgerij met mij ferm besloten hebben, liever ons leven te willen verliezen, dan wederom aan een vijand over te gaan, dewelke ons zulke treurige spooren ter herinnering aan hem, heeft agter gelaten..." Dit plan om een cordon te leggen van Het Zand tot Medemblik, ten einde alle mogelijke strooptochten van den vijand, die nog steeds Den Helder bezet hield, tegen te gaan, was uitgedacht door den kapitein Sivers, commandeerende te Medemblik, die de verschillende maires van het kanton Medemblik had weten te overreden daaraan mede te werken, hetgeen zij, blijkens een missive van den maire van Lambertschaag van heeler harte deden 1). De beer Mollerus betuigde, in zijn missive van 12 Dec., zijn volkomen goedkeuring met de gedane stappen, maar hij kon geen autorisatie geven omtrent het omslaan der daardoor veroor- zaakte kosten, voor hij wist hoeveel deze zouden bedragen en beval de grootst mogelijke zuinigheid aan. Ongeveer terzelfder tijd � 13 December � had ook de in Alkmaar commandeerende generaal De Jonge aan den onder- prefect voorgeschreven, maatregelen te nemen en te waken tegen 1) Missive der respective maires van het platte land van het kanton 1VIedernblik aan den onder-prefect, 11 December 1813. Deze missive was uit aller naam onderteekend door J. Spaander, maire van Lambertschaag. MEDEMBLIK IN 1813. 267 vexatien en strooperijen van den vijand, waaraan de ingezetenen zouden kunnen bloot staan. Hij drong aan op een opgave van vrijwilligers, liefst van hen, die eenigszins de behandeling der wapenen kenden, om die te plaatsen op de meest gevaarlijke posten. Op de eerste nadering van den vijand moesten zij de klokken doen kleppen en de maires zich begeven aan 't hoofd hunner gewapende ingezetenen waar zij of andere naburige gemeenten bedreigd werden. Aller- noodzakelijk achtte hij dat Andijk door eenige waakzame, gewa- pende manschappen zou worden bewaakt. De beer Mollerus meldde hem wat er reeds in de dorpen rondom Medemblik gedaan werd . . .. �en dat voorts een aantal manschappen van de schutterij dezer stad, voor zooverre men die heeft kunnen wapenen, mede naar het Zand vertrokken zijn. Overigens hebben nog weinige vrijwilligers zich aangemeld". Wat Andijk betrof, het kwam hem voor, �dat die post gevoeg- lijk zou kunnen worden bezet door de Nationale garde, die zich op het oogenblik in Enkhuizen en Andijk bevinden en een getal van 20 uitmaken, die thans geen dienst doen en hiertoe zoude ik reeds de noodige orders gegeven hebben, indien die manschap- pen van geweren waren voorzien. �Het grootste gedeelte der Nat. Garde in mijn arrnd. is uit ge- brek aan wapenen buiten dienst en ik heb meer dan eens van den kapitein dier garde aanzoek gehad hem een aantal van ten minste 60 geweren te bezorgen ten einde daarna de beste man- schappen te wapenen en naar de gevaarlijke punters te zenden, zijnde de Manschappen der Nat. Garde m.i. wel zoo geschikt om gewapend te worden als andere lieden die in 't minst de behandeling der wapenen niet kennen" . . . . Het was of de anti-militaire geest, die de Nederlanders van ouds kenmerkte, in deze dagen geweken was en voor een krijgs- zuchtigen tegen den gehaten vijand had plaats gemaakt : immers van alle kanten ontving de commissaris van het arr. Hoorn berichten van de maires, dat in hun dorpen de ingezetenen met geestdrift aan hun oproep gehoor gaven. Zoo o.a. schreef de maire van Oosthuizen den 21 December .... �De circulaires zijn aan mijn gemeentenaren meegedeeld met dit gewenscht gevolg, dat reeds onderscheiden weldenkende In- 268 MEDEMBLIK IN 1813. gezetenen mij de verzekering hebben gegeven om op het eerste sein van de aannadering van den vijand op de kusten dezer gemeente gereed te zullen zijn om door mij aangevoerd, het indringen van den vijand met geweld te zullen helpen beletten. Bovendien heb ik een aantal van 28 geschikte manschappen met schietgeweer gewapend, welke zich dagelijks in den wapenhandel oeffenen : wijders word er bij dag en nacht op de zeedijken de wacht gehouden" ..... Was dus de geest der Westfriesche be vol- king uitmuntend, bet gebrek aan wapenen deed zich allerwege pijnlijk gevoelen, niet het minst in Medemblik, welks maire zich daarover bij den commissaris van het arr. Hoorn ernstig beklaagde. Na eerst den heer Van Stralen met zijn benoeming te hebben Na eerst den heer Van Stralen met zijn benoeming te hebben gefeliciteerd, ging hij voort met hem te kennen te geven �dat wij bier twee compagnien nationale burgermagt reeds zedert eenige tijd hebben bijeengebragt, dan, vermits tot hiertoe de wagten, meestal met geleende geweeren van de Marine zijn waar- genomen en ik uit de publicatie van Z.K.H. gezien heb, dat de plaatselijke burgers wagten blijven continueeren, reken ik het hoogst noodzakelijk om zonder verwijl met derzelver onderwijs voort te gaan" . . . . en hij verzocht daarom, dat hem dadelijk 200 geweren en patroontasschen zouden worden toegezonden, te meer, �vermits ik bij de formeering der Nationale Garde door uw Heer Predecesseur ben verpligt geworden alle geweren enz., die een getal van 440 uitmaken, aan Z.E.D. op te zenden, zon- der dat deze gemeente daarvoor op eenigerlei wijze schadeloos is gesteld ..... " De beer Van Stralen kon hem echter niet helpen, aangezien het hem evenzeer aan alle wapentuig ontbrak en hij zelfs voor de nationale garde te Hoorn geen geweren bezat. Gelukkig voor de Medemblikkers, deed Ver Heull uit Den Helder geen uitvallen en kwamen er geen Fransche kapers op de kust, zoodat zij met of zonder geweren hun wachtposten konden blijven betrekken op de wallen en de dijken, zich ver- heugende, dat het jaar, dat zoo dreigend begonnen, zoo gezegend geeindigd was. PURMEREND IN 1813. 269 PURMEREND IN 1813. DOOR W. P. KOPS. I. In tegenstelling met Hoorn, Enkhuizen en Medemblik, steden aan de zee gelegen en wier welvaart dus voor een groot deel afhankelijk was van den meerderen of minderen bloei harer scheepvaart en vischvangst, was en is Purmerend een land.- stadje, liggende tusschen de beide vruchtbare polders de Beemster en de Purmer en dus geheel aangewezen om de marktplaats te zijn van de vee- en kaasboeren, die in de naburige dorpen hun bedrijf uitoefenden. En nu treft het ons, hoe, volgens het reeds aangehaalde, somber gekleurde rapport over den toestand van koophandel, fabrieken en landbouw in het departement Holland, juist die takken van bedrijf, waarvan het bestaan van Purmerend e. o. of king, in die kommervolle jaren minder te lijden hadden dan alle andere. Wel ontbreken ook hier de klaagtonen niet, maar er waren vele lichtpunten, waarop het rapport niet nalaat te wij zen : �Door geheel Noord-Holland vindt men de schoone weilanden en koeien, welke die groote quantiteit van Edamsche kaas voort- brengen" .. en verder .. �dat de landbouw van zooveel invloed is op het geluk der ingezetenen, bewijzen in dit land de voor- beelden der laatste jaren. In weerwil van de critique omstandig- heden waarin men leefde, bleef de landbouw bloeien en was bijkans de eenige tak van welvaart welke de ingezetenen nog ondersteunde. De prijs der boter, kaas, granen en aardappelen bleef meestal hoog, en de prijs der landerijen is, in vergelijking met de waarde der andere effecten, zeker niet verminderd" .. . Zoo genoot Purmerend met zijn � 2500 inwoners een betrekke- lijke welvaart, al deelde het ook in de algemeene malaise. Immers ook hier hooren wij de regenten van het armenweeshuis klagen : �dat het een compleete onmogelijkheid is om uit het opkomende en geaccordeerde geld de in dit gesticht opgevoed wordende (ten getale van 50) het voor hun onderhoud volstrekt 270 PURMEREND IN 1813. benoodigde to verschaffen" 1); ook hier een wolspinnerij en ververij, in 1799 als werkverschaffing voor de armen opgericht, die niet kon gaande gehouden worden �vermids in de winter slegts 50 a 60 a wolle garens en in de somer nauwlijks 4 1i per week gesponnen wierd" ; ook hier een industrie, wier statistiek met haar droge cijfers een zoutkeet met vier werklieden, een azijnmakerij met drie, een steenbakkerij met vijf, een koperslagerij met vier, een fabriek van chemische preparaten met vier, een boek- drukkerij met twee, een hoedenmakerij met vier werklieden, een zeepziederij, twee boekwinkels en drie zadelmakers meer zegt omtrent het gebrek aan werk, dan een bladzijde vol rethoriek. II. Evenals in onze vorige opstellen, willen wij hier de namen der autoriteiten van Purmerend geven, ofschoon ik omtrent hen geen karakteristieke bijzonderheden heb kunnen vinden. Maire was Jan Waardenburg, dien wij uit zijn brieven zullen leeren kennen. De municipaliteit bestond uit : J. M. Woltman, C. Van Ginkel, J. Veen, F. H. Bos, P. Beets, F. Gallis, M. J. Steenberg, H. Menger, H. Schoninga, K. Schoorl, A. Doncan, L. Lames, B. Schellinger, W. Zuidema 2). Verder vond ik nog gewag gemaakt van K. Visscher secre- taris, Simon De Vries, commissaris van politie, van den ontvanger Groot en den deurwaarder G. Lindeboom. Rumoeriger dan in Hoorn gedroegen zich de burgers van Purmerend in November, en zelfs in April was de prefect vol zorg, dat daar tooneelen zouden worden afgespeeld als in Zaan- darn. Wel bepaalden zich deze tumulten in hoofdzaak tot woelige volksoploopen, het zingen van Oranjeliedjes en het in- slaan van glazen bij ware of vermeende Franschgezinden, maar de hoofd- en subalterne ambtenaren zagen deze bewegingen met 1) Missive van Februari 1813. Stads-archief Purmerend. 2) Volgens de presentielijsten van de raadszittingen van 2 Febr. en 15 Oct. 1813. PURMEREND IN 1813. 271 onverholen angst aan en zelfs te Parijs zat men te trillen van onrust. De staatsraad Real had in April op telegrafische wijze bericht ontvangen, dat in Holland de revolutie was uitgebarsten. Wij zijn hier, schreef hij aan De Celles in de grootste ongerustheid en verwachten van uur tot uur de details van dat oproer. �Dans quelle ville ? a quelle occasion ? Nous ignorons meme ce que c'est cette partie que vous comprenez sous le nom g�n�- rique de Nord-Hollande. Est ce la pointe qui aboutit au Texel? Est-ce la Frise occidentale ? Je brille d'impatience et je seche d'inquietude." De Celles haastte zich hem gerust te stellen, dat de opstand in Zaandam was uitgebroken, dat er vrees had bestaan, dat hij zou overslaan in de arras. van Haarlem en Hoorn, maar dat dit voorkomen was door de wijze maatregelen der beide onder- prefecten aldaar I). Inderdaad had de heer Mollerus zijn best gedaan. Op alle mogelijke wijze had hij de ingezetenen van zijn arrt. trachten gerust te stellen omtrent de mobiliseering der nationale garde, die de voornaamste aanleiding tot de opstootjes was. �Reeds vroeger heb ik u te kunnen gegeven, zoo schreef hij den maire van Purmerend, dat geene personen tot de actieve dienst der Nationale Garde zullen worden opgeroepen, dan de zoodanigen, welke door hun ledigheid het minste nuttig zijn voor de Maat- schappij, of wel zoodanig bemiddeld zijn, dat zij zich gemak- kelijk kunnen doen remplaceeren; het is geenszins het oogmerk om den Werkman, den Landman, de Vader van een talrijk huis- gezin voor dezen dienst op te roepen, het is alleen pro forma dat zij op de Lijsten worden ingeschreven ; het schijnt evenwel dat uwe onderhorigen zulks niet begrijpen, maar dat zij vermenen, dat elk en een iegelijk, die wordt ingeschreven, tot de activiteit zal worden opgeroepen. Verkeerd denkbeeld � men zal alleen denigreeren die personen welke niet noodzakelijk voor hunne huisgezinnen, noch voor de Maatschij, het best dezen dienst kunnen presteren : dat van de 150 man, gene compagnie nit- makende, slechts 12 tot de actieve dienst zullen worden opge- 1) Gedenkstukken VI p. 639. 272 PURMEREND IN 1813. roepen, welke na drie maanden wederom zullen worden ver- wisseld en tot hunne haardsteden kunnen terugkeeren. Het is slechts een Burgerwapening, bestemd om de rust binnenslands in de steden te bewaren. Doet dit uwe onderhorigen wel ver- staan, en ik houde mij overtuigd, dat zij zich zullen laten in- schrijven, en gij zult de gemoederen welke door eenige kwaad- willigen mochten ontrust zijn, doen bedaren." Maar de onder-prefect mocht praten als Brugman, de Hollan- ders vertrouwden de zaak niet en toonden hun tegenzin door openlijk of lijdelijk verzet. De prefect was er heftig over verontwaardigd, maar ook veront- rust, dit blijkt uit de missives, die hij zijn onder-prefecten toezond. Zoo ontving de heer Mollerus den 22en April een eigenhandig . Zoo ontving de heer Mollerus den 22en April een eigenhandig schrijven van den graaf met op het adres �tres presge", waarin hij hem bezwoer op zijn hoede te zijn tegen de �insengs qui voulaient troubler l'ordre public". Vooral maakte hij zich bezorgd over het kruitmagazijn te Purmerend . . . �Il est des magasins d'armes ou de poudre qui ne soient pas en surete, ecrivez en sur le champ a l'autorit� militaire soit a Alkmaar, soit au Helder. Concertez-vous avec les gens de bien et qu'on garantisse ces depots, ils sont sur votre responsabilite". Volgens dit aanschrijven deed de onder-prefect een inspectiereis door zijn kanton, vergezeld van den procureur-imperial, te meer, daar hij vernomen had, dat te Landsmeer eenige personen wei- gerden zich te laten inschrijven voor de nationale garde. Na afloop daarvan kon hij aan zijn chef melden, dat hij er in ge- slaagd was de Landsmeerders te kalmeeren en dat hij zelf op het raadhuis een dertigtal ingeschreven had ; en hem ten slotte gerust stellen omtrent Hoorn, Edam, Monnickendam, Medemblik, Purmerend en vele omliggende dorpen, �ou les habitans se sont fait inscrire avec le meilleur volont� et ont demonstr� l'ob�is- sance la plus parfaite aux ordres de leur Souverain". Dienzelfden dag schreef hij, zooals de prefect hem had opge- dragen, naar Alkmaar aan zijn collega, dat deze de militaire autoriteiten zou opmerkzaam maken op het kruitmagazijn en dit door soldaten te laten bewaken : �Vous savez que pres de Purmerende it y a un magasin a poudre. Je l'ai inspect� ces jours et j'y ai trouv� plus de 3000 K.G. de poudre. Quoique PURMEREND IN 1813. 273 dans cette ville tout est dans la plus parfaite tranquilite, j'ai cru cependant pour mettre ma responsabilit� a d�couvert, qu'il serait convenable de faire surveiller le magasin par quelques militaires, vu qu'il ne se trouve a Purmerende qu'un seal gendarme" 1). Baarde dus in de Aprilmaand in Purmerend de berg slechts een muffs, in November ging het er in de stad luidruchtiger toe. Reeds den 14en kreeg de onder-prefect een politierapport onder de oogen, dat er nachtelijk rumoer in Purmerend had plaats gehad en dat men bij een tabaksverkooper, sieur Penhaut, de keizerlijke adelaars had afgerukt 2); den 17en ontving hij uit- voeriger berichten van den maire, die hem meldde : �als dat wij uythoofde der onderschijdene uyt Amsterdam koomende per- soonen, tijdingen wierde aangebracht, alsdat men in die stad reeds Oranje droeg, hetwelk aanleijding heeft gegeven, dat eenige persoonen zig mede met die kleur hebben versiert, die ganschen avond zo genaemd vrolijk zijn geweest zonder de minste bruta- ,liteijten te doen, waarop naar dat alles zo als men vermeende stil zoude afloopen, eenige persoonen heden nacht zig hebben verstout om aan een aantal huysen op de imfaamdste wijze de glaase in te slaan, en dat wel aan een getal van 17 a 20 � Ik heb vermeend om deeze zoo strafbaare ongeregeldheden verder tegen te gaan bij publicatie te ordonneeren als dat de Tappers worden gelast naar negen uuren des 's avonds hunne Tapperijen te sluyten, en geene dranke naar dien tijd te debiteere. Verder zal ik zorgen van deeze en de volgenden nachten 20 a 30 man- schappen de Wacht zullen betrekken, manschappen die zig zelfs daartoe aanbieden en zig sterk maaken in staat te zijn om te bewerken er geen verdere ongeregeldheden zullen plaats hebben. P. S. Tot op dit moment heeft men de daaders niet kunnen ontdekken." De onder-prefect, ofschoon de maatregelen door den maire ge- nomen, goedkeurende, �kon toch niet voorbij aan te merken, dat het mij grotelijks verwondert, dat diergelijke baldadigheden niet reeds in derzelver geboorte zijn gesmoord � even zoo min als ik kan begrijpen hoe het in zulk een klein stadje als Pur- 1) Al deze uittreksels uit de brieven van de sous-prefecture Hoorn. April- portefeuille. 2) Rapporten van '13 en '17 November van den garde-general Charles Henry. Gedenkboek. II. 18 274 PURMEREND IN 1813. merende onmogelijk zoude zijn om de eerste aanstokers te ont- dekken. Ik zal mij niet verder over deze zaak elargeeren, maar u alleenlijk verzoeken het daarhenen te dirigeeren, dat de goede rust in uwe plaats worde geconserveerd en dusdoende der Bur- geren eigendom worde beveiligd . . . ." Maar toen hij den volgenden dag � 20 November � niets van Purmerend's maire had vernomen, schreef hij hem om hem te berispen, dat hij zoo nalatig was, �hoezeer ik u heb verzogt mij dagelijks ten dien aanzien een rapport te willen meedeelen. De gerugten die mij langs andere wegen komen, doen niet alleen vermoeden maar het zelvs zeer waarschijnlijk zijn dat de rust binnen uwe gemeente nog niet volkomen is hersteld" . .; daarna wees hij hem er op, hoe zijn collega's hun ingezetenen � waar- van sommigen zich ook wel eens vroolijk maken � weten in toom te houden en besloot : �Ik weet niet � doch ik twijfel ook niet Mijnheer de Maire ! of gij zult wel op dezelvde wijze handelen en daarom zoude het mij aangenaam zijn hiervan dagelijksch verzekerd te worden . . ." Nauwelijks was deze brief verzonden, of de onder-prefect ontving van den maire het antwoord, waarnaar hij zoo verlangend uitzag : �Ingevolge UwEdG. ontvangen letteren gedateerd 18 dezer dient alsdat het alsmeer tamelijk rustig is, dat de goede burgerij des 's avonds en 's nachts waaken en also veel contribueeren om niet alleen de rust te herstellen, maar dezelve en de gevolgen te handhaaven. �De Eijgenaars der huyzen waarvan tusschen den gepasseerden Dinsdag en Woensdagnacht op eene verregaande wijze de glaasen zijn ingeslaagen behooren in huur of in Eijgendom aan de na- volgende persoonen, als aan : Abel Van der Meulen, Nicolaas Van der Meulen, de Fransche toebaksverkooper, Willem Broothuyzen, Wilkers, Domin� Broe- delet, F. Gallis, Kist, Jan Steenbergen, Jan Buyc, de wed. L. Kramer, Bart Wijsbroek, pastor Bakker, Jan Koenen, Jan Vol- vraat, Helld. Wijmans, Wessel Prins 1). 1) Vergel. hiermee het politierapport van 11-24 Novemb. opgemaakt door den brigadier P. Steeg: �op den Avond om half twaalf uur zijn 48 huyzen den brigadier P. Steeg: �op den Avond om half twaalf uur zijn 48 huyzen de glaasen ingeslagen, waarbij de heeren Jan Brien, Abel Van der Meulen de glaasen ingeslagen, waarbij de heeren Jan Brien, Abel Van der Meulen en Barend Middelhof deerlijk zijn gehaavend". en Barend Middelhof deerlijk zijn gehaavend". PURMEREND IN 1813. 275 �Verders is dienende UwelEd. te berigten, alsdat de gepleegde baldaadigheden niet waaren te voorzien doordien de Hr. Simon De Vries (was gezonden als commissaris van politie in die kroeg al waar zig die persoonen bevonden, die zij Oranjelieden noemen, en zich daar eenigen tijd heeft opgehouden) wel ontdekte zij ijverige voorstanders voor die partij waaren, dog geene reden meende te hebben, om dezelve in dat moment daarover te moeten arresteeren, te meer daar zijn Ede veronderstelde daardoor Onrust in plaats van rust te zullen bewerken. �Kortom, mijnheer de Onder-prefect het is door die baldaadi- gers gepleegd op een moment, ja op een moment van verrassing toen yder weldenkende in diepe rust lag, en de nog niet te bed zijnde burgers huyverig waren, om zig daartegen te Verzetten, te meer alzo wij nog Wagt nog wapenen hadden om zulks met nadruk te beletten . . ." Maar hierbij wilde de maire het niet laten, onmiddellijk daarna vatte hij de pen weer op, om te zeggen, �dat het gepasseerde nagt alleszins rustig was geweest en geloov' vrij zeeker er geen buijtenspoorigheden meer zullen plaats hebben . . . De voor- naamste reden waarom een twintigtal zogenaamde Oranjevrien- den zig misnoegd toonen, resulteert al veel, uyt de door mij gedaane publicatie die zegt, alsdat alle Tapperije om negen uure des avonds moeten sluyten en alsdan niet meerder mogen tappen. Negen uure zijnde, doet men de ronte aan alle tappershuizen, dringt in dezelve in, en vind al veelal voorwerpen die zig traag toonen, dezelve te willen verlaten. Edog deeze maatregel is tot conservatie der rust door mij genomen en zal dezelve onder uwe approbatie blijven volvoeren, zo lang zuiks noodzakelijk zij en ik mij in mijn post zal zien gesteld. Drank is de oorzaak van het gebeurde tusschen Dinsdag en Woensdagnacht en voor- zien wanneer men van den genomen maatregel afwijkt, te weten, om hier wederom vrijelijk de gansche avond in de kroegen te laten loopen en alsdan ook wederom onaangenaamhedens, ja buijtenspoorighedens zullen gebeuren . . ." Nog was de inkt ternauwernood droog, waarmee deze brief geschreven was, of per expresse moest de maire opnieuw den onder-prefect alarmeeren, daar de stand der zaken in Purmerend al erger in plaats van beter werd. 276 PURMEREND IN 1813. �Bij mijne vorige brieven heb ik UEDGestr. kennis gegeven van de tumultueuse bewegingen welke hier door kwaadwilligen zijn begaan en van die middelen welke door mij zijn bewerk- stelligd, ten einde de rust en goede ordre zoo veel rnogelijk te maintineeren ; na het afzenden mijns briefs heeden morgen ont- maintineeren ; na het afzenden mijns briefs heeden morgen ont- yang ik het bericht, dat, heeden nacht de Poort van het Kerkhof der Roomsch-Catholieke gemeente, nieuwlings aan de stadsschans geetablisseerd, is omver gehaald, en dat men zich in een coin- plot heeft vereenigd om in de aanstaande nacht andere en meer- dere gewelddadigheden te pleegen ; ik heb daarop eenige weinigq weldenkende burgers waarop ik meen te mogen vertrouwen, versogt om zich met mij zodanig te wapenen, als de gelegenheid het toelaat en voor den avond de hoofden der zamenzwering te vatten en te arresteeren en ik hoop dat dit van eenig gevolg zal zijn. Ondertusschen heeft de aankomst van den schuit welke te 9 uuren heden morgen van Hoorn vertrokken is, de ver- warring grooter gemaakt, door het bericht dat Holland over- gegaan is onder het Bestuur des Prinsen van Oranje, dat ieder Oranje Lind zoude dragen en aan eene algemeene vreugde deel- nemen en dat ook dadelijk de vlaggen op de Toorens enz. zouden zijn geplaatst. 1k behoef UEDGestr. niet te zeggen in welk eene positie mij dit alles brengt, te meer daar reeds eergisteren dit ook te Edam heeft plaats gehad, immers aldaar de Publicatie ook te Edam heeft plaats gehad, immers aldaar de Publicatie van den Graaf Van Styrum in de Haagsche Courant geplaatst is afgelezen en de vlag geheesen; 1k verzoek UEDGestr. om alle deze redenen mij met brenger dezes stellig te willen informeeren, wat er van dat alles is, als meede hoe ik mij in deezen hebbe wat er van dat alles is, als meede hoe ik mij in deezen hebbe te gedraagen, en of er redenen zijn om deeze Notificatie al dan niet te Publiceeren, gelijk meede of er te Hoorn nog een twintig of dertig stuks goede geweeren voorhanden zijn, om over te of dertig stuks goede geweeren voorhanden zijn, om over te disponeeren, in welk geval, ik verzoek dat mij dezelve ten spoe- digste worde toegezonden, ten einde daarmeede eenige brave digste worde toegezonden, ten einde daarmeede eenige brave burgers te wapenen en alzoo de order en rust, in deeze Gemeente te herstellen, want de geheele voorhande zijnde wapenrusting bestaat in vier oude geweeren en eenige Zabels . . . ." Wij die dit thans lezen, kunnen een glimlach niet onder- drukken als wij ons een deftige maire voorstellen, die vier ver- roeste geweren en eenige botte sabels gaat uitdeelen aan een roeste geweren en eenige botte sabels gaat uitdeelen aan een PURMEREND IN 1813. 277 zeker aantal �weldenkende burgers" om daarmee het dronken gepeupel in toom te houden ; maar de autoriteiten van 1813 waren te plechtig om een oog te hebben voor den komischen kant der dingen en zoo antwoordde de heer Mollerus dan ook strak en statig : �In antwoord op uwe missive, diend dat wan- neer de baldadigheden aan het Roomsch Catholyke kerkhof, waarvan UEd. gewag maakt, deze nacht hebben plaats gehad, de voorgenomen arrestatie van de belhamels zonder twijfel moet geschieden. 1k verzoek in alien geval kennisgeving, en, nog heden avond per expresse, wanneer de drang der zaak zulks vorderd, ten einde ik uw onderstand kan doen verleenen, wan- neer UEd. dezelve mogt benodigd zijn. �Overigens zijn de geruchten wegens de proclamatie alhier ge- daan, niet overeenkomstig de waarheid, het is slechts een mesure der politie waarbij het dragen van Oranje lint wierd toegelaten en niets meer, dit was benodigd tot bewaring van de rust. �Ik verwacht nu zonder fout, dat UEd. niet zal doen vertragen met het doen vatten van genoemde belhamels, welke na hier moeten worden getransporteerd en zooals boven gezegd is wan- neer UEd. hierin zwarigheden mogt ontmoeten zal ik Uw een detachement gewapende manschap tot onderstand zenden" 1). Volgens dit bevel werden gearresteerd J. H. Groothuijs, K. Visscher, M. Woestma en Haver, van welke de drie eersten schuldig bevonden werden 2). In December hadden in geheel Noord-Holland en ook in het arrondissement Hoorn allerlei opstootjes plaats, welke officieel betiteld werden als �verregaande ongeregeldheden en tumultueuse bewegingen" en van dien aard waren, dat de hooge regeering zelve er hare bijzondere aandacht aan wijdde en strenge maat- regelen nam om ze te onderdrukken. De aard dezer bewegingen schetst de commissaris-generaal van politie, Hoynck Van Papendrecht, als zijnde ontstaan uit �de Godsdienstige denkwijze der Inwooners, hunne voorige politieke gevoelens, welke aanleiding gaven tot twist en vervolging welke zig zouden openbaren in grove beledigingen en in het plegen van 1) Deze geheele correspondentie in de sous-prefecture Hoorn, November 2) Politierapport van 21 November van den brigadier P. Steeg. 278 PURMEREND IN 1813. verregaande baldadigheden" 1). Zij gaven de regeering ook een voorwendsel om den heer Mollerus te ontslaan nit zijn betrek- king van commissaris van het arr. Hoorn, hoezeer hij zich ook beijverd had die ongeregeldheden te onderdrukken 2). Wij voegen, om herhalingen te voorkomen, de verspreide be- richten hier bij een, te meer omdat voor een deel Purmerend het middelpunt van die troebelen was. Reeds 11 December rapporteerde de maire van Hoogwoud aan den commissaris van het arr. Hoorn : �De ingezetenen dezer ge- meente steeds te onvrede zijnde, dat in deze gemeente geen proclamatie van wegens Z. K. H. onse souverein wierd afgekon- digt, zommige verstoute zich te zeggen, dat de Maire die wel had, maar naliet dezelve te publicere etc. � dan ter voorkoming van Eenige onaangenaamhede, en om die ongeruste gemoederen tot bedaren te brengen, zo heb ik gemelde proclamatie, zo als die in het staatkundig dagblad van de Zuiderzee geplaats is, uitgeschreven, gepubliceerd en geafficheerd. � dit vertrouw ik, moet zeker aan het oogmerk voldoen. �Daar nu de Heugelijke gebeurtenis van ons Vaderland aller harte met innige vreugde vervuld, en op des yolks begeren de Vlag is op de Toorn gesteld en de klok door hen is geluid ge- worden vertrouwde wij, dat het daarbij zoude gebleven zijn, � Maar peen, alweer in Navolging van andere buitensporige Ge- meentens 3), hebben zij (Namelijk het gemeenste zootje en Geen Een gegoed burger) van de week wederom de klok zo hier als te Aartswoud Nagt en dag bij tussenposen die zeer kort waren beginnen te luiden � dit is niets , maar bij die gelegenheid lopen zij de huizen of om Geld en drank � die dan aanlijding geeft van vele ongeregeldheden � wil men hun zin niet toestaan, 't is Oly in 't vuur en hun bedrijf word toomeloos. En wanneer daar niet op de Een of andere wijse in voorzien wierd is het te vreezen, dat daardoor nog het Een of ander ongeluk uit staat geboren te worden." 1) Missive van den heer Hoynck van Papendrecht aan de heeren commis- sarissen-generaal van het departement der Zuiderzee, 23 December. Rijks- archief Haarlem. archief Haarlem. 2) Zie mijn opstel over Hoorn, pag. 237, 238. 3) Hier wordt blijkbaar gedoeld op De Zijpe. PURMEREND IN 1813. 279 De heer Mollerus begreep niet langer te moeten aarzelen, maar in te grijpen en liet uit naam van den prins van Oranje een proclamatie drukken en aanplakken in alle gemeenten van zijn arrondissement 1). De Commissaris van het arrondissement Hoorn. Met het grootste leedwezen vernomen hebbende, dat in onder- scheidene Dorpen van dit arr. verregaande ongeregeldheden en grove baldadigheden plaats hebben, meest voortspruitende uit oude partijschap, 't zij van godsdienstige, 't zij van Politieke denkwijze, In aanmerking nemende, dat dit geheel strijdig is met den- uitdrukkelijken wil van onzen Doorl. Souverein om alle vorige partijschap te vergeven en te vergeten, en de grootste eensgezindheid te observeeren, de steun van iedere burgerlijke Maatschappij en zonder welke de edele pogingen van onzen waardigen vorst deerlijk zouden worden teleurgesteld; � Na hierover te zijn overeengekomen met den officier der Regt- bank, vermaant en waarschuwt ieder en een iegelijk om zich te onthouden van zodanige buitensporigheden; om zich rustig en stil te gedragen, gelijk het een braaf burger en opregt Vaderlander betaamt, alle haat en nijd wegens verschil van Kerkelijke of Politieke denkwijze te verbannen; het hunne bij te dragen tot bevordering der goede zaak en zich steeds te lierinneren en te handelen volgens Hollands gulden spreuk Eendragt maakt magi, Wordende een ieder gewaarschuwd bij dezen, dat alle verdere ongeregeldheden ten strengste zullen worden vervolgt en bestraft volgens de bestaande wetten, Ordonneren voorts, dat alle zaken zullen ophouden, die eenige aanleiding zouden kunnen geven tot verstoring der rust, of tot inwendige vijandschap, als bij zonder het klokkengelui en Nagtelijke bijeenkomsten. 14 December 1813. E. J. R. MOLLERUS. Het werd tijd, want er kwamen steeds meer tijdingen van verzet en rustverstoring. 1) Deze proclamatie is gedrukt bij Jan Vermande te Hoorn. Dit stuk en de overige missiven en brieven zijn te vinden in de sous-prefecture van Hoorn. December-portefeuilles. 280 PURMEREND IN 1813. De nieuwbenoemde garde-generaal P. Steeg rapporteerde, dat op den 14en te Purmerend oproerigheden waren gepleegd en dat 's avonds een groote menigte yolks samenschoolde voor het huis van den vice-president van den raad J. M. Woltman, in wiens woning zich juist de commissaris van politie beyond, om hem een pistool weder te geven, dat deze een jongen had afgenomen, en toen hij naar huis ging had hij vele beleedigingen te ver- duren. En den 16en was door eenige lieden des avonds tegen den wil van den raad de klok geluid voor den godsdienst. In den Purmer was het evenmin zuiver. Daar vonden de briga- dier en de veldwachter C. De Jong, �een groote bende mans en vrouwen, dewelke haar schuldig gemaakt hebben om geld of te dwingen van de Boeren, waarvan zij er 4 hadden gearresteerd en naar Monnikendam gebragt. Deze zijn genaamd D. Kaif, K. Langenberg, C. Pronk en J. Hambroek". Later werden zij naar de rechtbank van Hoorn gebracht. Ook in Ilpendam en Purmerland ging het roerig toe. Reeds in November had er zich daar, naast het bestaande gemeente- bestuur, een soort van provisioneele regeering onder leiding van zekeren Pieter Boom geconstitueerd, die het den autoriteiten zekeren Pieter Boom geconstitueerd, die het den autoriteiten geduchtig lastig maakte en twee flesschen jenever had uitgeloofd aan hem, die de Oranjevlag op den toren zou plaatsen. Hoezeer aan hem, die de Oranjevlag op den toren zou plaatsen. Hoezeer ook aangemaand zich te voegen onder het wettig gezag, bleef dit geimproviseerd bestuur zich handhaven en den omtrek terrorise eren. De commissaris-generaal van het departement der Zuiderzee, Fannius Scholten, betuigde zijn instemming met de door den beer Mollerus uitgevaardigde proclamatie, en de generaal De Jonge schreef hem, dat hij aan den commandant van het eerste regiment van linie � bestaande uit 41 man � den luitenant Steeling, te Medemblik in garnizoen, bevolen had te zorgen, dat er 20 man te zijner dispositie moesten worden gesteld. Niets kon den commissaris van het arr. Hoorn aangenamer zijn dan deze tijding, want hij ontving bijna dagelijks alarmee- rende berichten uit Purmerend, zoo ook weer twee van het rende berichten uit Purmerend, zoo ook weer twee van het stadsbestuur op den 20e11 December, waarvan de laatste een smeekbede om onmiddellijke hulp inhield : �Zoo op bet oogenblik worden wij geinformeerd, dat sommige PURMEREND IN 1813. 281 in- en opgezetenen der nabuurige dorpen het voornemen hebben om op morgen binnen deeze stad te koomen en de gevangen- neeming en verjaaging uit de Purmer van den 15en door anders en beter gezinden gedaan, te wreeken, en eenige dier menschen ontmoetende dezelve te mishandelen. �Wij bevinden ons zonder wapenen en zonder eenige middelen om ons tegen dat geweld te verzetten en geeven U bij deze kennis met verzoek om ons dadelijk een twintigtal gewapende manschappen van scherp voorzien te willen toezenden of wel morgen met de eerste schuit, ten einde door zoodanige middelen het kwaad te kunnen keeren en de bedrijvers in hechtenis nernen". Zonder verwijl schreef nu de heer Mollerus een missive aan den luitenant Steeling, waarin hij hem, in naam van generaal De Jonge, gelastte zonder eenig tijdverlies de 20 man op Hoorn te dirigeeren, dan zou hij een schuit requireeren om hen naar Purmerend te vervoeren. Deze zond nu zijn onderluitenant Gerrits met 22 man naar Purmerend, waar zij den volgenden dag, 21 December, in be- hoorlijke orde aankwamen. Bij den brief, waarin hij dit den commissaris van het arr. Hoorn meldde, verzocht echter de commissaris van politie te Purmerend dringend, dat de man- schappen nog eenige dagen aldaar mochten blijven, want de luitenant had hem meegedeeld, dat hij volgens zijn instructie binnen twee dagen moest vertrekken. En de staat van zaken vorderde het aanwezig zijn van de militaire macht. Als bewijs daarvan voegde hij bij zijn brief het proces-verbaal van den deurwaarder Lindeboom : �Geeft de ondergeteekende te kennen als dat hij op Heden en Maandag 20 December 1813 door den heer Percepteur J. Groot wierd gelast Enige sommatien bij den achterstalligen contribuable alhier in de stad rond te brengen hetgeen ik gaarne wilde doen, maar also er Enige kwaadwillige zijn die mijn hebben gedrijgt zoo ik weder met sommatien kwam mij alsdan te mishandelen zooals L.L. Dinsdag daar ik door Enige Ilpendammers wierd geattekeert alhier in de stad met bedrijging dat als ik te Ilpendam kwam om te sommeren ik niet Levendig van daar zoude komen, zoodat ik door burgers alhier ben ontzet geworden, en daar was nog bij den zoon van den secretaris Bakker en den Dienaar van Ilpendam, dog die 282 PURMEREND IN 1813. spraken of bemoeden zig er niet meede zoodat ik beschroomt ben zoolang Boom meester is mijn functie waar te nemen". Den luitenant Gerrits, die zich reeds op zijn terugkeer beyond, werd daarom gelast zich zoo spoedig mogelijk weer naar Purme- werd daarom gelast zich zoo spoedig mogelijk weer naar Purme- rend te begeven en daar tot nader order te blijven. Evenals te Hoorn, gingen er in de omstreken van Purmerend in 't laatst van December geruchten van een landing der Franschen op de kust. Van uit Landsmeer schreef de maire, 30 December: �Ik vind mijn verpligt ter uwer kennis te brengen. Gister middag ongeveer 3 ure kreeg ik berigt Egter op een losse Gezegde dat ongeveer 3 ure kreeg ik berigt Egter op een losse Gezegde dat er Fransche troepe aan Land gekome ware te Schardam ik zond direct een Expresse na, de Maire van Ilpendam welke mijn so Hij vermeende Egte berigte gaf � dat Ja Er Een getal van 500 Geland ware en reeds tot Oosthuyse ware door Gedronge. ik Liet de klok Luyden om mijn ingesetene te versamele � Bij den andere Gekome zijnde hield ik een klijne aanspraak. En vroeg Hun wie Lust om mijn te volge � om Hierop aan te marscheere � om onse natuur Genote ter hulp te snelle � Het Gene ten gevolge Heeft Gehad � Het Gene ik tot Lof Mijner burgerij Moet Melde � dat er Gene enkelde agterwege bleef. Maar alle volgden, en wij marscheerde op Purmerende � alwaar ik Egte berigten Ontvangen Hebbende van de Maire Mijn Volk bedankte en met Hun weder afmarscheerde". Nadat hij deze curieuse missive gelezen had, kon de nieuwe commissaris, S. Van Stralen, aan zijn superieuren melden, dat de orde wederom heerschte in het land van Purmerend. Edam in 1813. DOOR W. J. KERNKAMP. De algemeene toestand was te Edam in 1813 verre van roos- kleurig. Handel en nijverheid waren sedert 1806 nog voortdurend achteruitgegaan en leidden nog slechts een kwijnend bestaan, en wat de scheepvaart betrof, het aantal schepen dat in vroegere jaren de haven binnenviel en wel 600 a 700 bedroeg, was de laatste jaren verminderd tot op de helft. Vooral de houthandel, die hier te voren bloeide, had sedert geen Noorsch hout meer werd ingevoerd, een geduchten knak gekregen en in de nog be- staande fabriekjes werd het aantal werklieden steeds kleiner. Het getal zoutziederijen bedroeg in 1811 nog vijf, maar het personeel, dat voor 1806 nog uit 20 man bestond was sedert geslonken tot 12 man, de zeepziederij die voor 1806 werkte met vier man was sedert gesloopt, de ververij had het aantal harer werklieden van zes in 1806 zien dalen tot een, de leerlooierij waarin voor 1806 zes man bezig waren gaf nu nog maar werk aan vier knechts, en de man bezig waren gaf nu nog maar werk aan vier knechts, en de hoedenfabriek bestond nog wel, maar er werden jaarlijks niet meer dan 30 a 40 hoeden gemaakt en dan nog van mindere kwaliteit. Van de scheepstimmerwerven waarvan er in den bloei- tijd der stad ongeveer 30 hadden bestaan, waren niet meer dan twee overgebleven en het stond te vreezen dat ook zij weldra zou- den worden gesloopt, evenals de beide touwslagerijen, die zich nog, hoewel zwak, staande hielden. Bij het bezoek dat Napoleon op hoewel zwak, staande hielden. Bij het bezoek dat Napoleon op zijn doortocht naar Den Helder den Men October 1811 aan Edam had gebracht, was dan ook in eene memorie betreffende handel en nijverheid in de gemeente, hem door den maire over- handigd, de hooge en welwillende bescherming van Z. M. inge- roepen voor de nog bestaande fabrieken en in het bijzonder voor de scheepstimmerwerven en touwslagerijen, die voor werk ten 284 EDAM IN 1813. dienste der marine werden aanbevolen. E�n woord van Z. M. zou . voldoende zijn om deze ondernemingen te doen herleven, maar dit woord schijnt te zijn uitgebleven, althans in het adres door gedeputeerden der stad in December 1813 aan den Souvereinen Vorst gericht wordt Steen en been geklaagd over de verminde- ring en kwijning hunner voorheen bloeiende broimen van wel- vaart : Koophandel en zeevaart. Ook de bevolking ging gestadig achteruit. Bestond zij in 1811 nog uit 3577 zielen, in 1812 bleek dit getal gedaald tot 3432 en in 1815 tot 3348. Het aantal bedeelden dat in 1807 353 en in 1810 485 bedroeg, zou zeker thans nog grooter geweest zijn als er maar geld beschikbaar was geweest, maar dit ontbrak in de verschillende kassen en ten gevolge daarvan had men dan ook het Burgerweeshuis en het Armenweeshuis reeds moeten ver- eenigen, en waren de uitkeeringen aan de bewoners van het Proveniersgesticht niet onbelangrijk verminderd, terwijl men moest besluiten een derde van het aantal provenierswoningen bij vrij- koming te verhuren inplaats van daarin nieuwe proveniers op te nemen, een maatregel die slechts op den duur kon helpers en pas voor enkele jaren geheel is opgeheven. Met de stedelijke financier" was bet al even treurig gesteld. De geheele schuld der gemeente bedroeg volgens opgaaf van den maire 14 April 1813 frs. 254.257.50 waarvan Frs. 28.297.50 a 1'/2 0/. � � 5.040.� a 2 �/ � 209.160.� a 3 �I ,, 7.350.� a 31/2 0/0 ,, 4.410.� a 6 0/ en nu werd wel slechts 1/3 van de rente betaald, maar dit be- droeg Loch altijd nog eene belangrijke som voor eene gemeente met eene berooide schatkist, zoo berooid dat eerst in Augustus 1811 het restant der verponding over 1805 ten bedrage van 900 gulden kon worden aangezuiverd. De rekening over 1812 door den municipalen raad den 13en September 1813 vastgesteld, leverde een tekort op van frs. 7882.82 waaronder was begrepen eene som van frs. 2472.29 uitgegeven bij gelegenheid van het bezoek des Keizers, dat in het geheel eene uitgaaf van frs. 4949.70 had gevorderd, en het was vooral EDAM IN 1813. 285 de opbrengst van het plaatselijk octrooi, die zooveel minder was geweest dan men had verwacht en tot dit nadeelig slot had geleid. Geraamd op frs. 51.101.� was er toch niet meer dan frs. 28.276.04 van het octrooi terecht gekomen. In het geheel hadden de ontvangsten frs. 46.317.89 bedragen en de uitgaven frs. 54.200.71, terwijl de laatste waren begroot op frs. 66.519.46. Ofschoon op bevel van den prefect alles wat eenig uitstel kon Ofschoon op bevel van den prefect alles wat eenig uitstel kon lijden moest wachten en niet dan de allernoodigste uitgaven mochten worden gedaan, waarmede bij het opmaken der be- grooting natuurlijk rekening was gehouden, had men dus toch nog frs. 12.318.75 minder uitgegeven dan geraamd en het was voornamelijk het onderhoud van gebouwen, bruggen, wegen en vaarten waaraan minder was besteed dan daarvoor was uitge- trokken. De toestand dier werken liet dientengevolge dan ook al meer te wenschen over en dit ging zoo ver, dat de maire in Augustus 1813 zich zelfs genoodzaakt zag de brug over de Nieuwehaven tegenover de Oosterbaanstraat opgehaald te laten vastleggen, wijl de passage daarover te gevaarlijk werd geacht, in de hoop dat spoedig tot reparatie daarvan zou kunnen worden overgegaan. Er was evenwel geen geld voor dergelijke karrewei beschikbaar en dus werd besloten de brug maar of te breken en te vervangen door een pontje, dat ieder die er gebruik van wilde maken zelf moest overtrekken. Gelukkig waren tenminste de drie bruggen waarover de Keizer bij zijn doortocht naar Hoorn was gepasseerd voor die gelegenheid goed onderhanden genomen en waren Coen tevens een paar boenwallen aan de Voorhaven, die gevaar voor instorting opleverden, gedempt. Hoe ook, er moesten meer middelen in de stadskas vloeien, maar het was eene moeielijke opgaaf nieuwe bronnen te vinden, die niet gemakkelijk door de bevolking konden worden verstopt. De rondgaande controleur der vereenigde rechten in het arron- dissement Alkmaar Lambert wist er echter toch nog wat op te vinden. Het was op zijn advies, dat de municipale raad den 26en Juli 1813 besloot de regeering voor te stellen het stedelijk octrooi te wijzigen. Vervallen zou het recht op visch dat toch maar weinig opbracht en te veel waakzaamheid der beambten vorderde, maar daarentegen zou worden ingevoerd een recht op melkkalveren, hoof, alle soorten van veevoeder, stroo, haver, 286 EDAM IN 1813. paardeboonen, zeep, slaolie, brandolie en kaarsen. Natuurlijk was het vooral het hooi waarop de hoop was gevestigd. De belasting daarop werd voorgesteld frs. 3.� per 1000 K.G. te zullen be- dragen en men berekende daa,rvan frs. 10.937.50 te zullen ont- vangen. De wijze van invordering dezer belasting scheen niet zoo eenvoudig, maar de controleur wist ook daarvoor raad. Elke Boer had slechts op te geven hoeveel beesten van elk soort hij bezat en de hoeveelheid hooi waarvoor hij moest betalen werd dan berekend voor 1 paard op 3000 K.G. 1 koe2350 1) ,1 1 vaars of pink ,1 1350 ,, 1 kalf � 670 ), 1 hokschaap � 170 � Voor bet einde van Januari zou het verschuldigde bedrag moeten zijn voldaan. Op deze wijze werd de hooibouw niet be- lemmerd, de invordering der belasting gemakkelijk gemaakt en het hooi, dat buiten de gemeente werd verkocht, vrij gelaten. Het was dus eigenlijk eene veebelasting, maar deze bestond reeds als rijksbelasting, vastgesteld bij de Hollandsche wetten van 26 Dec. 1799, 30 Mei 1806 en 12 April 1809 en in 1812 zoomede voor 1813 door den prefect gehandhaafd. Verschuldigd was voor ieder hoornbeest boven de 2 jaren 21 cent II ,) paard 7) J, 3 y, 21 ,, ), /7 schaap 3 ,, ,/ 7, hoornbeest beneden 2 37 10'/2 ), ,, paard ,, ,/ 3 II 10'!2 ,, Gelukkig voor de boeren waren de Franschen uit het land voor tot uitvoering van het plan des heeren Lambert was overgegaai. Niettegenstaande den bedroevenden staat der geldmiddelen gevoelde de maire zich verplicht een programme voor de luister- rijke viering van het naamfeest des Keizers op 15 Aug. 1813 aan de regeering ter goedkeuring op te zenden, waarvan de kosten door hem werden geschat op niet minder dan frs. 1155.�. De prefect was echter zoo verstandig dit bedrag terug te brengen op frs. 150.� waarvoor een nieuw plan van feestviering werd ingezonden, dat zijne goedkeuring wegdroeg. �De heugelijke dag, zoo dierbaar voor ieder Franschman", werd dientengevolge met EDAM IN 1813. 287 minder pracht maar toch in gepaste vroolijkheid gevierd, zooals uit het hier volgend verslag van den maire aan den onder-prefect E. J. R. Mollerus te Hoorn kan blijken. �De dag van den 15en dezer is alhier met alle plechtigheid ge- vierd geworden. Reeds des morgens ten 7 wren wapperden de vlaggen van alle torens, stads- en particuliere gebouwen en schepen. Het bespelen der klokken kondigde het feest van dien dag aan. Ten 9 wren werden in alle kerken plechtige dankzeggingen en ge- beden ten Hemel opgezonden om het behoud en de verlenging van het dierbaar leven van onzen Doorluchtigen Souverein. De publieke autoriteiten waren daarbij tegenwoordig. Des middags ten half zes wren heeft eene publieke verinakelijkheid, uitgevoerd door 16 jonge maagden, voor het huis der gemeente plaats gehad, en is aan eene welke den prijs behaald had, met alle plechtigheid een paar gouden oorringen uitgedeeld. Bijkans alle inwoners dezer stad waren daarbij tegenwoordig en de vreugde en ver- genoeging was op ieders aangezicht te lezen. Eene algemeene illuminatie van alle de stads- en particuliere gebouwen had des avonds plaats, waarin ieder zijn behoorlijke plicht heeft betracht. De opperofficieren der douanes, de adjoint-maire en verdere heeren des avonds genoodigd op het zomerverblijf van mij het- welk te dien einde verlicht was, hebben het feest van dien dag mister bijgezet, en verscheidene toosten te dier gelegenheid zijn ingesteld geworden. Alles is in de beste orde afgeloopen en de rust is niet in het minste gestoord geworden." In aanmerking genomen het groote bezwaar dat er voor velen was gelegen in het niet of niet genoegzaam verstaan der Fransche taal, en de zeer afhankelijke positie waarin men stond tegenover de ambtenaren van den onderdrukker, ligt het voor de hand dat de lust om lid en nog veel minder om hoofd van een gemeentebestuur te zijn, dat voortdurend met tekorten had te kampen, heelemaal niet groot was. Van de vier burgemeesters, die bij de inlijving in functie waren, was rnr. Thade De Vries 1) den 4en Januari 1811 benoemd 1) Mr. ' Thade De Vries, geb. te Enkhuizen '14 Juni 1768, oven. te Edam 3 Sept. 1820. 2 April-4 Juli '1795 lid der municipaliteit. 1 Juli 1795-23 Jan. '1797 lid van het comite van justitie. Burgemeester in 1803-1804-4805 �1807-1808-4809 en '1810. 288 EDAM IN 1813. tot vrederechter en hadden mr. Abraham Boot 1), dr. Fredrik Lodewijk Arentz 2) en Jacob Thymon Lakeman 3) zich alle moeite gegeven om van het maireschap vrij te blijven. Mr. Boot, die notaris was, beriep zich daartoe op zijne ambtsbezigheden even- als dr. Arentz die geneesheer was, terwiji de heer Lakeman, houtkooper van beroep, zijne gebrekkige kennis van het Fransch aanvoerde als onoverkomenlijk bezwaar om den post van maire naar behooren waar te nemen. Mr. Boot en dr. Arentz hadden eenig succes op hun pogen, zij Loch werden met ingang van 1 Augustus 1811 benoemd tot adjunct-maire, maar de heer Lakeman moest het loodje leggen en werd vereerd met de benoe- ming tot maire. Er was niets meer aan te veranderen en zoo deed de eerste maire van Edam, die tevens de laatste zou zijn, nood- gedwongen den len Augustus 1811 den eed van trouw aan den Keizer en van gehoorzaamheid aan de constitutie, maar voegde daar uitdrukkelijk aan toe de benoeming slechts provisioneel te aanvaarden. Op eene aanschrijving van den onder-prefekt van 14 Augustus 1811 houdende uitnoodiging voor den maire en zijne adjuncten om zich ambtscostumes aan te schaffen, ant- woordde de heer Lakeman dan ook deze invitatie dadelijk aan zijn beide adjuncten te hebben overgebracht, maar voor zich zelven te verzoeken van die aanKhaffing verschoond te mogen blijven omdat hij zijn ambt alleen was waarnemende tot zoo lang een ander in zijne plaats zou zijn benoemd. Er werd echter voorloopig aan geenen opvolger gedacht en een ambtscostuum heeft de heer Lakeman moeten koopen, immers hij zag zich ver- plicht den Keizer bij diens bezoek aan de stad te verwelkomen en Z.M. de sleutels der stad aan te bieden, bij welke gelegenheid hem vergund werd het volgende speechje te houden, dat moei- 1) Mr. Abraham Boot geb. te Edam 25 Maart 1778 en alhier overleden 26 Oct. 1830. Burgemeester in '1809 en 1810. 2) Dr. Fredrik Lodewijk Arentz geb. te Venlo in 1764, promoveerde te Duisburg in 1788 tot med. doctor en overleed te Edam 9 Nov. 1827. 2 April 1795 lid van het comae van justitie, maar 30 Juni d. a. v. afgezet. Bur- gemeester in 1804-1806----4809 en 1810. 3) Jacob Thymon Lakeman geb. te Edam 6 Juni 1763 en alhier overleden 29 Feb. 1832. Voor de eerste maal schepen in 1784. 2 April 4795 lid der municipaliteit, maar 30 Juni d. a. v. afgezet. Burgemeester in 1805-1806- 1809 en 1810. EDAM IN 1813. 289 lijk korter kon maar zeker om 's mans geringe kennis van het Fransch door den prefect was goedgekeurd. �Sire! Heureux du bonheur de se voir honorer de la presence de leur Auguste Souverain, le Maire de la ville d' Edam accompagne de ses adjoints et du conseil Municipal p�n�tres de leurs devoirs, s'empres- sent de venir rendre leur premier hommage a Votre Majeste en lui sent de venir rendre leur premier hommage a Votre Majeste en lui offrant les clefs de la ville avec le plus respectueux devouement." De maire hield echter vol met pogingen aan te wenden om zijn ontslag te verkrijgen, en eindelijk wendde hij een motief aan dat door velen met succes werd gebruikt nl. den slechten staat zijner gezondheid. Na ruim een jaar zijn ambt te hebben vervuld, kreeg de maire den Ten Augustus 1812 wel niet zijn ontslag, maar werd hem toch vergund zijne werkzaainheden provisioneel aan zijn adjunct dr. Arentz op te dragen. Het ging echter niet gemakkelijk een opvolger te vinden en het was niet voor den 29en December, dat tot maire werd benoemd het lid van den gemeenteraad P. Pont Wz., die als geen beroep uitoefenende, ge- rekend kon worden in elk geval den tijd te hebben om het ambt, dat inderdaad geene sinecure was, naar behooren waar te nemen. De heer Pont was echter allerminst met de vereerende benoeming ingenomen, begon met voorloopig te weigeren zich te laten be- eedigen, opperde een berg bezwaren, probeerde vooral ook het slechte gezondheidsmotief maar had met dit alles weinig succes, tot hij zich beroep op eene omstandigheid, die hem naar hij schreef, vroeger niet in de gedachten was gekomen, hoezeer dezelve voor hem allerbelangrijkst was, nl. zijne benoeming tot plaatsver- vangend vrederechter. Ofschoon de onder-prefect verklaarde gaarne te zullen vernemen bij welke wet de onvereenigbaarheid van beide ambten was vastgesteld, schijnt de heer Pont het toch bij het rechte einde te hebben gehad, in elk geval werd hij voort- aan met rust gelaten en is dr. Arentz waarnemend maire gebleven. De gemeenteraad, die ook eerst nadat een zevental benoemden voor de onderscheiding hadden bedankt, voltallig was geraakt, be- stond in 1813 als bij zijne optreding uit de heeren : Th. Telting, P. Pont Wz., P. Van Megchelen, S. Brouwer, A. N. Van San en Teengs, Pont Wz., P. Van Megchelen, S. Brouwer, A. N. Van San en Teengs, F. H. Versteegh, K. Kerk, A. Commelter, A. Conijn, R. Van Gedenkboek. II. 19 290 EDAM IN 1813. der Voort, L. H. Rijnders, H. C. Forsman en D. Van der Velde. Van al deze heeren was een drietal door den verrader Gervais Van de Graaff, griffier van den maire te Monnickendam, aan den directeur-generaal der politie te Amsterdam gesignaleerd als te behooren tot de mauvais sujets, nl. : te behooren tot de mauvais sujets, nl. : Jacob (Thymon) Lakeman � Maire et negociant des bois char- pentier � ii est connue comme un tres fort Angloman et ennemi des francais � ii a tach� par tons les efforts possibles d'�tre excuse de cette charge � mais envain. Cependant tout le monde s'�tonne sur . la conversation intime de Mr. le commissaire de police van Rooij avec lui. Abraham Boot � Adjoint maire. Notaire imperial et capitaine de la garde national � il est bien connu pour un An- gloman, mais aussi d'un bon caractere. Arent van Sanen (Teengs) � Angloman, terwiejl een ander drietal hunner door denzelfden spion was opge- geven als rechtschapen lieden en vrienden der Franschen t. w. : geven als rechtschapen lieden en vrienden der Franschen t. w. : T. de Vries � Juge de Paix, homme de capacites. Albert Commelter � Marchand. Anthony Conijn. Behalve de genoemden waren nog de volgende Edammers door Van de Graaff opgegeven als verdachte lieden : Pieter Kerk � ci-devant s�cretaire et Notaire Imperial�tres fort Angloman et un mauvais suj et � emiemi des Francais et de tons leurs amis � il m�rite la surveillance de Police. Jan Kerk � Huissier du lame sentiment. Jacob Boot � Negociant � fort Angloman mais d'un bon caractere. D. Boot � ci-devant skretaire-un tres fort Angloman. Harmen Wynoogst � Huissier � fort Angloman et persecuteur des amis de France. Jacob Teengs � Negociant � fort Angloman. Jan Teengs � Angloman. En als vrienden der Franschen : C. van der Ven � Ministre reforme. Le Pastor Catholique Romaine. Jan Doede � Marchand. Jan Schouten. Gerrit Visser. EDAM IN 1813. 291 De gevolgen van den zoo deerlijk mislukten tocht naar Rus- land lieten zich weldra ook hier door nog grooteren druk ge- voelen, zonder dat van eenig verzet blijkt. voor de nieuw te vormen ruiterij werden door bet kanton Edam zoogenaamd vrijwillig drie manschappen met hunne paarden aangeboden, die den 23e11 Februari 1813 door den prefect te Amsterdam werden gelnspecteerd en goedgekeurd en vervolgens naar Hoorn werden opgezonden. De kosten bedroegen f 1284.3.6 en moesten worden betaald door Edam voor 3/5 f 770.3.6, door Oosthuizen (Oosthuizen, Ho- brede en Etersheim) voor 2/3 in 2/5 f 342.13.� en door Middelie (Middelie, Warder en Kwadijk) voor 113 in 2/5 f 171.7.�. Boven- (Middelie, Warder en Kwadijk) voor 113 in 2/5 f 171.7.�. Boven- dien was eene som van frs. 951.� door de gemeente Edam dien was eene som van frs. 951.� door de gemeente Edam z.g.n. aangeboden voor uitrusting der mannen en van hunne paarden, welk bedrag door 43 ingezetenen moest worden opge- bracht volgens een daarvan door den prefect vastgesteld kohier. Om vrijwillig onder de cavalerie dienst te namen had zich niemand aangemeld. Ingevolge het keizerlijk decreet van 5 April 1813 waarbij het korps gardes d'honneur was georganiseerd, werd den Nen April d.a.v. door den maire eene lijst ingezonden houdende de namen van die jongelieden welke hier in aanmerking kwamen om bij dat korps te worden ingelijfd. Het waren er slechts twee, nl. Nicolaas Brantjes, geboren en wonende in de Beemster, grond- eigenaar en neef van een der 500 hoogst belasten in het depar- tement en Francois, Xavier Eck, geboren te Nancy, ontvanger der registratie en douanerechten. De eerste werd goedgekeurd en vertrok als garde d'honneur te paard, 26 Juni 1813 naar Metz, de ander werd afgekeurd wegens zwakte van gezicht. De beer de ander werd afgekeurd wegens zwakte van gezicht. De beer Brantjes wiens moeder ook in de Beemster woonde, is waar- schijnlijk vandaar naar zijne bestemming vertrokken. Den 24en April was de inschrijving voor de eerste sectie der nationals garde gesloten en alien, die daarvoor in de termen vielen waren op de lijst gebracht, terwiji niemand eenig onge- noegen had betoond. In het begin van Mei moesten de geweren die men nog bezat, naar Hoorn worden opgezonden. Het waren 140 stuks, terwijl de maire daarbij mededeelde, dat nog 53 onder de gewapende bur- 292 EDAM IN 1813. germacht berustten. Onmiddellijk volgde een besluit waarbij de oude nationale garde werd ontbonden, en te gelijker tijd het bevel ook de 53 geweren op te .zenden, waaraan werd voldaan. Van daadwerkelijk verzet tegen den overheerscher zoolang deze overal de macht in handen had, is hier in het geheel geene sprake geweest. Er heerschte een geest van berusting in bet onvermijde- geweest. Er heerschte een geest van berusting in bet onvermijde- lijke en afwachting van wat komen zou, die ook bewaard bleef toen er geruchten van opstand tegen den overweldiger van elders kwamen, en eerst week toen te Amsterdam het yolk in beweging was gekomen en te 's-Gravenhage het vreemde juk was afgeschud en de Oranjevaan geplant. Maar ook toen ging alles bier vreedzaam in zijn werk, waartoe de houding der Fransche ambtenaren, voor zoover zijn werk, waartoe de houding der Fransche ambtenaren, voor zoover die nog op hun post waren gebleven, zeker veel heeft bijgedragen. die nog op hun post waren gebleven, zeker veel heeft bijgedragen. Een enkele maal, het was in Augustus 1813, weigerde een ingezetene, Hendrik Beerepoot, den hem door den maire opge- legden omslag te betalen in de kosten van twee artilleriepaarden, die het kanton Edam aan Den Helder had moeten leveren, maar die het kanton Edam aan Den Helder had moeten leveren, maar inkwartiering van twee gendarmen gedurende een paar uren was voldoende om 's mans lust tot verzet te breken. Een andere onwillige mevr. de wed. Jacob Teengs liet het zelfs zoo ver niet komen, maar betaalde op het laatste oogenblik het van haar gevorderde bedrag, ofschoon het gelijk aan hare zijde was. Volgens het tableau van omslag van het contingent der klasse van conscriptie van 1813 voor het arrondissement Hoorn, moest het kanton Edam 10 man leveren en was dit kanton het eenige in dit arrondissement waarin niemand der lotelingen vrijwillig had dienst genomen. De loting had den 30en Aug. in de Groote kerk plaats en ongeregeldheden vielen ook daarbij niet voor. Intusschen naderde thans het tijdstip, waarop aan de vreemde overheersching een einde zou komen en Nederland zijne plaats onder de staten weer zou innemen, met rassche schreden. Den 13en November kwamen er geruchten binnen de stad, die het den maire noodzakelijk deden schijnen zijne dienaars te doen surveilleeren, om te ontdekken of deze ook op de gemoederen van nadeeligen invloed waren, en dan daartegen maatregelen te kunnen nemen. Zulks was echter in het geheel niet het geval en de rust werd zelfs in het minst niet gestoord. Den volgenden dag 14 Nov. verzond de onder-luitenant der EDAM IN 1813. 293 douanen P. Roche zijn huisraad en inboedel naar Amsterdam en ging zelf den 15en mede daarheen, echter naar hij den maire mededeelde, met het voornemen persoonlijk terug te keeren. Ook verkochten andere douanebeambten hunne goederen aan particulieren. In de stad bleef het overigens volkomen rustig. 15 Nov. ontvingen dezelfde ambtenaren order om te vertrekken. Tot laat in den nacht waren zij bezig hunne goederen te gelde te maken, terwijl zij in den ochtend van den 16en de stad ver- lieten. Werwaarts hunne bestemming was wisten zij niet te zeg- gen, maar zij meenden naar Amsterdam. In den avond van den 15en en gedurende den nacht zag men een verschrikkelijken brand, welke naar den volgenden morgen door een veldwachter, die naar Monnickendam was geweest, aan den maire werd be- richt, te Amsterdam had gewoed. Het yolk was daar in beweging gekomen, de douanehuisjes, kazernen en de linie op het IJ waren in brand gestoken en de vlaggen woeien van de torens. Hier bleef alles rustig. Den 16en 's avonds tegen 8 uur arriveerden een dertigtal douanen met hunne vrouwen en kinderen, behoorende tot het detache- met hunne vrouwen en kinderen, behoorende tot het detache- ment van Medemblik, welke den vorigen dag van daar waren vertrokken om zich naar Amsterdam te begeven. Aan het Schouw (tusschen Broek en Buiksloot) gekomen, hadden zij zich niet verder durven wagen en kwamen nu hier terug. De maire be- zorgde bun een tweetal visschersschuiten waarop zij zich den lien inscheepten naar Muiden. Uit Amsterdam ontving men dien dag nader bericht dat daar tot plundering was overgegaan, maar de oude regeering het roer in handen had genomen en deze de orde weder hersteld had. Ook nu bleef alles hier rustig en vielen niet de minste ongeregeldheden voor. Desniettemin haalden de niet de minste ongeregeldheden voor. Desniettemin haalden de tabaksverkoopers, de ontvanger der registratierechten en de beide notarissen uit voorzorg hunne borden met het keizerlijke wapen notarissen uit voorzorg hunne borden met het keizerlijke wapen Loch maar binnen. Latere tijding uit Amsterdam meldde, dat de rust voor het grootste gedeelte hersteld was en het bestuur van die stad door de schutterij aan eenige notabelen in handen was gegeven. Een en ander maar vooral de gebeurtenissen te Amsterdam hadden de hoop op spoedige verlossing uit de macht des dwinge- lands niet gering verlevendigd, en Coen nu bericht werd ont- 294 EDAM IN 1813. vangen van de omwenteling die in den Haag had plaats ge- grepen, werd door het gemeentebestuur besloten dat voorbeeld onverwijld te volgen. . Donderdag 18 November was hier de groote dag. Volgens eene aanteekening van den volgenden dag in een der stadsregisters werd toen �met veel plechtigheid afgekondigd ten �overstaan van den heer Fredrik Lodewijk Arentz 't geene in de �Haagsche courant van den 1) dezer uit naam van Zijne Hoog- �heijd den Heer Prince van Oranje door den Graaf van Limburg �Stirum, Gouverneur van Holland is bekend gemaakt. Een ontel- �bare meenigte Burgers en anderen waren bij een � aandoening �en vreugde was op ieders gelaat te lezen en een herhaald �gejuig van Oranje Boven deed de lugt weergalmen. De gewone �driekleurige vlaggen zijn op de Torens en publieke gebouwen �geplaatst � den dag en nagt zijn met een gepaste vrolijkheid �gevierd en alles is zonder de minste stoornis der rust afgelopen�. De maire, de adjunct-maire en de gemeenteraad traden thans op als provisioneel bestuur der stad, terwijl de correspondentie met den onder-prefect werd gestaakt en eerst den 26en November hervat. De ontvanger der douanerechten vertoefde na 17 Nov. nog eenige dagen in de stad, echter zonder zijne functie uit te oefenen, waarop den 25en d. a. v. door den maire als zoodanig werd aan- gesteld de heer P. Muller en als assistent de heer C. Kerk, vroeger kommies bij de convooien en licenten. De ontvanger der registratierechten en domeinen F. X. Eck deed ongeveer te gelijker tijd afstand van zijn post en stelde alle documenten, papieren, zegels en registers in handen van den "mire en den vrederechter. In zijne plaats werd onmiddellijk benoemd de heer P. Munnich, surnumerair wonende te Broek in Waterland, en van deze aanstelling aanstonds kennis gegeven aan de maires en notarissen onder dit bureau ressorteerende. De heer Montclair, ontvanger van het stedelijk octrooi, ver- klaarde naar zijn land te willen terugkeeren, en droeg in den nacht van den 24en Nov. zijn kantoor en kas over aan den maire en den vrederechter, evenwel onder afhouding van een bedrag van frs. 258.38 voor de 10 pct. voor de pain de soupe, welke 1) Niet ingevuld. EDAM IN 1813. 295 hij verklaarde aan zijnen superieur te zullen verantwoorden. In zijne plaats stelde de maire den heer Medenbach aan. Van de twee kommiezen belast met het doen der peilingen bij de drankverkoopers, verliet een, een Franschman, zijn post, die dadelijk werd bezet door twee burgers, Cornelis de Smeth en Willem Roots. Deze ambtenaren kregen echter last de peilingen voortaan op eene meer dragelijke wijze te doen, wat ten gevolge had dat 's lands inkomsten op dit middel minder opbrachten. Nog werd door den maire weder als vroeger een tweede stadsbode aangesteld. De onder-prefect die den 23en Nov. den maires had kennis gegeven, dat hij nog aan het hoofd van het arrondissement was en zulks zou blijven tot hij dienaangaande orders van zijne superieuren zou hebben ontvangen, werd van alle hierboven vermelde verrichtingen door den maire op de hoogte gesteld bij schrijven van 26 Nov., en antwoordde omgaand, dat hem het medegedeelde van zeer veel belang scheen te zijn, vooral omdat iets dergelijks voor zoover hem bewust tot op dat oogenblik nog in geen stad of dorp van zijn arrondissement had plaats gehad. Daarom zou het hem zeer aangenaam zijn, over deze aangelegen- heid met den maire te confereeren, weshalve hij dezen verzocht, indien de rust in de stad zulks eenigszins gedoogde, voor enkele oogenblikken naar Hoorn te komen. oogenblikken naar Hoorn te komen. De maire, vergezeld van zijn secretaris D. Pos, had zich den 27en Nov. echter reeds vervoegd bij de commissie van het Algemeen Bestuur der Vereenigde Nederlanden, welke zitting hield in den Doelen op de Garnalenmarkt te Amsterdam, en deze had de genomen maatregelen niet alleen goedgekeurd, maar den heer Arentz verzocht daarmede voor te gaan. Hoeveel vrijer men zich thans gevoelde, blijkt wel uit het antwoord dat de maire aan den onder-prefect zond, waarin hij onder mededeeling van zijn bezoek aan de commissie schreef, dat zijne ambtsverrichtingen hem niet veroorloofden zich uit de stad te begeven, ofschoon alles bij voortduring in de beste rust en orde was, naar hij den heer Mollerus tegelijkertijd berichtte. en orde was, naar hij den heer Mollerus tegelijkertijd berichtte. Zoo hadden dan op 26 Nov. alle Fransche ambtenaren de stad Zoo hadden dan op 26 Nov. alle Fransche ambtenaren de stad verlaten, op een drietal douanes na, die onder bewaking werden gesteld en den 15en Jan. 1814 door een detachement van het 296 EDAM IN 1813. gewapende burgerkorps, ingevolge aanschrijving van den corn- missaris-generaal van politie der Vereenigde Nederlanden aan den gouverneur van Amsterdam, generaal Kraijenhoff, overgele- verd, op wiens last zij aldaar gevangen werden gezet. Dienzelfden 26en Nov. werd de proclamatie van het Algemeen Bestuur op plechtige wijze afgekondigd. Reeds den 22en had de maire zich gewend tot den president van het provisioneel bestuur van Amsterdam, den heer J. C. Van der Hoop, met een schrijven waarin hij zeide vernomen te hebben, dat de geweren, sabels en patroontasschen, toebehoorende aan de stad en de burgerij, die hij in Mei naar Hoorn had moeten opzenden, naar Amsterdam waren overgebracht en daar nog aanwezig waren, waarom hij verzocht daaromtrent te worden ingelicht en hem, indien eenigszins mogelijk, een aantal geweren, patroontasschen en sabels te willen afstaan, ten einde eenige brave en weldenkende burgers te wapenen tot handhaving van rust en weldenkende burgers te wapenen tot handhaving van rust en orde, welke misschien door van buiten inkomende Franschen zou kunnen worden verstoord, zooals in eene naburige gemeente de vorige week nog was geschied. Die ongeregeldheden, welke in onderscheidene dorpen voor- vielen, ontstonden echter meer uit oude partijschap dan wel door binnenkomende Franschen, en gaven den voormaligen onder- prefect, sedert 7 December corn missaris van het arrondissement geheeten, aanleiding den Men Dec. eene proclamatie te doen afkondigen in naam van Z. K. H. den heere prins van Oranje-Nassau, Souverein Vorst der Vereenigde Nederlanden, waarin � in aanmerking genomen dat zulks geheel in strijd was met den uitdrukkelijken wil van den doorluchtigen Souverein, die wenschte, dat alle vorige partijschap zou� worden vergeven en vergeten en de grootste eensgezindheid zou worden geobser- veerd, zonder 't welk het lieve vaderland niet kon gered wor- den, die eensgezindheid, de steun van iedere burgerlijke maat- schappij, zonder welke de edele pogingen van onzen waarden Vorst deerlijk zouden worden teleurgesteld, � een ieder werd ver- maand. en gewaarschuwd om zich van dergelijke buitensporig- heden te onthouden, alien haat en nijd wegens verschil van kerkelijke of politieke denkwijze te verbannen, het zijne bij te dragen tot bevordering der goede zaak en zich steeds te her- EDAM IN 1813. 297 inneren en te handelen naar Holland's gulden spreuk : Eendracht maakt macht, terwijl voorts werd bevolen, dat alles zou worden maakt macht, terwijl voorts werd bevolen, dat alles zou worden nagelaten wat aanleiding zou kunnen geven tot verstoring der rust of tot inwendige vijandschap en wel in het bijzonder klokkengelui en nachtelijke bijeenkomsten. Den 27en Nov. zond de maire een schrijven aan het lid van het Algemeen Bestuur Van der Duyn van Maasdam, waarin hij mededeelde, dat ook de geestdrift hier ter stede was opgewekt om de loffelijke pogingen tot redding van het onderdrukte vaderland te helpen onderschragen, dat de den vorigen dag af- gekondigde proclamatie den levendigsten indruk op de gemoe- deren der ingezetenen had gemaakt en hij vertrouwde dat vele Edammer jongelingen bereid zouden zijn om, ondersteund door de Bondgenooten en kundige lieden, te helpen den vijand van den vaderlandschen bodem te verdrijven, maar dat daarvoor ontbraken de noodige wapenen, aangezien het klein aantal nog voorhanden geweren onontbeerlijk was voor eigen veiligheicl, die bedreigd werd doordien eenige kleine vaartuigen, welke dagelijks bedreigd werd doordien eenige kleine vaartuigen, welke dagelijks om de haven zweefden, misschien iets tegen de stad zouden wil- om de haven zweefden, misschien iets tegen de stad zouden wil- len ondernemen. Om deze zaak te bespreken werd mr. A. Boot tot den beer Van der Duyn afgevaardigd en dezen door den maire verzocht zijn medelid in de regeering die middelen aan de hand te willen doen, welke tot bereiking van het beoogde doel zouden kunnen leiden. Drie dagen later, Dinsdag den 30en Nov., 's avonds 10 uur, trokken de eerste militairen de stad binnen en wel een detache- ment van 50 man (Oranje-Truisen en Hollanders onder bevel van kapitein Siebers. Den volgenden morgen om 8 uur marcheerde deze troep weder of met bestemming naar Medemblik, waar zich nog eenige Franschen bevonden, met de bedoeling die te verdrijven of op te lichten, eene onderneming, waartoe het plan was be- raamd, dat zij den volgenden dag zou worden uitgevoerd door de vrijwilligers van Edam en van Hoorn. Zoodra mogelijk, im- mers reeds om 10 uur, rukten 32 burgers onder commando van den voormaligen kapitein der burgerij mr. A. Boot het detache- ment achterop om mede te helpen den Noordhollandschen bodem van het overschot der Fransche overheersching te zuiveren. Door dit vertrek was men op een zeer klein getal na weder 298 EDAM IN 1813. zonder geweren en werd den gouverneur van Amsterdam ver- zocht om 30 a 40 geweren, benevens kruit en lood, opdat men zich, zoo van den kant der Zuiderzee iets tegen de stad mocht worden ondernomen, daartegen zou kunnen verdedigen. Den Zen December zond de maire een bode uit om te infor- meeren waar de Edammer vrijwilligers zich bevonden en den heer Boot een depeche over te brengen met verzoek te willen berichten of hij ook jassen voor zijne manschappen noodig had of geld verlangde, opdat zij zich het noodige zouden kunnen aan- schaffen. Alle Edamsche burgers prezen, naar het in dit schrijven verder heet, den ijver van den kapitein voor het te lang ver- drukte vaderland, en het leed geen twijfel of men zou in staat zijn hem en de zijnen ten spoedigste van alles te voorzien, tot welk doel dan eene inschrijving zou worden opengesteld, waarover reeds doel dan eene inschrijving zou worden opengesteld, waarover reeds met eenige voorname burgers was gesproken. Vele vrijwilligers wil- den gaarne volgen, maar het ontbrak alsnog aan wapenen, wat niet weg nam dat zij bereid waren des verlangd ook ongewapend zich met hunne stadgenooten te vereenigen. De brief eindigde met de mededeeling, dat de kustkanonniers successievelijk in de stad kwamen en ook gaarne wilde dienen, dat er in Den Helder niet meer dan 3 a 400 Franschen lagen, de vloot genoegzaam geheel verlaten was, te Muiden de vlaggen woeien, de Prins in Den Haag was, de tijdingen van rondom gunstig waren en God blijk- baar onze wapenen zegende, zoodat na korten tijd het vader- land van het adderengebroedsel verlost zou zijn. Den zelfden dag werden van den commandant van het Noorder departement der marine Verdooren te Amsterdam 60 geweren en 500 scherpe patronen ontvangen en van den generaal Kraijenhoff 30 geweren en 900 scherpe patronen. Men genoot het volle vertrou- wen der regeering, zag zijn optreden geprezen en kreeg toezegging, dat ingeval meer wapenen noodig waren, deze zouden worden gezon- den. Onmiddellijk werd den luitenant Kroon gelast 60 a 70 burgers te organiseeren. De kapitein der kustkanonniers Henry evenals de meeste kanonniers waren thans hier, en den volgenden dag zouden de kanonnen van den heer Teengs (waarschijnlijk afkomstig van koopvaardijschepen), door dezen worden nagezien en in orde be- vonden op eenige voorname punten der stad worden opgesteld. Met de burgers die vroeger reeds van wapenen waren voor- EDAM IN 1813. 299 zien, had men nu een korps van 100 man, alien met geestdrift en liefde voor het vaderland bezield. De kapitein der artillerie Straube, Binds eenige dagen hier vertoevende, zou van den goeden geest Binds eenige dagen hier vertoevende, zou van den goeden geest der bevolking getuigenis afleggen bij generaal Kraijenhoff, wien nog weer om 70 labels en 40 patroontasschen werd gevraagd. Den 9en December ging eene commissie bestaande uit de heeren dr. F. L. Arentz, P. Kerk en mr. P. Boot vergezeld door een der stadsboden naar Den Haag om Z. D. H. den Souverein der Vereenigde Nederlanden te complithenteeren, bij welke gele- genheid eene korte memorie werd overhandigd, waarin de diepe vernedering werd geschetst die de stad boven hare naburen sedert het noodlottig jaar 1795 en vervolgens had moeten ondervinden, en Edam in de bijzondere protectie van Z. D. H. werd aanbevolen. Blijkt uit het bovenvermelde hoe vol vuur men hier was waar het de verlossing en verdediging van het vaderland betrof, uit het volgende zien wij, dat men zich van allen willekeurigen dwang, waaronder men zich tijdens het Fransche regime had moeten buigen, thans weer geheel vrij gevoelde. In de eerste dagen van December had de ritmeester Von Morseij in dienst van Z. M. den keizer aller Russen, daartoe gechargeerd door den Russischen generaal-majoor Benckendorff, eene requisitie willen doers van 1000 ellen laken, waaraan door de arrondisse- menten Alkmaar en Hoorn onverwijld moest worden voldaan. De commissaris te Alkmaar gevoelende dat deze requisitie geen gering bezwaar voor de beide arrondissementen zou opleveren, had getracht zoo niet geheel dan Loch gedeeltelijk dit gevaar te ontgaan en was er eindelijk in geslaagd �eene eerlijke capi- tulatie aan te gaan" door te verkrijgen dat de requisitie zou worden verminderd op 340 ellen, mits deze dadelijk zouden wor- den betaald met 1700 gulden. Elk der beide arrondissementen moest de helft dezer som opbrengen, ofschoon Alkmaar kleiner was, dus eigenlijk ook minder behoorde te betalen. De commis- saris te Hoorn sloeg nu de f 850.� op de wijze als te voren gebrui- kelijk was, over de verschillende gemeenten om en wilde dat de maires het door hunne gemeente verschuldigde, wat voor Edam f 42.� bedroeg, van de voornaamste ingezetenen zouden vorderen. Bij afwezigheid van den maire kwam de adjunct-maire Boot echter tegen deze regeling op, verklarende zich onbevoegd 300 EDAM IN 1813. te achten in deze oogenblikken, waarin de vrijheid nauwelijks was hersteld, en elk ingezetene gewaarborgd behoorde te zijn om niet op eene willekeurige wijze te worden gequotiseerd tot het dragen in belastingen, hoe gering dan ook, dezen maatregel ter executie te leggen, terwijl hij verzocht gemachtigd te worden deze gelden uit de stadskas te betalen. De commissaris ant- woordde volstrekt niet willekeurig te hebben gehandeld integen- deel, de commissarissen-generaal waren zeer goed bekend met hetgeen door hem ten dezen opzichte was verricht, en hij meende dat wanneer den burgers slechts werd gezegd, dat de betaling strekken moest om de verdedigers van het vaderland van het noodige te voorzien, niemand zou weigeren zijn gering aandeel te voldoen, terwijl hij zijn schrijven eindigde met de ernstige aanmaning te zorgen dat de bedoelde som op den bestemden tijd en plaats zou worden gestort, daar hij anders de stad Edam aan commissarissen-generaal zou moeten bekend maken als on- willig om in deze zaak strekkende ten nutte des vaderlands deel te nemen. De maire vond bij zijne thuiskomst van de Haagsche reis dezen brief en was het in dit geval met zijn plaatsvervanger volstrekt oneens. Hij haastte zich dan ook den commissaris te melden onmiddellijk eene quotisatie te hebben gemaakt over 14 ingezetenen, voor wie het volstrekt niet hin- derlijk kon zijn de geringe som van 3 gulden elk te betalen. Van de 14 aangeslagenen weigerden echter 2 te betalen, en wij1 den maire thans geene gendarmen meer ter beschikking stonden om hen te dwingen, bleven zij van de betaling vrij. Het stedelijk bestuur van Hoorn, dat de meening van den heer Boot blijkbaar deelde, wendde zich tot commissarissen- generaal de heeren J. M. Kemper en Fannius Scholten, die den Ten Dec. daartoe voorloopig waren benoemd ter vervanging van den prefect, en deze heeren, wel verre van den maatregel goed te keuren, verzochten den commissaris hun de redenen te willen mededeelen welke hem hadden bewogen, om zonder hun last of autorisatie dergelijk besluit te nemen, terwijl zij nu in elk geval begeerden dat daaraan verder geen gevolg zou worden gegeven. begeerden dat daaraan verder geen gevolg zou worden gegeven. De proclamatie van den prins van Oranje werd Zondag 12 December in alle kerken afgekondigd en daarna de inschrijving voor de vrijwillige bijdragen voor de buitengewone wapening EDAM IN 1813. 301 opengesteld. Eene commissie bestaande uit de heeren P. Pont Wz. en M. Boot ging daartoe bij de burgerij rond. In het geheel werd geteekend voor een bedrag van f 3789-4- :, terwijl voor hen die niet hadden ingeschreven eene offerkist als bedoeld in het besluit van Z. K. H. van 11 Dec. in het stadhuis werd geplaatst, welke ingevolge een dergelijk besluit van 10 Jan. 1814 den 18en dier maand werd gesloten, en bij opening bleek te be- den 18en dier maand werd gesloten, en bij opening bleek te be- vatten f 126-1-6 waaronder f 59-2-8 aan zesthalven. Daarenboven werd nog door den oud-maire J. T. Lakeman en mejonkvrouwe G. Van Wallendal gezamenlijk 1000 gl. voor het zelfde doel ge- fourneerd, zoodat alles bij elkander door Edam f 4915-5-6 voor de volkswapening werd geofferd. De organisatie van de gewapende burgermacht was nu zoover gevorderd, dat een reglement van discipline daarvoor was ont- worpen. Den kolonel B. F. Von BouchenrOder, belast met de algemeene organisatie van de gewapende burgermacht in Holland, werd verzocht dit reglement door de bevoegde macht te doen goedkeuren, opdat het in werking zou kunnen worden gebracht daar het aantal schutters, door den gewezen commandant der burgerij georganiseerd, eene compagnie van 100 man uitmaakte, waarvan het grootste deel in staat was eenige militaire evolution te verrichten. Voorts werd den kolonel medegedeeld, dat het aantal te verrichten. Voorts werd den kolonel medegedeeld, dat het aantal vrij willigers ter verdediging van het vaderland reeds 20 bedroeg vrij willigers ter verdediging van het vaderland reeds 20 bedroeg van welke 16 bereids naar Amsterdam waren gezonden, ter wiji van welke 16 bereids naar Amsterdam waren gezonden, ter wiji de overige 4 zouden volgen met anderen die zich nog wel zouden aanmelden. Nadat ingevolge het besluit van Z. K. H. van 6 Dec. het monopolie van de tabak voor altijd was afgeschaft, werd met ingang van 18 Dec. het poortgeld wederom ingesteld, terwijl in plaats van het stedelijk octrooi nieuwe belastingen door den raad werden ontworpen, welke 17 Maart 1814 in werking traden met werden ontworpen, welke 17 Maart 1814 in werking traden met uitzondering van die op het gemaal wegens de duurte der granen. Den Ten Jan. 1814 had de Toting voor de landmilitie plaats in de Groote kerk, waarvoor ingeschreven waren zij die geboren waren tusschen 1 Jan. 1769 en 1 Jan. 1796. In het geheel werden 21 man door het kanton geleverd, die den lien Febr. de stad verlieten. Eene week later ontving men van den commissaris bericht dat Z. K. H. had goedgevonden de noodige orders uit te vaar- 302 EDAM IN 1813. digen ten einde bij eventueel vertrek van het detachement Ko- zakken uit Noord-Holland de voorposten naar het kanton Den Helder dadelijk van cavalerie to voorzien. Dientengevolge werd het kanton Edam opgelegd een viertal cavaleristen to leveren, welke reeds den 22en Jan. to Hoorn moesten zijn, waarvoor zich onmiddellijk vier jongelieden gewoon met paarden om to gaan, aanboden. Einde Januari kon worden bericht, dat voor den landstorm beschikbaar zouden zijn 493 personen en de sterkte der daaruit to organiseeren burgerij tot het waarnemen van den stedelijken dienst 2 compagnieen zou kunnen zijn, ieder met de officieren 108 man, maar dat er slechts geweren waren voor ane compagnie. man, maar dat er slechts geweren waren voor ane compagnie. In den aanvang van 1814 was de titel maire afgeschaft en gedurende enkele dagen vervangen door dien van president van het stedelijk bestuur, waarna het aloude burgemeester in eere werd hersteld. Het zou echter nog geruimen tijd duren voor en aleer het door Napoleon aangestelde gemeentebestuur werd vervangen. Eerst den Zen Januari 1816 werden de burgemeester, de adjunct en de leden van den raad op eervolle wijze ontslagen en de bij besluit van Z. M. den Koning, dd. 28 Dec. 1815, benoemde leden van het stedelijk bestuur geinstalleerd. In plaats van een maire en twee adjuncten, kwamen thans drie burgemeesters, maire en twee adjuncten, kwamen thans drie burgemeesters, waartoe door Z. M. waren benoemd de heeren dr. F. L. Arentz, mr. A. Boot en Jan Teengs. Had er groote vreugde gebeerscht toen de Fransche vlag wederom door de Hollandsche driekleur was vervangen, niet minder opgewekt, en zeker met grootere gerustheid vierde men feest, toen men vernam dat Napoleon zich aan de verbonden mogendheden had overgegeven en de gevallen Keizer naar Elba was vervangen. Zaterdag na ontvangst dezer heugelijke tijding was de marktdag drukker dan ooit bezocht, alien liepen met groote Oranjekokarden en jong en oud zong op de wijze van �Al is ons Prinsje nog zoo klein" : Napoleon moet naar Elba toe, hoezee ! Dien Corsikaan, dien zijn wij moe, hoezee ! Monnickendam, Waterland en Marken DOOR W. VAN ENGELENBURG. De bewoners van het kanton Monnickendam (in het arrondisse- ment Hoorn van het departement van de Zuiderzee) hadden, vooral in de zeventiende, doch ook nog in de achttiende eeuw eene periode van groote welvaart gekend. De stad Monnickendam, de Waterlandsche dorpen en het eiland Marken, die onder het Fransche bestuur te zamen het kanton Monnickendam vormden, hadden zich verheugd in een uitge- breiden handel, een bloeiende scheepvaart en eene winstgevende visscherij, welke groote rijkdommen in deze streken hadden ge- bracht. Doch 't was er mee gegaan als in het volgende liedje uit 1813 1) : 1. 1770 Toen ik nog een kleine Jongen was, En teerde uit 's Vaders ruime kas, Of Moeders dikke beugeltas, Toen nog Mercuur dit land deed bloeijen En Amalthea 't overvloeijen, 1) Het versje is getiteld : Nederland geschokt, gekweld, Ingelijfd en weer hersteld. Het is overgenomen, evenals de andere versjes in dit opstel, uit �Stulij es van den dag�, een bundel gelegenheidsgedichtjes in bandschrift, vermoedelijk afkomstig van den beer H.J. Van Marle, destijds apotheker te Monnickendam, thans het eigendom van den heer P. J. Verdam, aldaar. Sommige dier ge- dichtjes zijn van Tollens en van mr. J. J. Z. Wiselius, doch van de meeste wordt de naam des schrijvers verzwegen , o. m. van �de geopereerde haans, �Marlbroekius redivivus� e. a., waarvan later mr. C. Van Marie als de schrij- ver bekend is geworden. 304 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. De koopman en den fabriceur, Hier waren in hun grootste fleur, 1779 Was elk te vreden met zijn staat, En wist men van de Prins geen kwaad. 2. 1781 Maar toen de tweespalt wakker wierd, 1782 Aan haat en argwaan bot gevierd, Het vaderland verdeeld bestierd, 1785 's Volks magt verbaasd begon te gelden 1786 En men de Burgers schiep tot helden, Liep Vrijheids Paardje op voile draf; 1787 Toen was het met de Prins : spit af; En aan Goejan Verwellen sluijs Gebeurde een lelijk, mal abuijs. 3. Een magtig Broeder der Princes Insteerde vrugtloos op redres, En leerde Neerland's yolk de les ; De Patriotten moesten bukken In weerwil van hun vreemde nukken , De Prins kwam weder als een Heer, Maar de oude welvaart kwam niet meer, Schoon veele riepen : �Nog geen nood! Steun op den Franschen bondgenoot !" 4. Wat deed de Fransche bondgenoot P In Politesse magtig groot, 1793 Sloeg hij zijn eigen vorst eerst dood, En kwam met broederlijk ontfermen 1794 Belangloos toen ons land beschermen. 1795 Dus trok de Prins met veel verstand Voorsigtig weg naar Engeland. De vriend hergaf ons gul 't gebied ; Dock de oude welvaart keerde niet. MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 305 5. Wij raakten weer in ons fatsoen Voor simpel Honderd Millioen. (De vriendschap kon 't niet minder doen). Toen regende 't van alle kanten Voorlopige Representanten, En eind'lijk kwam dat fraaije ding, 1796 De groote volksvergadering. 1798 't Was voorts dan dit, dan dat gebied, Maar de oude welvaart was er niet. 6. 't Leek wel een weerhuis, dit gewest. Het een bestuur was naauw gevest, Of 't andere zette 't in arrest. Of Vrede, Fijnje en van Langen, Of Daandels kunsten aan ging vangen, 1799 Schoon Broeder Brune York versloeg, 't Was : Dokken ! Dokken ! nooit genoeg ! Wij jouisseerden van 't verbond, Maar welvaart ging steeds meer ten grond. 7. �Dat gaat zo langer hier geen dag !" (Zoo deed de Staatszucht haar beklag) �Daar moet een hoofd zijn met gezag !" 1805 Toen liet zig Meester Rut belezen Om Neerland's Opperraad to wezen. Door zulk een hoofd kon 't Land misschien Noo. eens de welvaart wederzien. Maar 't middel was de brug meteen, Waardoor 't eerlang geheel verdween. 8. Hoor, wat men tot 's Lands heil verzon : Een vierspan, dat wat buigen kon, 1806 G-ing smeekend naar Napoleon, Gedenkboek II 20 306 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. En smeerde hem de baard met honing. �Och, Keizer ! geef ons toch een Koning, �Een Koning uit uw eigen scam ; �Al was hij ook wat slap of lam ; �Hij heersche op ons als Vorst en Heer ; �Dan keert gewis de welvaart weer !" 9. Nap wachtte reeds op dat gestrijk, En zei: �'k Geef als een goedheid-blijk �TT mijnen Broeder Lodewijk ; �Laat hij u, zo als 't hoort, regeeren, �Of 'k zal die Bougre Mores leeren !" 1807 Letitia's verlepte zoon Steeg zo op Holland's wanklen troon, Kwam ons geweldig duur te staan, .En ging met Holland naar de maan. 10. 't Had lang den Dwingeland verveeld, Dat Lodewijk dus was bedeeld, En zoo voor Siegfried had gespeeld, Hij lei het vuur hem aan de scheenen , 1810 De Lamme ging druipstaartend heenen ; De Douanieren zonder tal Bereikten Holland overal, Dat, ingelijfd in 't Fransch gebied, Alzoo voor altoos zonk in 't niet. 11. De vinger van den Corsicaan, Die zo veel kwaad reeds had gedaan, En alle gruwelen dorst bestaan, Stond in het minste niet verleegen Ons van Europa's lei te vegen, Hielp troop- en handwerksman om koud, Vermoorde ons kroost en stal ons goud ; En ach, hoe luisterrijk weleer, Ons yolk bestond als yolk niet meer, enz MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 307 Tegelijk met ons volksbestaan, waren handel en scheepvaart in deze streek door het continentaal stelsel vernietigd, en had tevens de conscriptie ook de visscherij nagenoeg geheel ten gronde doen gaan. Niettegenstaande dezen algemeenen achteruitgang alleen in het dorp Broek in Waterland waren nog groote fortuinen over- gebleven volgden de ingezetenen in hunne levenswijze de zeden en gewoonten hunner vaderen. Over 't algemeen waren zij rondborstige, rechtschapen menschen, wier karakter wellicht alleen werd ontsierd door die eigenaardige inzichten, welke men gewoonlijk aan elk handeldrijvend yolk toeschrijft. Partijgeest en politieke twisten waren oorzaak, dat zij in beschaving ten achter waren geraakt bij hen, die voor 't verkeer met vreemden in gunstiger gelegen streken woonden. Hunne opvoeding was eenvoudig, kleeding en voeding zoo degelijk als de omstandigheden veroorloofden, en hunne ver- maken waren van onschuldigen aard. Kermissen, markten en openbare verkoopingen vormden brandpunten van gezelligheid ; rijtoeren en zeiltochten in den zomer, sledevaarten en tochten op de schaats in den winter waren eene aangename afwisseling met het eerzame kegel- en kolfspel in de herbergen. Openbare bibliotheken waren er niet, wel particuliere boeke- rijen van meerder of minder omvang, bevattende nuttige werken, welke tot verbetering van hart en zeden strekten. Familiefeesten werden nog steeds op oud-Hollandsche wijze gevierd, en voorts ontmoetten de mannen elkander op �avondjes", die gewoonlijk tegen zes uur aanvingen. Men zat dan geschaard om een tafel met wijn en glazen, pijpen en tabak, een komfoor en een kwispeldoor, onontbeerlijke zaken in eene streek, waar de vloeren van bijna alle vertrekken met tapijten waren bedekt, terwijl de overige spiegelglad waren gewreven. Orde en zuinigheid kenmerkten deze bij eenkomsten ; zelden was het onderhoud bizonder levendig, en de pijp deed dienst om de gapingen in het gesprek aan to vullen ; licht werd er bijna niet ontstoken ; de lamp werd eerst binnengebracht, wanneer de duisternis haar absoluut onmisbaar maakte. Somtijds werden ook de vrouwen op deze avondjes genoodigd ; zij namen dan plaats aan een tafel terzijde van die der mannen ; zij gebruikten koffie en gebakjes. 308 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. In den winter nam men een- of tweemaal per week zijn toe- vlucht tot de kaarten. Hoe het meerendeel van deze eenvoudige menschen allerlei grieven had tegen het Fransche bestuur, waardoor het mogelijk werd, dat zij als een man opstonden om daaraan een einde te maken, zal straks blijken ; eerst willen we met eenigen van hen kennis maken. Dat ook onder hen karakterloozen waren, op wie van toepas- sing was, hetgeen M. D. Van S(tralen) mededeelt in zijn �Be- schuldigende karakterschets van zekeren Noordhollandschen Judas, bijgenaamd Heijntje de draijer, voorgesteld aan alle waarheidminnenden" is zonder twijfel 1). Daar waren er ook, die alleen van de Franschen heil ver- wachtten, en die zich niet ontzagen om, ten einde bij de auto- riteiten in 't gevlei te komen, spionnendiensten te verrichten, en aan de Fransche politie al die inlichtingen te verschaffen, die deze betrefferide de meest invloedrijke personen verlangde. Zoo'n stille verklikker was b.v. Servaas Van de Graaff, gewezen politiebeambte onder den vroegeren minister van justitie Van Hooff, vOUr 1811 wonende te Amsterdam ten huize van de weduwe Van der Borch in de Bloemstraat n�. 43 (met wie hij later is getrouwd), wiens ideaal een plaats bij de Fransche politie was, en die den 14en Januari 1811 door Z. D. H. den heere Prince, algemeen stedehouder van Z. M. den Keizer in Holland, werd benoemd tot secretaris van Monnickendam. Door hem leeren we verschillende personen kennen, die in 1813 min of meer op den voorgrond traden, want de corres- pondentie van dezen Servaas, of, zooals hij zich bij voorkeur noemde, Gervais Van de Graaff met verschillende politie-autori- teiten is bewaard gebleven. �Soyez prudent" � zoo schreef hij den 24en Sept. 1811 aan den heer H. J. Meijer, agent de la Police g�n�rale a Amster- dam, � �soyez prudent, que mr. van Rooijen, commissaire de Police a Monnickendam, n'entend rien de mes informations, car cet homme, quoique Bien honnete et d'un doux caractere, est fort aveugl� par Messieurs le Juge de Paix Thierens, Aalburg 1) Zie hierover: het opstel van den heer G. J. Honigh over �de Zaanlanden" MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 309 et autres intrigants ; non obstant j'ai cru devoir de lei advertir de ces personnes et leers sentiments." Hij formeerde eene �Liste de personnes qui m�ritent l'atten- tion de la Police, tant dans la ville de Monnickendam et leurs environs, qu'ailleurs dans les villes et communes de Nord- Hollande", waaraan de volgende bizonderheden zijn ontleend, aangevuld door gegevens nit andere bronnen. 1. Mr. A. L. Thierens, m�decin, Juge de Paix pour le canton Monnickendam et (dijkgraaf) premier officier des terres de tons les 14 villages de Waterland. Cet homme est tr�s dangereux a tous points, toujours pret a changer de sentiments, il est un intrigant de la premiere classe, fort ambitieux et pers�cuteur de tons les honnetes gens, qui osent parler pour leurs droits, on osent declarer leur sentiment contre l'Angleterre ; il a tach6 touj ours de ruiner totalement tel personnes, lequel est devenu constate par l'exemple de Douwe Looskaat, boulanger et honnete homme et ci-devant capitaine de la garde nationale ; en un mot un des plus mauvais sujets, mais qui fait toujours de bonne mine, tandis qu'il trompe tons les personnes qui ne sont instruit de ses intrigues ; meme il fait la cour au mr. le maire de cette ville (Monnickendam) Daniel Arbman Danielsz, un brave et honnete homme, qui m�rite toute consideration de la part de son caractere et de ses nettes sentiments ; mais mr. le maire, s'il me parait, craint pour ses intrigues et l'influence par le ci-devant sous-prefect Carbasius, ami intime de mr. Hendrik van Stralen, bien connu dans l'histoire de la descente en Nordhollande par les Anglais en 1799, et autres personnes distingu�s. Adolph Leonard Thierens, te Naarden geboren en aldaar ge- doopt den 2e11 Augustus 1767, zoon van den Naardenschen burge- meester Jacobus Hendrik Thierens en diens echtgenoote Anna Jacoba De Cock, afstammeling eener Vlaamsche familie nit het land van Waes, die zich om der religie-wille in 1586 te Delft vestigde, werd den 17en September 1786 te Leiden als student in de rechten ingeschreven, studeerde er tevens met succes in de medicijnen, en promoveerde aldaar den len Juli 1790. Hij vestigde zich als medicus te Monnickendam, werd in 1791 lid van de vroedschap, in 1793 schepen, en in 1794 baljuw en dijkgraaf van Waterland. Bij de opheffing der baljuwschappen in 1811 310 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. werd hij benoemd tot vrederechter in het kanton Monnickendam. Hij trouwde den 26en juli 1791 met Petronella Ernesta Van Schaar- denburgh, ambachtsvrouw van Kockingen, Welk huwelijk rijk met kinderen werd gezegend. De familie Thierens had zich bij verschillende gelegenheden zeer verknocht getoond aan het Huis van Oranje, zooals o.a. bleek in September 1672 toen stadhouder Willem III in Delft twee leden van dat geslacht in de regeering bracht, toen daar door hem �de wet werd verzet". Ook Adolph Leonard Thierens was een aanhanger van Oranje, hij stond door zijn vriendschap met mr. Hendrik van Stralen e.a. in relatie met de voormannen der Oranjepartij, en werd door zijn invloedrijke positie, vooral als dijkgraaf van Waterland, als het hoofd dier partij in deze streek beschouwd. 2. H. J. Van Marle, adjoint-maire et apoth�caire de la ville, un creature de mr. L. A. Thierens, et quoiqu'il est intrigant et ambitieux, ii ne possede pas les moindres capacit�s. Tout le monde est �te �tonne, qu'il �tait nomme adj-maire de cette ville, car tout le monde Otait persuade de ses sentiments contre le regime actuel , it est connu pour un des plus grands amis de l'Angleterre, et tous les personnes ennemi aux Francais. On pent donner beaucoup d'exemples de son agitation contre les braves gens , it suffira d'observer ici que ce sujet est indigne le moin- dre attention de noire auguste Souverain et de tous les fideles sujets de Sa Majest�. H. J. Van Marie was de zoon van Theodorus Egbertus Van Marie en diens echtgenoote Geertruida Flietner. Zijn vader was ontvanger geweest van de gemeene-landsmiddelen to Monnicken- dam onder het college van gecommitteerde raden van de sta- ten van Holland, Westfriesland en het Noorderkwartier, doch verloor deze lucratieve betrekking bij de nieuwe staatsrechterlijke indeeling van ons land. Ambtelijk had hij verkeerd met mr. indeeling van ons land. Ambtelijk had hij verkeerd met mr. Hendrik Van Stralen. 3. Remmet Kous Bos, membre du conseil municipal, nego- ciant et fabriquant. Cet homme est parfaitement un pendant de mr. Thierens, exepte seulement, qu'il na pas beaucoup d'esprit. Cependant it deteste tous les francais et persecute leurs amis , it envoijait ci-devant beaucoup de marchandises clandestinement envoijait ci-devant beaucoup de marchandises clandestinement ADOLPH LEONARD THIERENS. NAAR EEN PASTELPORTRET in het bezit van den Heer P. L. THIERENS to Haarlem P. L. THIERENS to Haarlem MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 311 par voye de Hambourg a l'Angleterre ; en un mot il ne merite pas le moindre confiance. Son caractere est tout entier m�prisa- ble, touj ours brusque contre les administr�s et des pauvres gens ; il est flatteur des personnes de condition, quoique d'une basse naissance, et ignorant de tout, il impose tout le monde par son air de grandesse. 4. Theunis Hondius, membre du conseil municipal, batellier de profession, mais Angloman d�cid�, persecuteur des amis des Francais, flatteur et fort enclave aux mr. Thierens, Van Marie et Bos. 5. Claas Molenaar, membre du conseil municipal, marchand de vin et courtier ; il est touj ours tres brusque et ennemi des Francais. 6. Evert Van Marie, ci devant burgemeester de cette ville ; orangist et angloman d�cide, et le plus grand ennemi des Fran- cais. Son caractere est cruellement, et il serait en �tat de poig- narder ou massacrer son ennemi pour deux escalins. Je crois devoir d'observer ici qu'il est n�cessaire d'avoir soin et de pren- dre en vue cet individu au moment de l'arrivement de Sa Ma- jeste l'Empereur et Roi dans cette ville, (deze correspondentie dateert van September 1811). 7. Jan Van Aalburg, notaire imperial, verificateur des rentes viagieres de cette commune, un homme sans caractere, ambitieux et un des mauvais sujets a tous points, ii est decide angloman, et il persecute et brutalise en tous cas les amis des Francais; indigne le moindre confiance, il m�rite la meme surveillance dans ce moment lorsque Sa Majest� arrivera dans cette commune. 8. Pieter Kous Bos, secretaire de Waterland, coquin decide, fort angloman, sans le moindre capacit� et caractere, tres anim� contre les Francais; il a refuse en presence de moi, le poste d'of- ficier dans la garde d'honneur de Sa Majeste ; mais non obstant �tant protecte par mr. Thierens et de son pere Remmet Kous Bos, il est devenu secretaire de Waterland. Ii m�rite aussi une stricte et soigneuse surveillance dans ce moment qu Sa Majeste honnore cette ville par sa presence. 9. Lodewijk Paulus Schmidt, chirurgien de la ville, homme sans caractere, mais fort ambitieux, toujours pret a changer ses sentiments pour faire sa fortune ; il adore et flatte mrs. Thierens 312 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. R. K. Bos, Van Marie et la clique entiere des Anglomans, it m�rite aussi bien que les autres nommes une stricte surveillance. 10. Pieter Zalm, s�cr�taire des �Meeren" (bedoeld worden : de Belmer- Broeker- en Buikslooter-meeren) fort angloman, pers�- cuteur et denunciateur de tons les amis des Francais, et un mau- vais sujet a tons points. 11. Pieter Kater, charpentier de vaisseaux, diacon de l'Eglise r�form�, tres fort angloman, creature de mrs. Thierens, Bos, Van Marie (pere et fils), it est riche et l'homme du peuple de la classe basse, it m�rite aussi la surveillance de la Police. 12. Dk. De Leeuw, ci-devant Burgemeester, fort angloman et un des plus riches millionairs du Nord-hollande ; c'est un veil- lard qui d�teste (non obstant ses sentiments) les intrigues de mrs. Thierens, Van Marie, Bos etc. Daarnaast leverde Van de Graaff eene �Liste des Personnes, qui sont connu pour des braves gens et amis des Francais dans la ville de Monnickendam", waarop waren vermeld : 1. Daniel Arbman, un honnete homme, mais n'encore pas assez fort contre l'influence de mrs. Thierens, Bos, et Van Marie, qui veulent diriger toute la ville ; ii craint leurs intrigues et qui veulent diriger toute la ville ; ii craint leurs intrigues et pratiques. pratiques. D. Arbman Dz. was o. a. regent van eene instelling van wel- dadigheid in Amsterdam en stond in betrekking met de families Lobbring, Bienfait, Nolthenius en De Hoop, aldaar. Den Men Augustus 1813 schreef zekere D. Passelt uit Amsterdam aan zijn weldoener Arbman een dankbaren brief, waarin o. a. d�ze zinsnede, die, ook wat betreft de politieke gevoelens van den heer Arbman, to denken geeft : �Fens, wanneer ons Druk- kend Vaderland door menigvuldige zugten en opofferingen ver- lost zal worden uit den ijzeren boeijen, in dewelke het thans gekluisterd is, dan zal, hoop ik, ook ik wel verlost worden van zulk een leven, want wat is onplaijzieriger dan een knegt" enz. 2. Embertus Joachim Van Rooij, commissaire de Police A Mon- nickendam Edam et 1'Isle de Marken. Ce jeune homme est bien honnete et bien intentionn�, mais it ne se trouve dans une carriere propre a son humeur fort doux et ii se laisse aveugler par les intrigues et bonne mine de Thierens, Van Aalburg et Lakeman, maire de Edam. MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 313 3. Nicolaas Ewoud Pereboom, membre du conseil municipal, un honnete homme, touj ours maltrait� de Thierens, Van Marle, Bos, Teengs etc. Hij was to Leiden in de medicijnen gepromoveerd. 4. Willem Costerus, un honnete homme et membre du conseil municipal. 5-8. Cornelis De Graaf, Jacob Teengs, Pieter Sligcher, A. Go- jewijn, membres du conseil municipal. 9. Age Volkers, notaire imperial, un honnete homme et de talents. 10. Ds. Van der Ven, ministre de l'Eglise r�form�. 11. C. Van der Meer, pasteur catholique romaine. 12. P. Maagh, receveur des droits fonciers. 13. A. F. Tinne, receveur des contributions directes. 14. Douwe Looskaat, un honnete homme, mais touj ours mal- traite par Thierens c. s. 15. Gervais Van de Graaff, griffier du maire, bien connu par les preuves de ses sentiments pour les Francais. Ook de eerewacht, die den Keizer bij diens bezoek aan Mon- nickendam in October 1811 zou worden aangeboden, werd door Van de Graaff aan kritiek onderworpen, hij noemt o. a. Claas Molenaar (de zoon) Tjerk Rosat, Nanning Veen, Dirk Kraaij, IJsbrand Nooij en Pieter Kater, die daarvan deel uitmaakten, �des mauvais sujets, fort angloman" enz. Onder de ingezetenen van Broek in Wateriand noemt Van de Graaff: 1. Harmen Bakker, maire, un millionair et ci-devant assuradeur de vaisseaux, marchand avant �te depuis longtemps orangist et angloman decide, et ennemi des Francais. Harmen Bakker behoorde tot een der regeerende families in Broek uit de 17e en 18e eeuw , hij werd naar aanleiding van Napoleon's bezoek aan Broek, bij welke gelegenheid hij den Keizer in zijne woning ontving, benoemd tot lid van het Legioen van eer. 2. Gerrit De Ruijter, notaire imperial, fort angloman. 3,4. Cornelis Koker, Boudewijn Bakker, millionairs, fort angloman 5. Jan Van den Berg, paysan, fort angloman. 6. Jelle Luijten, fort angloman, ennemi decide des Francais. En dan volgen de namen �des braves gens et amis des Fran- cais a Broek" : 314 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 1. Ditmars, millionair et considers pour le plus riche de la Nordhollande ; ii a bhti un Palais, digne l'attention de Sa Ma- jeste. Si je suis bien informs, ii fait tous les preparations de pouvoir r�c�pier pompeusement lorsque Sa 1VIajest� lui daignera avec une visite ; ii merite quelque consideration, car it est un ami des Francais et contre les Anglais et leurs amis. Dirk Wijnand Ditmars, die voorheen verschillende posten in de plaatselijke regeering bekleedde, had ernstige onaangenaam- heden gehad met hooger autoriteiten, omdat hij zich niet kon vereenigen met den loop, die 's lands zaken namen, en weigerde sedert Mei 1803 volstandig eenig regeeringsambt op zich te nemen. Bij keizerlijk decreet van 30 Mei 1812 werd hij echter toch benoemd tot lid van den raad van het arrondissement Hoorn, waaraan hij te vergeefs beproefde zich te onttrekken. Keizer Napoleon bracht zijne waarlijk vorstelijke woning geen bezoek. Zoo hij al vriendschappelijke gevoelens voor de Franschen heeft gekoesterd, zijn deze zeer zeker afgekoeld nadat zijn neef Pieter als garde d'honneur moest uittrekken. 2. Baltus Bakker, millionair, paysan. 3. Klaas Van Duijvenbode, ci-devant secretaire. Deze was een heftig Patriot en vrij-corporist geweest, die o. m. de vernieling doordreef van de wapenschilden op de grafzerken in de kerk, en door zijn onbekookt optreden heel wat beroering in Broek had teweeggebracht. 4. Klaas Bakker, Hz. fils du maire. 5. Frans Zinck, aubergist. N. B. Je crois devoir d' observer ici, que tous les autres habitants a peu pres sort angloman, (plus ora moms). a peu pres sort angloman, (plus ora moms). Ten slotte volgen dan eenige bijzonderheden over ingezetenen uit Buiksloot : 1. Hendrik Van Luiken, ci-devant secretaire, it a renomm� partout d'un tres fort angloman et d'un tres mauvais sujet. 2. Kasper Jasper Mijer, capitaine du bateau de passage, fort angloman et un homme sans caractere, ennemi des Francais, lame brutal. 3,4. Hendrik Ringeling. Klaas Lijsen, marchands, fort angloman. 5. Houtink, boulanger, fort angloman. Des braves gens et amis des Francais sont . HARMEN BAKKER. NAAR EEN GESCHILDERD PORTRET in het bent van de Firma P. OUT to Koog a/d Zaa MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 315 1. J. Nagtegaal, maire et Boulanger. 2. 3. le Sieur Peyt, Pieter Pietersz., rentiers. 4. Akkerman Bos, aubergist. Dat de beide partijen niet stil zaken was o. a. gebleken bij de benoeming van een maire te Monnickendam. Overal werden degenen, die als tijdelijk voorzitter van den municipalen raad tot provisioneel maire waren aangesteld, op de voordracht ge- plaatst voor eene definitieve benoeming. Niet alzoo te Monnicken- dam, waar de prov. maire N. E. Pereboom den raad nagenoeg geheel buiten de zaken hield en eigenlijk alleen regeerde, daarbij zich schuldig makende aan afpersingen van allerlei aard. Niet- tegenstaande de moeite, die de secretaris Van de Graaff er voor deed, en zich niet storende aan de bewering van den heer Pereboom zelf, dat �van hoogerhand was gelast ors de prov. maire als n�. 1 op de lijst der candidates te stellen", deed de raad dit niet �omdat hij hem ongeschikt oordeelde voor deze post", en v�stigde de aandacht der autoriteiten op den heer H. J. Van Marie. Van de Graaff schreef den nen Mei 1811 over deze voordracht aan den inspecteur van politie, dat het naar zijne meening zoude zijn : �tr�s maiheureux pour cette place, lorsque le sieur Van Marie, un intrigant et ennemi declare des Francais et de leurs amis, dolt etre maire de cette ville. Cet apoth�caire de son m�tier, sans les moindres capacites, et qui n'entends pas un seul mot francais, mais une machine des riches anglomans est mal place par l'intrigue du conseil de cette ville a la liste de la nomination pour les maires, contre le gre et la protestation de monsieur Nicolaas Pereboom, president du conseil de cette ville, et contre l'ordre manifests de monsieur le prefect lame. Seulement pour �viter la choix comme maire A, Monnickendam de mr. N. E. Pereboom (sus. dit) homme de talents et ami des Francais. En un mot, monsieur l'Inspecteur, moi et tous les autres amis des Francais sont en haine pres les riches anglomans de cette place, qui tachent de ruiner toutes personnes qui ne veulent prendre part a leurs intrigues et haine contre les Francais et la constitution de 1'Empire. Ces titres sont hardis sur i'assistence secrete de monsieur Carbasius, sous-prefect de l'arrondissement 316 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. Hoorn, connu de tons les temps pour un ami decide de l'Angle- terre, tellement qu'il se vantent publiquement quo mons. Van Marie sera maire de cette ville, non obstant toute resistance de queique ce soit." Geen van beide partijen zag haren candidaat benoemd , de hoer Daniel Arbman Danielsz. werd maire van Monnickendam. Blijkt uit het voorgaande reeds, dat de Franschen in deze streek vele vijanden hadden, allerlei oorzaken hadden er toe bijgedragen om de ontevredenheid over het Fransch bewind algemeen to maken en den haat tegen de overheerschers aan to wakkeren. Waterland, dat vroeger bestond uit zes rechtsbannen, uitmakende even zoovele burgerlijke gemeenten, werd na 1795 gesplitst in elf gemeenten, ieder met een eigen bestuur. Den 21en Juli 1811 zond de onder-prefect echter eon staat aan den prefect, daarbij voorstellende om Waterland in vijf deelen to splitsen, o. a. omdat het zoo moeilijk was om in ieder der dorpen een persoon to het zoo moeilijk was om in ieder der dorpen een persoon to vinden, geschikt voor het ambt van maire, daar er zoo weinig menschen waren, die de Fransche taal verstonden. In den loop van 1811 werd tot de samenvoeging van verschillende dorpen overgegaan. Sedert bestond het kanton Monnickendam uit de gemeenten Monnickendam (met Katwoude), Marken, Brook in Waterland (met Zuiderwoude en Uitdam), Buiksloot, Landsmrier (met Watergang), Nieuwendam (met Zunderdorp en Schelling- woude), Ransdorp (met Holysloot en Durgerdam). Doze nieuwe regeling, zoowel uit een oogpunt van administratie als om andere redenen dringend geboden, was echter tengevolge van de ongelijke financieele draagkracht der satimgevoegde dorpen, en wegens de ongelijke vertegenwoordiging in de muni- cipale radon, oorzaak van eene algemeene ontevredenheid, die zoo stork was, dat na het eindigen der Fransche overheemsching ernstige pogingen werden aangewend om den toestand van voor 1795 terug to krijgen. Dat deze pogingen mislukten pleit voor het juist inzicht der Fransche regeering. De maires, die overbleven, dit waren P. Halvemaan to Marken, Y. De Ruiter to Ransdorp, J. Nagtegaal to Buiksloot, G. Door- vaart to Nieuwendam, H. Bakker to Brook in Waterland en S. Goode MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 317 te Landsmeer, zij konden het evenmin als D. Arbman te Monnic- kendam den prefect naar den zin maken. Diens schitterend administratief talent, zijne voortvarendheid en zijne groote arbeids- kracht deden hem aan zijne ambtenaren eischen stellen, waaraan zij niet konden voldoen. Vernietigend is dan ook het oordeel, dat De Celles over de maires heeft uitgesproken : �Si vous voulez m'en croire" � schrijft hij den 29en April 1813 aan den onder- prefect te Hoorn over de voorloopige lijsten der gardes d'hon- neur, � �si vous voulez m'en croire, au lieu de consulter messieurs les maires (ce qui vous entrainerait dans des lenteurs interminables et ce qui nuirait a l'exactitude de votre travail) vous krirez directement a toutes les personnes de votre arron- dissement, qui sont dans le cas d'�tre inscrites, pour les inviter a se rendre dans votre bureau". Hun aanpassingsvermogen was te gering om zijn vlucht te volgen. De meesten deden wel hun best, doch stonden zoo vaak bloot aan terechtwijzingen, aanmaningen tot spoed en zelfs aan bedreigingen, dat zij alien � alleen de maire van Broek in Water- land maakte hierop eene uitzondering � een- en andermaal hun ontslag indienden ; echter zonder het door hen gewenschte resul- tant. Tevergeefs vroeg b.v. J. Nagtegaal bij zijn herbenoeming in Januari 1813 tot maire van Buiksloot �om van die voor hem zo zeer nadeelige, onaangename en met veel tegenzin waarge- nomen post" ontslagen te worden. De onder-prefect antwoordde kort : �Ik verzoek u zonder eenig verwijl en zonder de minste bedenking mdj het proces-verbaal van uwe nieuwe installatie in te zenden". Met even weinig succes bedankten omstreeks dienzelfden tijd de maires van Ransdorp, Nieuwendam, Landsmeer en Monnickendam, omdat die post hen niet alleen veel tijd, doch ook geld en moeite kost, en omdat hun huisgezin daaronder moest lijden, terwijl de meesten bezwaar hadden tegen het gebruik van de Fransche taal en de daar- door veroorzaakte vertalingskosten (die ten hunnen laste kwamen). Zoo wordt verklaard, dat de maire van Landsmeer, in Juni 1813 van den onder-prefect eenige stukken ter uitreiking ontvangen hebbende, aan dezen schreef : �wat de uijtgifte van deseive belangt, sal wel door mijn soo spoedig mogelijk worden verrigt, dan de zorg voor mijn Huijsgesin gaat eerst vooraf�. 318 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. Hoe weinig begeerd ambtelijke betrekkingen waren, blijkt ook uit een schrijven dd. 6 Juni 1812 van den maire van Monnic- kendam aan den onder-prefect over de benoeming van een ad- junct-maire ; hij zegt daarin o.a. : �hoezeer het mij moeijlijk valt uit deeze gemeente persoonen hier toe voor te dragen, waarvan uit deeze gemeente persoonen hier toe voor te dragen, waarvan ik vooraf weet, dat ik hen daarmede geen genoegen verschaf, behoef ik UEgeb. niet onder het oog te brengen", enz. De maire van Marken verklaarde : �Ik heb in het ambt van maire weynig aanlokkelijks gevonden, maar wel veel moeyte van schrijven, veele fatigante reijsen, en vele andere onaangenaamheden, hierom heb ik ook wel twee reisen mijn ontslag versogt dog niet beko- men. Ik wil veel liever 20 jaar schout als 4 jaren Maire van Marken zijn", enz. Van andere ambtenaren was J. Van Aalburg, ontvanger te Monnickendam, gewis de tolk, toen hij zich den ten April 1812 te- gen den maire dier plaats aldus uitliet : �Geloof mij, mijnheer, ik ben in de behandeling mijner zaken zoo huiverig, dat ik volstrekt geen haarbreed van mijne instructie zal afwijken. wil mij volstrekt niet exponeeren, de tijden zijn wonderlijk, de menschen raar, en zooveel dat in mijn vermogen is, zal ik trach- ten datgene te doen, dat mijn plicht mij gebied en volstrekt niet meer noch minder". Trouwens de heeren kwamen vaak in malle situaties. Zoo moest de maire van Ransdorp, evenals zijne colle- ga's, op gezette tijden kas en boeken van den ontvanger contro- leeren en van deze handeling proces-verbaal opmaken, .natuur- lijk in de Fransche taal ('t was in 1813). Maar de maire, een eerzaam bakker, verstond geen Fransch, wel echter de ontvanger, die dan ook het proces-verbaal wel voor hem wilde vertalen, doch nu wilde de maire dit voor hem onverstaanbare stuk niet onder- teekenen. Hoe 't geval afliep wordt niet vermeld. Doch regel was, dat de maires niet op toegeeflijkheid en toeschietelijkheid hadden te rekenen en persoonlijk verantwoordelijk werden ge- steld, en dat in zulke omstandigheden ten slotte een ambtenaar werd gezonden, die, op kosten van den maire, de zaak in orde bracht. Met een dergelijken maatregel werd zelfs in Maart 1813 de onder-prefect Mollerus bedreigd, toen, naar 't oordeel van den prefect De Celles, diens administratie niet in orde was. En het yolk ! Zeker, het heeft gejuicht toen Napoleon deze MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 319 streek bezocht. Zijne Majesteit �de groote Napoleon", zooals de maire van Broek den Keizer in zijn aanspraak noemde, werd �door de aanschouwers met de levendigste toejuiching begroet". Doch in diezelfde dagen vermaakte men zich met de volgende �Samenspraak tusschen Louw en Krelis bij gelegenheid, dat Napoleon hun dorp doortrok" : Louw. Wel Kees, hebt gij den keizer ook gezien? Krelis. Neen, Louw, men zei, hij zou ons dorp passeeren, Maar ik zag niets dan vele groote Heeren In 't goud gekleed ; hem heb ik niet gezien. Louw. Zaagt gij dan 't ventje niet, in 't smeerig groen gekleed, Die vooraan op een schimmel reed? Krelis. Die met dat kleine hoedje, maat ? Dat was de keizer niet ; men kroette niet op straat. Louw. Wel, Kees, als wij-lien de koeijen melken gaan, Dan trekken w'immers ook ons beste pak niet aan ! Al legde de maire van Monnickendam de sleutels zijner stad aan de voeten �du plus grand H�ros, du plus sage des L�gisla- teurs et du plus Magnanime des Monarques", het yolk gaf, min- der eerbiedig, het �bekend antwoord op de vraag (in 1811) naar het welbevinden van den keizer" : Hoe maakt het Bonaparte ? goed : Hij vreet laurieren en zuipt bloed. Te Durgerdam werden den 14en October 1811 de versieringen, welke aldaar ter eere van het keizerlijk bezoek aan Waterland waren aangebracht door onbekenden afgerukt en vernield. Voor 't overige was het overal uiterlijk rustig. Machteloos had men de vernietiging van ons volksbestaan door den Franschen keizer aangezien, en niet krachtig genoeg om onzen ondergang to verhinderen kon men slechts spotten met �Napoleons gemoe- delijkheid", en wel in dezer voege : Men deed Napoleon de bijbelspreuk verstaan, Dat door het oog der naald een kernel eer zal gaan, Eer dat de rijke tot den Hemel kan genaken. �Welaan", sprak d'eedle vorst, �'k zal allen zalig maken 320 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. �Ik wil dat ieder yolk, 't geen bukt voor mijne magi, �Voor 't heil der Eeuwigheid tot armoe wordt gebracht." De armoede nam schrikbarend toe, allereerst door de tiercee- ring der staatsschuld. Niet alleen werd daardoor menig gezeten burger gerumneerd, maar vooral de behoeftigen, de gealimenteer- den, werden daardoor gevoelig getroffen, omdat de armenkassen, van welke de meeste hunne inkomsten tot op een derde van het vroeger bedrag zagen slinken, onmogelijk in staat waren in den nijpenden nood te voorzien. Een sprekend voorbeeld levert daarvan het rekest, waarbij de gezamenlijke armverzorgers van Marken zich tot den pre- fect wendden om hulp. Zij deden daarin uitkomen, dat �sints vele jaaren geheele stilstand van de groote visscherij (als op welke 's jaarlijks boven de Tweehonderd zoo oude als jonge personen plegen te varen) en, sedert verscheidene jaren ook de stilstand van de commercieerende scheepvaart dezer landen, de hoofdoorzaken van de ellendige, armoedige en beklagenswaardige toestand dezer inwoonders zijn, welke thans zoo tot een uitersten graad van jammervolle toestand is genaderd, dat zij moeten ver- graad van jammervolle toestand is genaderd, dat zij moeten ver- klaren geen raad meer te weten, want dit alles heeft tengevolge gehad, dat vischschuiten en vischwant werden verkocht of ver- waarloosd". Toch was er zuinig bedeeld; voor 40 verpleegden in godshui- zen werd f 1660� per jaar uitgegeven, d.i. f 41.10 per hoofd, en voorts aan 66 anderen f 700.� te sarnen f 2360 .�. De ontvangsten bedroegen aan rente f 1850 .�, huur van land f 159. , collecten f 140. , te zamen f 2149.�, zoodat er een jaarlijksch tekort was van f 211.�. Tengevolge van de tiercee- ring der staatsschuld daalden de inkomsten tot f 915.� en be- droeg dus het jaarlijksch tekort f 1445. Van de particuliere liefdadigheid was niets te verwachten, want de opbrengst der visscherij, voorheen ongeveer f 15000.� per jaar, was na de invoering der conscriptie, waardoor zoovele mannen aan dit bedrijf werden onttrokken, gedaald tot �- f 9000.� In Maart 1813 hadden de maires van Marken en Urk geza- menlijk eene nota aan den prefect gericht, wiens tusschenkomst zij inriepen voor een verzoek om steun aan den Keizer, �langer MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 321 zwijgen zou misdadig zijn, de nood was op het hoogste gestegen" ; daarom verzochten zij vrijdom van alle belastingen voor hunne ingezetenen voor den tijd van 25 jaren, en zoolang de oorlog duurde, die de buitenvisscherij geheel had vernietigd, een jaar- lijksche subsidie van 2000 francs, om sommige gemeente-ambte- naren te kunnen betalen, en de armenkassen te kunnen subsi- dieeren. Dergelijke verzoeken hadden echter geen resultaat. Geen won- der, dat die eenvoudige visschers obstinaat werden, en dat de raad van Marken den 4en December 1812 weigerde om tot dek- king van een tekort eene belasting op 't gebruik van zout (van hoogerhand bevolen) in te voeren. De maire deed daartoe plicht- matig het voorstel, doch �daar was niet aan te doen, sij wilde, soo ik (de maire) de belasting opgemaakt, niet teekenen, sij sijn volstrekt van gevoelens, daar zij opgeroepen worden om de belas- ting te regelen, dat sij magi hebben, so hun het niet aanstaat, sulks te weijgeren". 't Baatte niet, dat de onder-prefect schreef : �Gij kunt, mijnheer de maire, hen zeggen, dat ik hen gelast deze stukken te teekenen, en dat bij nieuwe weijgering ik maatregelen ten hunnen opzichte zal nemen, welke mij verzekeren, dat zij aan hun plicht beantwoorden, en dat ik over hen zeer te onvreden ben, dat zij weijgeragtig zijn om de bevelen van het gouvernement op te volgen" etc. De bemiddeling van den maire van Monnickendam was noodig OM de zaak in 't refine te brengen. Niet alleen bij de Marker visschers had de tierceering kwaad bloed gezet. De armvoogden van Broek in Waterland weigerden nadien pertinent om rekening te doen �aan iemand buiten de plaats". De toenemende verarming der bevolking bleek allerwege uit het amoveeren van een groot aantal huizen, waartegen tevergeefs wend gedgeerd. Te Durgerdam werden talrijke woningen afge- broken �wegens stilstand van de zeevaart en andere slechte tijdsomstandigheden", en te Monnickendam riep de maire den onder-prefect te hulp om het slooperswerk tegen te gaan, daar hij vreesde �dat de halve stad zou worden afgebroken". Inmid- dels profiteerde de gemeente Monnickendam zelve van deze gelegenheid om, niettegenstaande haar berooide kas, de fraaie Gedenkboek. II. 21 322 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. woning te koopen, die thans nog als raadhuis dienst doet. De doorvoering van het continentaal stelsel had ten gevolge gehad, dat ook de kusten der Zuiderzee door een groot aantal douaniers werden bewaakt, die het den kustbewoners niet weinig lastig maakten en o. a. de Markers zeer in de uitoefening van hun bedrijf belemmerden. Deze mochten b.v. hun haring niet meer na zonsondergang te Monnickendam lossen ; den volgenden dag had dan de visch veel aan waarde verloren. Ook belemmer- den de douaniers de toevoer van gebakken roggebrood en tarwe- brood, gelijk ook van gruttemeel, door het eischen van de vervulling van tallooze formaliteiten, zoodat gebrek aan brood en meel op 't eiland hand over hand toenam. In Februari 1813 werden een paar Urkers met gesmokkelde waren te Monnickendam gesnapt en veroordeeld, en nog in Augustus van dit jaar werd de maire van Buiksloot uitgenoodigd om de verbranding en vernietiging van een groote partij Engelsche goederen bij te wonen op �Schelvishoek" tegenover Amsterdam (ter vermijding van brandgevaar in de stad), daar men ver- onderstelde, �dat hij levendig belang stelde in de uitvoering van een maatregel, die de inlandsche nijverheid zoo bij uitstek bevorderde". Algemeen was de klacht over dure levensmiddelen. De vol- gende broodprijzen werden in 1813 betaald : Een wittebrood van 34 loot 4 stuiver. 7, fl ly 17 ,, � � .. 2 ,, Fijne wittebroodsbollen van 9 loot . . 1 ,, Agterling of bollen 7) 13 � . . . 1 ,, Ongebuild tarwebrood '7 1 it" . ,, 6 penningen 7/ mastelein // 114 it . . 3 7, 8 fl Lange bollen /, 52 loot . . 5 � 12 ,, Gebuild tarwebrood ,, 26 ,, . . . 2 � 14 /I ,, mastelein � 38 � � � 4 ,, 6 ,, Roggebrood ,, 12 ti; . . ,, Fransch fijn brood 37 32 loot . . . 4 ,, De billijkheid gebiedt te vermelden, dat, dank zij het verbeterd politietoezicht, in Monnickendam en Waterland nagenoeg geen bedelaars thuis behoorden, en dat de invoering der vaccine MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 323 krachtig ter hand was genomcn, in de eene plaats met meer succes dan in de andere, doch waardoor de maire van Nieuwen- dam (tevens chirurgijn) een aanmoedigend schrijven van den prefect ontving wegens betoonden ijver, blijkende uit het groot aantal gevaccineerden in die gemeente. Zwaar drukten op de bevolking de lasten der conscriptie enz. Men heeft uitgerekend, dat tengevolge van de conscriptie in 1811 reeds van iedere 57 mannen een onder de wapenen stond. In Augustus 1813 had Monnickendam reeds 58 man geleverd, dat is 1 op 36 inwoners ; te Durgerdam werden 29 visschers voor de vloot gerequireerd, dat is 1 op 19 inwoners, en Marken moest zooveel ingezetenen daarvoor afstaan, dat de overigen vrij- gesteld werden van alle verplichtingen ten aanzien van de nationale garde. Ook het in orde brengen van de fortification bij Den Helder vereischte voortdurend beschikbaarstelling van manschappen. Bovendien leverden de weeshuizen te Monnicken- dam en Broek eenige pupillen voor de garde, welke naar Versailles werden gezonden, terwiejl ook nog voor het vereischt aantal kustwachten moest worden gezorgd. Al deze militaire verplichtingen werden, zij het ook morrend, zonder openbaar verzet nagekomen. We lezen slechts van vier conscrits uit Nieuwendam en Ransdorp, welke naar zee waren gegaan �met een onbekend doel". Met groote moeite en na eindelooze deliberation kregen de maires in het kanton Monnickendam gedaan, dat den Keizer in Januari 1813 vijf cavaleristen werden aangeboden. De kosten, die daarvoor gemaakt werden, zouden ponds-pondsgewijze bij afzonderlijke omslagen over de meest gegoede ingezetenen worden verdeeld. Te Buiksloot weigerden de schoolmeester H. Van den Heuvel en zeven anderen dezen omslag te betalen �gevende dezelve meest als voorreden te hoog gekwitteerd te zijn, ja, sommige op een bitteren Loon". De eigenaars van paarden stonden daarenboven bloot aan de volgende ergerlijke knevelarij. Voor het leger waren paarden noodig, die door de regeering zouden worden opgekocht voor een vastgestelden prijs van 300 francs per stuk. Na een voor- loopig onderzoek werden de paarden aangewezen, die aan de definitieve keuring moesten worden onderworpen ; werden de 324 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. dieren dan Loch afgekeurd, dan kocht de perfect elders paarden voor 488 francs per stuk, en liet hij de 188 francs, die hij weer moest geven, door de eigenaars dier afgekeurde paarden betalen �omdat deze er gelukkiger aan toe waren dan andere eigenaars, die maar 300 francs voor hun paard ontvingen". Twee boeren in de Purmer werden aldus behandeld. In het geheele arrondis- sement Hoorn werden 19 eigenaars op deze wijze belast. Doch de lijdzaamheid, waarmede dit alles gedragen werd, veranderde in den loop van 1813. Napoleon's nederlagen in Rusland hadden indruk gemaakt. Van mond tot mond ging het �Gesprek tusschen eenen grooten Keizer en een klein Koningje" (eene bijdrage tot Van Alphen's Kindergedichtjes). Koningje (met een fijn stemmetje): Papa! Sinds uw vertrek heeft Napje leeren loopen! leeren loopen! Keizer (met een basstem): Ik ook, mijn kleintje! Koningje : En hard ! Keizer : Ik ook. Dat zou ik hopen. (Met een zucht): Maar leer het, kindje, het ga hoe 't ga, van geen Kozak! Koningje : Neen, nooit, Papa! Hier werden zij gestoord; Een oude kindermeid had alles afgehoord, En zij, die nooit geheim verzweeg in heel haar leven, Kwam kugchend dadelijk dit trouw verslag mij geven. Niet alleen uit dergelijke versjes bleek de veranderde stemming. Toen bekend gemaakt werd, dat de conscrits van verschillende lichtingen zich als vrijwilligers voor de nationale garde konden aanmelden, moest de maire van Monnickendam aan den onder- prefect berichten, dat niettegenstaande alle vertoogen van de maires in het kanton, alle conscrits weigerden om vrijwillig dienst to nemen en �Hever hun lot wilden afwachten". Ernstiger werd hier en daar het verzet bij gelegenheid van de inschrijving voor de nationale garde in April 1813 , vooral to Landsmeer. Op 22 April schreef de maire van die plaats aan den onder-prefect �dat een weijnig oproer in deze gemeente heeft plaats gehad, eenige personen, komende van Oostzaan, gewapend MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 325 met sabels en stokken, compareerden voor mijn huijs, willende mij dwingen mee te gaan, dan door rede deselve overtuijgd. En zij gingen verderop in den Ilp, zeggende de klok moet geluijd worden, zij moesten yolk werven in den Ilp voorgevende zij hebben last oni. 2 luij mede te nemen. Intusschen, door eenige van mijne burgers geassisteerd, hebben wij de menigte bij het Raad- huijs opgewagt en hun tot staan gebragt, waarop ider weer hun weg is gegaan en de rust hersteld. Egter is het voor mij on- mogelijk de lijsten in te vullen, niemand is gecompareerd, en zooals ik UEG. mee heb .gedeeld niemand durft zig aangeven van wege de opgeruijde menigte te Zaandam. Ik verzoek nader instructie. Nog moet ik u melden, dat heede een burger dezer gemeente met een snaphaankogel, ingevolge de algemeene kreet, is doodgeschoten, dat deze douaan daarop de vlugt genomen heeft en zig in de sloot gesprongen en aldaar verdronken is". Reeds op den volgenden dag kwam de onder-prefect in persoon naar Landsmeer �om de inwoners te persuadeeren om zich voor de nationale garde te laten inschrijven, hetgeen gelukte". Van daar vertrok de onder-prefect, vergezeld van den procureur Schuurman, naar Buiksloot, alwaar de maire na de eerste oproe- ping aan eenige lieden �het verzochte uitstel van veertien dagen had toegestaan, met dit gevolg dat sommigen na verloop van dien tijd het nog niet geraden vonden zich te laten inschrijven, hoewel de laatste dag zijnde, en de maire hen den brief, per expresse door den onder-prefect toegezonden, had voorgelezen, waarna sommigen zig wilden laten inschrijven, dan welke vol- gens hun zeggen van de anderen bedreijgt wierden. In tegen- woordigheid van den onder-prefect en den procureur ondervraagd zijnde naar de reden van hunne weijgering, hebben alien toen present zijnde zich direct laten inschrijven, doch de schoolmees- ter (H. Van den Heuvel) alswel een der voornaamste tegen- standers door den onder-prefect alleen geroepen en dugtig ge- corrigeerd zijnde, waarna hij zig mede heeft laten inschrijven". Ook op enkele andere plaatsen vielen ongeregeldheden voor, althans negen personen uit Landsmeer, Durgerdam, Ransdorp en Nieuwendam �die min of meer schuldig waren bevonden bij de opstootjes bij gelegenheid van de inschrijving voor de nationale garde, werden te Hoorn gevangen gezet, en moesten na hun 326 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. ontslag door de maires onder toezicht worden gehouden". Spoedig na de inschrijving werd bekend gemaakt wie actief bij de nationale garde moesten dienen. Zij, die dit konden be- kostigen, moesten hun eigen uniform aanschaffen. Zij konden deze verkrijgen bij Jackson te Amsterdam tegen betaling van f 50.�, terwij1 een schako voor f 8.20 te bekomen was bij den hoedenmaker Dupuij aldaar. De overigen werden te Hoorn van rijkswege gekleed. Verder hadden geene ongeregeldheden plaats en de prefect De Celles kon verklaren (3 Mei 13) �Zaandam et les environs sont tout a fait tranquilles, les habitans du cam- pagne ouvrent les yeux, ils voyent bien qu'il n'a jamais pu titre question de faire une levee en masse de toes les hommes de question de faire une levee en masse de toes les hommes de 30 a 40 ans". Feitelijk was het verzet � zij 't ook een lijdelijk verzet � reeds vroeger van eenige dames uitgegaan. Ten behoeve van de door de Keizerin gestichte �Societeit van moederlijke voorzorg" werden in 1811 door de volgende 1VIonnickendammer dames de achter hare namen vermelde sommen gestort : mevr. de wed. Nobel:�Boterkooper 500 frs., mevr. de wed. Ackerboom�Ten Bokkel 10 frs., mej. Elisabeth Claas 25 frs., mej. Niesje Mostert 25 frs. en mevr. Thierens�Van Schaardenburgh 40 frs. In 1812 25 frs. en mevr. Thierens�Van Schaardenburgh 40 frs. In 1812 schonk mevr. Nobel nogmaals 50 frs., dock in Nov. 1812 schreef de maire aan den onder-prefect, dat de dames, die in 't vorig jaar hadden ingeschreven voor de Societe de la charit� maternelle, hadden ingeschreven voor de Societe de la charit� maternelle, niet bereid waren deze inschrijving te herhalen, en 't hielp niet, dat de maire, op verzoek van den onder-prefect al zijn invloed dat de maire, op verzoek van den onder-prefect al zijn invloed aanwendde om de dames tot andere gedachten te brengen. Tegelijk met de instelling van eene nationale garde kwam die der gardes d'honneur. Op de voorloopige lijst, door den prefect De Celles geformeerd, kwamen o. a. voor P. Ditmarsch en A. Van Mansum, neven van den heer Ditmarsch te Broek en J. J, Thierens, zoon van den vrederechter. Aileen de heer Pieter Ditmarsch werd definitief aangewezen tot garde d'honneur. Zijn oom te Broek was deswege zeer ver- toornd. Hij weet dit ongeluk geheel aan den maire H. Bakker, ten onrechte evenwel, want uit de correspondentie tusscben De Celles en den onderprefect Mollerus blijkt dat deze laatste eigen- lijk in deze zaak den doorslag had gegeven. Toen de aanstelling lijk in deze zaak den doorslag had gegeven. Toen de aanstelling MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 327 van zijn neef bij hem bezorgd werd, was de eerste gedachte van den heer Ditmarsch zich tegen het bevel te verzetten. Schoor- voetend, eerst den 31en Mei 13 werden van zijnentwege de 1500 francs gestort, welke voor de uitrusting van zijn neef werden gevorderd. Den 18en Juni moest de negentienjarige Pieter zich aan de prefectuur te Amsterdam aanmelden, en hij heeft het gedaan, nadat de onder-prefect in een particulier schrijven dd. 17 Juni hem ernstig gewaarschuwd had voor de gevolgen, die eventueel verzet voor hem en zijne familie zouden hebben. Den 26en Juni werd hij, als garde d'honneur te paard, behoorende tot het detachement, gecommandeerd door den heer Hodson, gedirigeerd naar het 2de regiment dier garde te Metz. Bizondere gebeurtenissen vielen inmiddels in deze streek niet voor. Menigvuldiger, en vooral bitterder van Loon, werden de spotversjes, die ten doel hadden Napoleon in een hatelijk dag- licht te stellen. Zoo heette het van �de geboorte van Napoleon" : 1. 4 Sinds lange Jaaren her Jou, lummel, daar gib zip t, Ging Sire Lucifer Sprak haare Majesteijt, Op stinkende eijeren broeijen, (Ja, leg maar niet te hoesten,) Om, zoo 't hem lukken mogt, 'k Heb hier een Korsikaan, Een extra helsch gedrogt Die elk verbaasd doet staan, Voor 't aardrijk saam te knoeijen.En volkren zal verwoesten. 2. 5. Maar of hij broeijde of niet ; Daar stond sinjeur, en keek Van 't geen zijn kunst uitstiet Geheellijk van zijn streek, Was weinig te berekenen ; Schoon hij zich uit wou slooven. Een Jacobijnen-Heir IVIijn jongens � zegt hij � schat, Kreeg hij, en toen niets meer , Doen ook Loch iets of wat Dies Wilde 't niets betekenen. Aan Croon- en altaarrooven! 3. 6. Doch zijne gemalin 0, zei ze, is dat het al? Ging 't beter naar haar zin, De mijne zal den val (De vrouwen zijn meer schrander) Van vele volken weezen ; Zij broeijde en kreeg gezwind Oud, jong, ja, al wat leeft Een groengeel satanskind. En stout hem wederstreeft Maar, kijk, dat was een ander ! Moet voor zijn moordstaal vreezen. 328 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. Of wel men vermaakte zich, naar den smaak dier dagen, met anagrammen als de volgende over : �Napoleon, PaOn, Leon". �Paon is in 't fransch Pauw, Leon de oude spelling voor Lion, herkomstig van het Latijnsche Leo, beteekenend eenen Leeuw. Ntranneer men de trotschheid van den Pauw met de verscheu- rende wreedheid des Leeuws vereenigd, heeft men een juiste voorstelling van Napoleon's hoofdkaraktertrekken". Nauwelijks was de mare van Napoleon's nederlaag bij Leipzig (18 Oct.), die den 3en November Amsterdam bereikte, tot in deze streeken doorgedrongen of de stemming veranderde merkbaar. streeken doorgedrongen of de stemming veranderde merkbaar. Noem nooit Napoleon zoo stout Verheven boven leed ; Te Moskou, Loch, was 't hem te koud, Te Leipzich al te heet ! riep men elkander toe en dat de autoriteiten den toestand niet vertrouwden en op hun hoede waren, bleek uit het verbod van vertrouwden en op hun hoede waren, bleek uit het verbod van den prefect �betreffende het medenemen van vreemde personen in de melkschuijten", en zijn bevel om in dagrapporten hem op de hoogte te houden van de stemming van het publiek. Zoo werd het 15 November 1813 de douaniers kregen bevel hunne posten te verlaten en zich naar Naarden te begeven alleen de Franschen onder hen volgden dit bevel op, de anderen bleven op hunne standplaatsen. Te Buiksloot werd de adjunct-maire op den 16en November gedwongen om aan honderd douanen een afgehuurde schuit te bezorgen voor de somma van Lien gulden (waarvoor een bon werd afgegeven). Dit geschied zijnde, maakten de douanen zich meester van het vaartuig en noodzaakten zij de douanen zich meester van het vaartuig en noodzaakten zij den schipper hen te Muiden aan wal te zetten, van waar zij verder trokken. Inmiddels werden in den avond van den 15en November de douane-huisjes te Amsterdam verbrand. De vlammen waren in Waterland duidelijk zichtbaar. Des avonds ongeveer elf uur kwam men den adjunct-maire van Monnickendam verwittigen, dat de men den adjunct-maire van Monnickendam verwittigen, dat de stad Amsterdam aan alle hoeken in brand stond. Hij begaf zich naar �de vesting" en zag het bericht bewaarheid. Den volgenden morgen liep echter te Monnickendam het gerucht, dat het slechts morgen liep echter te Monnickendam het gerucht, dat het slechts een illuminatie was ge'weest, totdat in den loop van dien dag een illuminatie was ge'weest, totdat in den loop van dien dag MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 329 uit de hoofdstad komende reizigers vertelden wat er gebeurd was, en dat men het voornemen koesterde om nu het groote entrepot voor de tabak te laten volgen. Op dien 16en November kwamen de melkboeren van Broek des middags met de melkschuit uit Amsterdam terug, alien voor- zien van oranjelint. Zij waren echter rustig en stil, evenals op den zeventienden. Behalve door de melkboeren en eenige kin- deren, werd door de ingezetenen nog weinig oranje gedragen. Op den 17en Nov. dreigden te Monnickendam onlusten uit te breken, doch de vrederechter Thierens wist de menigte spoedig tot bedaren te brengen, terwiji de maire voorzichtiglijk de wapen- oefening van de nationale garde afgelastte. Ook te Purmerend werd op den 17en oranje gedragen, en werden in den nacht eenige ruiten ingegooid en andere baldadigheden gepleegd. Den 19en November verklaarde de heer De Stuers : jai recu des rapports des arrondissements de la Nordhollande. Le 17ieme on a arbore, comme a Amsterdam, le pavilion orange et tout le monde portait cette couleur, . . . . Il est assez singulier que la r�volte soft &late dans toute la Hollande au meme jour . . . . on a lev� le masque partout" . . . . enz. Voor het overige .bleef het gedurende die week vrij rustig in Waterland. Eene poging om de kasgelden, aanwezig bij de comp- tabele ambtenaren, te doen overmaken naar het hoofdkwartier van generaal Molitor stuitte of op de bezwaren, welke deze ambtenaren daartegen aanvoerden. Den 20en Nov. stelde de maire van Marken, op aanraden van den vrederechter te Monnickendam, vijf bedaagde personen aan, die het Oranjebestuur van harte waren toegedaan, om de rust te bewaren. Hieronder waren twee leden van de besturen van voor 1795, de overigen waren lid van den municipalen raad geweest. �Deze brave lieden hebben diegeene, die oranjegezint waren, aangemaant om wel vrolijk te zijn, maar geen molest aan iemand te doen; ook hebben zij de rust, Coen de maire den 25en Nov. de vlag op toren en raadhuis liet zetten, volmaakt bewaard, en alles is met vreugde en blijdschap voldongen". Zondag den 21en Nov. vroeg de maire van Ilpendam aan den onder-prefect : �Moet ik blijven fungeeren ? Dit is haast ondoen- 330 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. lijk wegens de u bekende tijdsomstandigheden, te meer daar de vlaggen reeds te Hoorn en Edam van alle toorens waaijen, en men zulks hier met alle geweld ook begeerd, en ook een provisioneele regeering wil daargesteld hebben. Mijn verzoek is door TJ.E.g. geauthoriseerd te worden om eenige personen, die ik oordeel bevoegd daartoe te zijn, bij mij aan te stellen om mij behulp- zaam te zijn en te adsisteeren tot instandhouding van rust", enz. Op dienzelfden Zondag werden te Broek �door eenige jongens Op dienzelfden Zondag werden te Broek �door eenige jongens of kinderen des avonds bij de brug eenige voetzoekers afge- stoken, hetwelk door den maire ten sterkste werd verboden". Maandags d. a. v. vergaderden ten verzoeke van den maire Harmen Bakker op 't raadhuis te Broek de heeren C. Doncan, G. De Ruiter, W. Van Sijp, Jur. Munnich, Kl. Koker, J. Bak- ker Hzn. , A. Bertoen, Jelle Luijten, W. Schuurman, J. Doets en S. Veen, bij welke gelegenheid door �den maire voorgesteld zijnde de noodzakelijkheid, dat in deze belangrijke oogenblikken eenige bekwaame mannen zich vereenigden ten einde tot behoud en bevordering der rust binnen deze gemeente zouden werkzaam zijn, hebben de gemelde heeren uit liefde voor deze gemeente en goede burgerij hetzelve op zich gelieve te nemen". Bijna alle maires vroegen met het oog op de gebeurtenissen nadere instruction aan den onder-prefect deze deelde bij circulaire van 23 November mede, dat hij op zijn post zou blijven, totdat e van 23 November mede, dat hij op zijn post zou blijven, totdat hij door de bevoegde autoriteit zou worden ontslagen, en maande de maires aan hetzelfde te doen, en zooveel mogelijk rust en orde te bewaren. Op denzelfden datum rapporteerde de onder-prefect : �Dans mon arrondissement tout est dans la plus grande tranquilit� est vrai qu'on porte l'orange, ce que j'ai du tolerer meme dans le chieflieu, mais le peuple se rejouit et ne moleste personne". Op den 24en Nov. kreeg de maire van Broek des middags ten drie ure van zijn adjunct-maire bericht �dat er Russen in Am- sterdam gekomen waren, en dat de vlag van het paleis was waaijende", tevens vernam hij, �dat te Monnickendam gereedheid gemaakt werd tot het opsteken der vlag. En in aanmerking nemende, dat de stad Amsterdam de hoofdstad van het Depar- tement was, en Monnickendam de stad van zijn kanton, alzoo mede de aandrang van sommige dezer gemeente, daarbij gevoegd MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 331 de omstandigheden, waarin men verkeerde, oordeelde men, tot behoud der rust de Hollandsche vlag van de Toorn en kerk to laten waaijen, hetwelk die van de Toorn des avonds to half 5 uren, en die van de kerk des anderen daags morgens word volbracht. Waarop des avonds ten 6 uur (24 Nov.) de melk- schuijten van Amsterdam alhier ter plaatse aankwarnen, waarvan sommige melkboeren het voornemen hadden om zich bij de eon of ander hun vreugde to kennen to geven, waarvan zij door den maire ten sterkste wierden afgemaand ; doch zulks was tevergeefs, betuigend zijlieden, dat er hoegenaamd door hun goon onordentelijkheden gepleegt zouden worden, hetwelk over het algemeen ook door hen is volbragt ; doch eenige vrouws- personen en jongens, welke zich daaronder mengden, hebben de stoutheid gehad om aan 't huis van Klaas Van Duijvenbode de verregaande brutaliteiten to doen door het stukken slaan van vlessen met Drank en het laten weglopen van de Drank uit de vaten als anderzints ; (van ter zijde vernomen dat de hoer Dirk Ditmarsch van eon vrouwspersoon eon slag gehad zoude hebben, gelijk mode deszelfs knegt) hebbende aan 't huis van den hoer Klaas Koker mode ongeregeltheden gepleegt door het slaan op de Deur en verdere Brutaliteiten, alsmede bij de wed. G. Gestman, zijnde aldaar met eon steen door de glasen gegoijt". In eene vergadering van Let voorloopig bestuur van Brook op den 25en Nov. ten raadhuize gehouden, gaf de maire kennis van zijne beweegredenen voor het uitsteken van de vlag, welke daad zonder discussion word gesanctionneerd, terwijl voorts een- stemmig word besloten �dat alsoo men met het innigste leedwezen vernomen had, dat 's avonds to voren en in den afgeloopen nacht door eenige vrouwspersonen en jongens ongeregeltheden waren gepleegd, men eon sterke waarschuwing zoude publiceeren en affigeeren ; alsmede word geresolveerd 0111 eenige volgende avonden en nachten ses bequame persoonen to laten waken". Zaterdags d.a.v. word het voorloopig bestuur weder bijeen- geroepen en word besloten om ds. B. G. Haverkamp to ver- zoeken, dat hij den volgenden dag (28 Nov.) zoude danken voor de zoo gelukkige omwending van zaken in ons vaderland ; tevens word besloten om de klok to doen luiden des morgens van 332 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 8-9 uur, des middags van 12-1 uur en des namiddags van 4-5 uur. In den loop dezer week (van 21-28 Nov.) zag de maire van Nieuwendam zich genoodzaakt, ter voorkoming van onaangenaam- heden �om van de onderscheiden kerktorens binnen zijne gemeente vlaggen te doen waaijen, en daartoe de benoodigde te koopen ; hebbende voorts soveel mogelijk alles gedaan ter bewaring van de rust, welk een en ander van dat gevolg is geweest, dat binnen die gemeente geene buitensporigheden of beleedigingen hebben plaats gehad". Te Buiksloot was in diezelfde week de maire aanwezig bij het opzetten van de vlag op den toren ; vandaar terugkomende vond hij voor zijn huis een groote menigte ; �eenige hem onbekende personen drongen zijn huis binnen en dreigden hem er uit te zullen halen, zonder dat de burgers (die er bij waren) een hand uitstaken om de orde te helpen handhaven. Hij sprak de kwaad- willigen toe, waarop deze afdropen, en hij verder niet onbescheiden werd behandeld". werd behandeld". Hoe het inmiddels te Monnickendam toeging is zeer onvolledig bekend. Den 24en Nov. vernam, zooals reeds is medegedeeld, de maire van Broek �dat te Monnickendam gereedheid gemaakt wierd tot het opsteken der vlag". Op dien dag werd waarschijnlijk het in 't archief berustende ongeteekende en met potlood ge- schreven briefje op 't raadhuis bezorgd, dat aldus luidt : �Daar wordt vrindelijk aan de heere verzogt om de vlag op de tooren te zetten om alle ongelukken en oproerigheden te vermeij den : uijt aller naam". De heeren, die bedoeld werden, waren : A. L. Thierens, H. J. Van Marle, R. K. Bos, A. Gojewijn, T. Hondius, Jb. Teengs, J. A. Bloys van Treslong, E. J. Van Rooij en A. F. Tinne, die onder praesidium van den maire D. Arbman het voorloopig bestuur van Monnickendam uitmaakten. Nog den 25en schreef de onder-prefect aan den maire, aldaar : �Het critique moment, waarin wij ons bevinden, eischt de grootste omzichtigheid van de kant der nog bestaande autoriteiten, vooral omtrent het publiek maken der onderscheiden stukken, welke op eene indirecte wijze in de steden worden rondgezonden. Het spreekt vanzelf, dat stukken, welke geen bewezen legaliteit hebben, MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 333 niet publiek mogen worden gemaakt, maar ten sterkste moeten worden te keer gegaan. Gij moogt derhalve ook niet tolereeren, zoolang het plaatselijk bestuur in uwe hander berust, dat anderen, zonder uwe autorisatie eenige bekendmakingen doen, en ik begeer tevens, dat door u niets wordt gepubliceerd, nog geen extra- ordinaire mesures genomen worden, alvorens mijne autorisatie te hebben gevraagd, daar ik u verantwoordelijk stel voor al wat zonder dit door u zoude zijn geschied". Op dienzelfden dag werd echter bij proclamatie van het voorloopig bestuur �het vrij en onverlet dragen van oranje" toegestaan, en Monnickendarn, als 't ware, �voor Nederland en Oranje" gewonnen. Den 28en Nov. benoemde het voorloopig bestuur uit zijn midden eene commissie, bestaande uit de heeren Arbman, Van Marie en Bos, ten einde te spreken met de �Commissarissen-Generaal van het Algemeen Bestuur der Vereenigde Nederlanden tot regeling der zaken in Noordholland" te Amsterdam, die de benoeming der hiervoor genoemde notabelen tot handhaving van rust en orde goedkeurde, en er op aandrong zoowel de landelijke als stedelijke belastingen geregeld op te brengen, de politie te handhaven en vooral de ingezetenen op het hart te drukken, dat nu alle partijschappen waren vernietigd en uitgewischt. Nu, dit laatste had geen nood. Alom weerldonk, op de wijze van �Wat drommel is er in de kist ?" een �vreugdelied op de heugchelijke omwenteling". 1. .2. Hoezee, de vrijheid wierd hersteld. Hoezee, daar trekt de gansche kliek Elk roep : Ora* haven ! Van Burgerplagers heenen. De Dwing'land is ter neer geveld, Eens kwam dat zootje met muziek, Zijn yolk als kaf verstoven. En vlugtend ziet men 't weenen. We vreesden den Tyran, Maar, wee ! Ons Vaderland ! Zoolang hij bleef een Man. Te Gorkum houd het stand ! Maar, nu niet meer gekroopen Ja ? Kool ! .. , wie zou 't gelooven ? Voor 't schrikbeeld van Napoleon , Dat is geen franschman meer van zins Dat Monster is gaan loopen 't Is reeds : Oranje boven ! Zoo spoedig hij maar kon. Wij wagten maar den Prins. 334 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 3. Hoezee ! Dan komt de lieve vree. En welvaart ook weer binnen ; Wat ooit uit vrees een ander dee, Laat ons elkaar beminnen. Wij zijn verlost van dwang, Thans bind ons een belang ; Ja, 't is : Oranje boven ! Waarvan al 't yolk zijn heil verwagt. Wie zou die schat ons roven ! Door Eendragt groeit de Magt. Inmiddels zat het voorloopig bestuur van Monnickendam niet stil. Vrijwilligers werden opgeroepen ter verdediging van de stad �tegen aanvallen, welke dreigden van onderscheiden Fran- sche schoeners, waarmee de Zuiderzee, volgens ingekomen berichten alsnog scheen ontrust te worden". Den ten December deelde de maire mede, hoe hij de wacht had georganiseerd en dat alle manschappen behoorlijk hun plicht hadden gedaan. �De commandeerende officier, binnengeroepen, werd voor zijne goede zorgen bedankt, en de extra-ordinaire nachtwachten bij de Noordeinder- en Nieuwe poort en bij de Langebrug thans ingetrokken". Daar onder het Fransch bewind alle wapens uit de stad waren weggevoerd, vroeg men voor tweehonderd burgers wapenen en ammunitie van den heer Ver- dooren, �Admiraal, commandeerende 's Lands navale magi in de Zuijderzee, en militair kommandant, gechargeerd met de geheele Directie der marine in het eerste arrondissement van Holland te Amsterdam". Tenzelfden dage �arriveerde per schuit uit Hoorn Joachim Boursse Wils, gediend hebbende in de Hollandsche arm6e, laatste- lijk onder de Fransche keizerlijke gendarmes. Zijne weinig be- lijk onder de Fransche keizerlijke gendarmes. Zijne weinig be- tamelijke houding deed hem verdacht schijnen, daarom werd hij zoo ter zijner beveiliging als ter voorkoming van wanorde in bewaring genomen. Onder zijne papieren werd een bevel gevonden van den 17en Nov. 1813 van den generaal Jancijs (Gency) aan den lieutenant der garde sold� Massheti om zich met zijne dra- gonders naar Kampen te begeven. Hij zei uit Kampen voor de MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 335 Keizerlijken te zijn gevlucht". De man werd met zijne papieren opgezonden aan den generaal Kraijenhoff te Amsterdam. �Alle de heugelijke evenementen", zoo schreef de maire van Ilpen- dam den 1e11 Dec. aan den onder-prefect, �die wij alle thans zien ge- beuren, schijnen ons een droom te zijn en het Opperwezen geve, dat het tot geluk van bet menschdom mag worden, dan mogen wij elkanderen blijelijk geluk er mee wenschen. Geinformeerd wordende, dat er eerstdaags door deze heugelijke tijden een algemeene illuminatie staat te gebeuren, is mijn vriendelijk verzoek geauthoriseerd te worden om te disponeren over 150 francs ten einde een vlag te koopen en het yolk een vroolijken dag te bezorgen". Op den Zen December werd te Broek �des avonds door eenige personen langs het dorp eenige vreugde betoont over het aan- komen van Zijn Doorlugtige Hoogheid den prince van Oranje in Amsterdam, doch zijnde geen ongeregeltheden aan personen of huizen gepleegt". Den 3en Dec. werd aldaar de proclamatie gepubliceerd �waarbij Zijne Doorluchtige Hoogheid de Heere Prince van Oranje, Wil- lem VI als Willem de Eerste, Prins van Oranje, Souverein over de Nederlanden werd verklaard, hebbende bij deze gelegenheid de klok geluid van 4-5". Voorts werd toen met eenparigheid van stemmen geresolveerd �alsoo sijn Doorluchtige Hoogheid in Amsterdam was gekomen, om een commissie te benoemen, welke zich naar Zijne Hoogheid zou begeven om deze als Souverein Vorst van Nederland te huldigen". Den volgenden dag had ditzelfde te Monnickendam plaats, doch daar de Vorst spoedig weder nit Amsterdam vertrokken was, waren deze commissies niet in de gelegenheid haar taak te vol- brengen, en werd dit tot later uitgesteld. Den 7en Dec. liet de maire van Broek de Oranjevlag van 't raadhuis waaien , op den volgenden Zondag (12 Dec.) werd algemeen in de kerken een proclamatie van den Prins voorge- lezen, waarin werd verzocht om �een liefdegift voor het behoud van 't Vaderland". Op de raadhuizen werden kisten geplaatst, waarin men zijne gaven kon offerers. Te Broek werd o. a. op deze wijze f 935.� bijeengebracht, te Zunderdorp f 50.�, Nieuwendam f 124-3-8, 336 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. Schelliugwoude f 12-17-12 enz. Te Monnickendam werd f 364.� 0-8 bijeengebracht, doch men besloot aldaar de gelegenheid tot offeren nog acht dagen langer open te houden. offeren nog acht dagen langer open te houden. Een eigenaardig geschil veroorzaakte deze proclamatie van den Prins te Marken ; zij was aldaar op den 23en Dec. nog niet door den predikant in de kerk voorgelezen, omdat de maire het door den predikant in de kerk voorgelezen, omdat de maire het eenige exemplaar, dat hij had ontvangen, niet wilde afstaan, doch daarvan een afschrift gaf, hetwelk de predikant, naar deze beweerde, niet lezen kon. beweerde, niet lezen kon. Dat was bet echter niet. Predikant en maire konden niet best met elkander overweg. �Maar", zei de maire, �dat de domine boos is, omdat de menschen mij beminnen, daar ik hen, en alle die hun denkwijze waren toegedaan van 1796 of en voornamelijk in 1799 bescherming heb doen genieten, kan ik niet helpen". Den maire werd gelast zijn exemplaar aan den predikant te leenen, en na gebruik in 't archief op te bergen. Voor 't overige verwekte Oranje's verheffing algemeene vreugde en scheen alle partijsehap verdwenen. �Het Vaderland en Oranje" en scheen alle partijsehap verdwenen. �Het Vaderland en Oranje" was de leuze : was de leuze : Wat vreugd, dat Nederland uit Nassau's vorstlijk bloed Den eersten Willem in zijn zesden Willem groet! Hij wordt na eeuwen als uit 's Vaders asch geboren, En 't zaad der vrijheid is voor eeuwig niet verloren, Roem dankbaar nu, Bataaf, uw gunstrijk wiss'lend lot ; Een doel ('s Lands heil !) vereenige Oranje en Patriot ! En men roemde �de glorie van Oranje". Geen wet bestaat naar 't recht, die achteruit kan werken ; Deez regel geldt niet bij der Vorsten levensperken. Men ondervind dit bij de Willems toch alleen ; Oranje telt er zes, en Willem zes wordt een. Zoo blijft die schoone scam in frissche telgen leven ; Zulk achteruitgaan heet : met glorie voorwaarts streven ! Doch men ging verder. Op ! Broeders ! Op ! De wapenkreet Roept ons vereend ten strijde ! Dat onze mood, tot wraak gereed, Ons erf geheel bevrijde ! MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 337 Zoo klonk �Neerlands wapenkreet", op den 2e11 December 1813 in den Amsterdamschen schouwburg door den acteur M. Wester- man, en hij werd gehoord, ook buiten Amsterdam. De stad Monnickendam hood o. a. 5 vrijwilligers aan om �onder de vaandelen van Z. K. H. te worden ingelijfd". Eigenlijk waren twee hunner onder de maat, doch zij worden door het stads- bestuur aangenomen �uijt hoofde hunne betoonde ijver". Hoe eensgezind men ook wenschte de Franschen voor goed uit ons land te houden, op sommige punten was men in Water- land verre van eendrachtig. Katwoude verlangde vurig weder van Monnickendam gescheiden te worden ; Zuiderwoude, vroeger het 2e in rang .van de zes Waterlandsche hoofddorpen, wenschte niets liever dan zich of te scheiden van Broek, dat het 5e in rang was geweest ; Watergang wilde niet met Landsrneer vereenigd blijven ; en Purmerland, weleer de hoofdplaats der gecombineerde dorpen Purmerland, Tip en Ilpendam, trachtte die plaats weder in te nemen. Over 't algemeen werd beproefd langs wettigen weg en in der minne het doel te bereiken, niet echter te Purmerland. Op den lien December des avonds om zes uur ontving de maire van Ilpendam een brief, waaruit hem bleek, dat in Purmerland en Ilp te zamen een voorloopig bestuur van tien personen was gekozen, en waarin de maire werd uitgenoodigd zich des anderen daags in persoon naar Purmerland te begeven, hetgeen echter door dezen werd geweigerd. Zonder voorkennis van den maire werd den geheelen middag de klok geluid, en twee personen, de brengers van den brief, vertelden hem, dat hij moest zorgen, dat den volgenden Maandag een nieuwe vlag aanwezig was, daar de oude was stukgewaaid. Naar 't oordeel van den maire werd �deze beweging aangestookt door lieden, die voorheen in het justitieele de chef waren, en langs dezen weg weder op den Croon wilden". Er viel echter niets voor �dat tegen het bestuur van Ilpendam of den maire in hun post aanliep", en ofschoon er sommigen waren, die daarmede gedreigd hadden, deed Pieter Boon, het hoofd der beweging, alles wat in zijn vermogen was om stilte, orde en rust te bewaren. Als oorzaak van de beweging werd door dezen opgegeven, dat de dorpen Purmerland en Ilp �niet weinig sedert de heersugt der Fransche wet geleden hadden, en Gedenkboek. II. 22 338 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. van alle voordeelen, die deze dorpen onder het vorig bestuur van Oranje vOOr de omwenteling van 1794 genooten, beroofd waren, en na Ilpendam waren getrokken". Zij hoopten een deel van hunne oude rechten terug te krijgen. Het gelukte den commissaris van het arrondissement Hoorn (de voormalige onder-prefect) de gemoederen te kalmeeren, z66 dat zij zich schikten in den bestaanden toestand. Van anderen aard waren de ongeregeldheden, die omstreeks het midden van December in de Purmer voorvielen. �De gods- dienstige denkwijze der inwoners en hunne vroegere politieke gevoelens gaven aanleiding tot twist en vervolging, welke zich openbaarden in grove beleedigingen en het plegen van verre- gaande baldadigheden. Op den 15" December vonden de briga- dier en de veldwachter �in de Purmer onder Monnickendam een groote bende mans en vrouwen, dewelke haar schuldig gemaakt hadden om geld of te dwingen van de Boeren, van welke zij er vier arresteerden en na Monnickendam bragten". Deze menschen werden den 17en Dec. naar Hoorn gebracht. Den 21en Dec. schreef de maire aan den heer De Jonge, generaal-commandant in Noord-Holland: �Sedert eenige dagen zijn er onlusten ontstaan in onze jurisdictie, de Purmer. Sommige personen uit Ilpendam hebben zich verstout bij eenige boeren te gaan, bij hen oproer gewekt en geld gevorderd en brutaliteiten bewezen. Door bijstand van eenige burgers zijn de belhamels bewezen. Door bijstand van eenige burgers zijn de belhamels gekeerd, en gelukkig dat een officier met drie man Zwitsers hier passeerde, welke met onze burgers mede gegaan zijn, zijn die oproermakers gevat, en vier alhier binnengebragt, welke des anderen daags na Hoorn getransporteert zijn. Dan op heden wordt ons weder opnieuw bericht, dat er complotten zich gefor- meerd hebben en dreigen deze onze brave burgers opnieuw te verontrusten en hun betaald te zetten, dat de gevatte personen opgebragt zijn. �Wij hebben van onze pligt geacht dadelijk in de gevaren, die hier dreigen te voorzien ; een dertigtal brave burgers hebben zich aangeboden deze weerlooze huislieden bij te staan, dan, Wel. Ed. Gestr. , wij vreezen dat hun magt op den duur te onbestand zal zijn en wij zouden derhalve verzoeken een genoeg- zaam detachement te Ilpendam te zenden, ten einde deze brutale MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 339 lieden te weeren en hun te beletten onze rust te verstoren. Wij bevelen deze zaak in uwe spoedige adsistentie en hebben zelf vermeend om de meest bedreigde ingezetenen met dezen brief te doen afgaan teneinde daardoor te spoediger uw hulp te be- komen en U.E.G. te beter van den toestand te informeeren." Generaal De Jonge liet er geen gras over groeien en zond onmiddellijk eenige manschappen naar . . . . Monnickendam ; doch z6(5 hadden de Monnickendammers het niet bedoeld, want nu kregen zij de last der inkwartiering van dit detachement onder bevel van den heer kapitein Van Dooren. Zij waren van oordeel, dat het beter en billijker was de Ilpendammers daarmede te belasten. Doch te vergeefs; het detachement bleef te Monnicken- dam. Op een verzoek om toezending van wapenen en munitie om ongeveer tweehonderd ingezetenen te kunnen doen optreden �tot het weeren van alle onheilen van de stad en jurisdictie", antwoordde de generaal met eene toezegging, dat 25 geweren zouden worden gezonden. Van verdere onlusten werd niet vernomen. Nog eenmaal zou Waterland ernstig verontrust worden. Het was op den 29en Dec. , toen er een gerucht liep, dat de Fran- schen van uit de Zuiderzee eene poging wilden wagen om Noord- Holland binnen te dringen. Men meende hunne vaartuigen reeds te hebben gezien. De straks genoemde kapitein Van Dooren ging van Monnickendam op verkenning naar Edam, doch schreef van daaruit in vliegenden haast aan den heer Arbman �Amite, alhier arriveerende heb ik mij bij den heer Maire vervoegd, welke gelooft, dat het een vals alarm was. Z.E.G. gelooft dat het een sloep van zijn vriend Nooij was geweest, die men gezien had onder den wal. Ik blijf tot morgen hier, want officieele tiklingen had men hier nog niet, men verwagt elk oogenblik de expresse tegemoet, die men tot informatie gezonden heeft". Ook de maire van Landsmeer kreeg op dien dag �omstreeks 3 uur, berigt egter op een losse gezegde, dat de fransche troepen aan land gekomen waren te Schardam. Hij zond direct een expresse na de maire van Ilpendam, welke hem, so hij vermeende, egt berigt gaf dat, ja, er een getal van 500 geland waren en reeds tot Oosthuizen waren doorgedrongen. Hij liet de klok luiden om zijne ingezetenen te verzamelen. Bij den anderen 340 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. gekomen zijnde, hield hij een kleine aanspraak en vroeg hun, wie lust had hem te volgen � om hierop aan te marcheeren om onze natuurgenooten te hulp te snellen � hetgeen ten- gevolge heeft gehad (hetgeen hij tot lof zijner burgerij moet vermelden) dat er geen enkele agterwege bleef, maar hem allen volgden, en zij marcheerden op Purmerend, waar hij echter, bericht ontvangen hebbende van de maire, zijn yolk afdankte, en met hen weder afmarcheerde". Het gerucht bleek, gelukkig, loos alarm geweest te zijn. Men kon tamelijk rustig den Oude- jaarsavond vieren, en als een psalm des vertrouwens klonk weer �Neerlandsch Volkslied". 1. 4. �Wilhelmus van Nassauwen" Zie, in zijn vaderoogen Was onzer vad'ren lied, Blinkt deernis met ons lot ; Hun toevlugt, hun vertrouwen, Zijn hart is dus bewogen . . .. Toen alley hen verliet ; En ....in dat hart leeft God. Toen 't wreed geweld van Spanje Hem streelt geen ijd'le glorie �, De moordbijl had ge wet, 's Volks liefde is al zijn vreugd Was 't Willem van Oranje, De veder der Historie Die Neerland heeft gered. Schetst Bens zijn stille deugd. 2. 5. �Wilhelmus van Nassauwen" Hoor, hoe van zijne lippen Is nog het Neerlandsch lied : De troost der liefde vloeit ; Op hem rust ons vertrouwen, Hem zal geen zucht ontglippen, En hij begeeft ons niet, Die niet voor Holland gloeit, Het zaam vereend Europe Voor Holland, voor ons alien, Verplet de dwinglandij ; Voor Hollands heil en eer ; Oranje, Neerlands hope God ziet met welgevallen Maakt Neerland weder vrij. Op hem en Holland neer. 3. 6. Na jaren bitter liiden, Hij dempt de bron der smarten, Na jaren hoon en schand Den poel van twist en haat; Mag juichend zich verblijden Hem kloppen aller harten, Het vrije Vaderland. Hem, aller toeverlaat. Verbreizeld is de keten, Het eene woord : �vergeven !" Door Nederland getorscht ; Brengt Neerland aan zijn voet ; Nu smart en smaad vergeten .... Hij wijdt aan ons zijn leven, Zie d'afgebeden vorst ! Wij wijden hem ons bloed. MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. 341 `7. 8. Ja, �Willem van Nassauwen" Hem, die de smarten lenigt, Zij steeds het Neerlandsch lied ! De tweedragt heeft geveld, 0, God van ons vertrouwen, De harten weer vereenigd Begeef, verlaat hem niet , En 't vaderland hersteld ! Hem, die in 't spoor der glorie Op hem rust ons vertrouwen ! Van d'eerste Willem treedt, Neen, God begeeft hem niet ! De lat're schandhistorie �Wilhelmus van Nassauwen" Met eigen ramp vergeet ! Is aller braven lied. Een kwade dag was het voor den maire van Monnickendam nog den Ten Januari 1814 �toen het bij de loting voor de landmilitie wat moeijelijk was, doordat er veel dronken menschen waren". De ingeschrevenen nit het geheele kanton kwamen op dien dag te Monnickendam bij een. De maire zei zelf daarvan �dat het doen dezer loting boven menschelijke kragt geweest is, daar het houden van orde zeer veel moeite in zig heeft gehad onder zoo een talrijke vergadering van menschen en hetwelk derhalve niet als door zeer ferme maatregelen tot een goed einde kon worden gebracht, er was niet genoeg militair, terwijl de zitting duurde van smorgens 9 ure tot savonds tien uur, zonder dat ik mij veroorloofd heb dezelve een oogenblik te verlaten". Alle maires, in de voorgaande bladzijden genoemd, werden door den Souvereinen Vorst tot burgemeester hunner gemeente benoemd, uitgezonderd de maire van Marken, die plaats moest maken voor zijn adjunct Jan Cornelis De Groot. Over het algemeen werd voorts geene wijziging gebracht in de gemeentebesturen. De personen, die daarin zitting hadden, behielden hunne plaatsen, alleen de titels veranderden. Onder de notabele personen uit deze streek, die geschikt geacht werden �te raadplegen over de constitutie" werden genoemd : de heeren H. Bakker van Broek in Waterland, J. Van Rooijen en Jb. Teengs van Monnickendam. Den 24en Februari 1814 bedankte de maire van Monnickendam den beer commissaris van het arrondissement Hoorn �minzaam voor de moeite die Z.E.G. nam om te maken, dat de nationale garde bedankt werd ; het was niet mogelijk, nu die menschen wisten, dat zij zouden vervallen, hun tot bun plicht te houden ; 342 MONNICKENDAM, WATERLAND EN MARKEN. de besten onder hen leden daardoor te veel, daar alles op de braven neerkwam". Zoo kwamen de gemoederen langzamerhand tot rust. Wel hielden de Franschen nog enkele punten van den vaderlandschen bodem bezet, doch men vreesde hen niet meer. Gewillig droeg men de lasten van het onderhoud der troepen van de Geallieerden, die ons land nog niet hadden verlaten, en men beijverde zich die ons land nog niet hadden verlaten, en men beijverde zich de oude welvaart te herwinnen. En 't eerste koopvaardijschip, dat een onzer havens binnenviel, werd met gejuich verwelkomd. Men savoureerde in gedachten werd met gejuich verwelkomd. Men savoureerde in gedachten wat men zoo lang moest ontberen : �Welkom" � klonk het, Welkom, scheepje, in de haven ! Wil ons met uw koffie laven ; De eerste slok zal nectar zijn. En een klontje suiker tevens. 't Is een balsempje des levees, Lekkerder dan fransche wijn. En Coen omstreeks midden Juli van het jaar 1814 de eerste haring onder de herstelde Hollandsche vlag werd binnengebracht, werd naar oud-vaderlandschen trant dit zeebanket met een feestdronk begroet en de wensch geuit dat Holland weer ten toppunt stijg' Van glorie, rijkdom, magi, En al 't verloor'ne wederkrijg', Zoo vaak met spijt herdacht. Dat Holland zijn vermaarde vlag Op zee bij zee ontrol', En 's aardrijks schatten garen mag Bij gansche schepen von Gedeeltelijk slechts is doze wensch voor het zuidelijk gedeelte van Holland's Noorderkwartier vervuld geworden. van Holland's Noorderkwartier vervuld geworden. Haarlem in 1813 DOOR DR. M. BRUIJEL. Haarlem, was de hoofdplaats van het arrondissement van dien naam, het tweede der zes arrondissementen, waarin het departe- ment van de Zuiderzee was ingedeeld. Bij de eerste bestuursorganisatie na de inlijving (18 November 1810) was dit departement uit slechts vier onderdeelen samen- gesteld, en maakte de stad Haarlem deel uit van het eerste arron- dissement (Amsterdam), welke toestand gehandhaafd bleef tot dissement (Amsterdam), welke toestand gehandhaafd bleef tot Napoleon's komst hier to lande, toen bij keizerlijk decreet van 21 October 1811 (au palais d'Amsterdam) de indeeling in vier door eene in zes arrondissementen werd vervangen. Twee dagen later (23 October 1811) werd mr. Ewoud Van Vredenburch, auditeur bij den staatsraad, benoemd tot onder-prefect van het nieuwe arrondissement Haarlem (omvattende ongeveer het oude Kennemerland met de Zaanlanden) ; 2 December d.a.v. werd hij geInstalleerd. Ondertusschen had (19 Mei 1811) de benoeming plaats gehad van den maire, zijn adjuncten en de municipale raden. In de samenstelling van dit college werd weinig verandering gebracht. Adolf Van Wickevoort Crommelin werd maire in plaats van mr. Willem Jager, maar de adjuncten Isaac C. Sterk, dr. Josephus Chr. B. Bernard en Alexander Ph. G. Van der Capellen werden opnieuw benoemd. De zittende leden van den municipalen raad werden herbenoemd. Het waren : mr. Adriaan Van Zeebergh, Jacob Scholting, Jan Schouten, mr. Pieter Nic. Quarles, mr. Daniel Jac. Canter Camerling, Jodocus C. Sibmacher, Jan Van Walr�, Willem Canter Camerling, Jodocus C. Sibmacher, Jan Van Walr�, Willem Ph. Barnaart, George Alex. Lentfrinck, Ferdinand Van der 344 HAARLEM IN 1813. Schaft, mr. Gijsbert Andre Vermeulen, Jean Matth. Gu�pin, dr. Jac. Van der Hout en mr. Herman Arn. Crommelin. Naast deze zittende leden werd en nog een aantal nieuwe leden benoemd. Het waren : dr. Jan Pieter De Wilde, Pieter De Gavere, mr. Dirk Arnold Van Tets, Barth. W. Van der Vlugt, Joh. Jac. Elink van Balken- schooten, Hendrik Dan. Gildemeester, Otto Lewe, Henry Zacharie Couderc, dr. Barth. Tersier, dr. Mart. Van Marum, Joh. P. Kue- nen, Jan Pieter Teding van Berkhout, Leonard Pauw geb. Hoeufft, Corn. Th. Elout en mr. Johannes Enschede. De nieuwe maire vroeg echter weldra zijn ontslag ; hij werd vervangen door W. Ph. Barnaart. Ook de adjunct-maires Van der Capellen en Sterk vroegen hun ontslag ; Hendr. Daniel Gildemeester en mr. Johan Enschede traden in hun plaats. Victor Jac. Berkhout, Jan Izaak Verkruysen, Jan van Mulukom en Jacob Loos van Westercappel werden toen tot municipale raden benoemd Barnaart werd geinstalleerd op denzelfden dag, waarop Van Vredenburch door den onder-prefect van Amsterdam gelnstalleerd was. De Celles, die een groote werkkracht bezat, had zich voorge- steld, dat de Fransche wetgeving hier in korten tijd ingevoerd zou zijn. Het ging echter niet zoo vlot, als hij wel gedacht had ; bij de invoering van de conscriptie en van de Fransche compta- biliteit stuitte hij op groote moeilijkheden. Hij ondervond weinig medewerking ; ook werd het belang van een goede statistiek nog te weinig ingezien. De onder-prefecten kregen hiervan de schuld. Over Van Vredenburch, den onder-prefect van Haarlem, be- klaagde hij zich bitter. Den eenen keen heette het, dat hij geen werk genoeg leverde en niet op tijd, dan weer dat hij zwak was, als er gehandeld moest worden, dat hij een jonge man was zonder invloed in zijn arrondissement 2). Van Vredenburch was een jonge man ; hij was stellig te vroeg gebracht op dezen post, die onder de bestaande omstandigheden zooveel verantwoor- delijkheid met zich bracht. Toch had hij zijn verdiensten ; anderen zouden misschien meer invloed gehad hebben op de maires, meer zouden misschien meer invloed gehad hebben op de maires, meer werk geleverd hebben, maar ze zouden minder gemakkelijk te 1) Overrneer. De regeering te Haarlem. Archief Van Epen 4903. 2) Colenbrander Gedenkstukken VI. Mr. EWOUD VAN VREDENBURCH. NAAR EEN MINIATUUR in het bent van Dr. W. A C. BARON VAN VREDENBURCH to 's Gravenhage BARON VAN VREDENBURCH to 's Gravenhage HAARLEM IN 1813. 345 doordringen geweest zijn van de beginselen, waarnaar het rijk bestuurd moest worden, dan Van Vredenburch, die zoo vervuld was van ontzag voor den grooten Napoleon. Bovendien moeten we niet vergeten, dat De Celles, waar hij dit oordeel velde, sprak tot zijn meerderen ; hij wist Van Vredenburch op zijn tijd te waardeeren en te prijzen. Barnaart, de maire van Haarlem, was ook een jonge man ; hij deed in bewondering en ontzag voor Napoleon bij Van Vreden- burch niet onder ; meer nog spreekt uit zijn correspondentie een groot geloof in de goedheid van den almachtigen gebieder. Het ellendige lot van de massa der bevolking ging hem zeer ter harte , hij vertrouwde, dat de regeering dezen hood zou weten te lenigen; zonder ophouden bepleitte hij het belang van zijn gemeente, maar hij was geen man van de nuchtere daad ; als het op han- delen aankwam, steunde hij gaarne op zijn adjuncten. Onder deze adjuncten trad Enschede op den voorgrond ; hij was belast met gevangeniswezen en garnizoenszaken. Nergens blijkt, dat hij ingenomen was met de nieuwe orde van zaken. Toch ontwik- kelde hij een groote activiteit ; hij trad streng op, waar gestraft moest worden. De municipale raden traden weinig op den voorgrond. Hun bevoegdheid was gering ; ze werden van 1-15 Mei bijeengeroepen, om te beraadslagen over alle zaken van gemeentelijk belang, afgescheiden wat de comptabiliteit betreft ; om buitengewoon te vergaderen was machtiging noodig : dan mocht alleen gesproken worden over de zaak, waarvoor ze bijeengeroepen waren ; daaraan hielden ze zich niet altijd, maar als het op stemmen aankwam, waagde niemand zich te verzetten de regeering wist immers wel middelen te vinden om de onwilligen tot medewerking te dwingen. Dit moest velen hinderen, maar de meesten kwamen voort uit de kringen van de vroegere Patriotten ; er werden be- ginselen in toepassing gebraeht, die hun dierbaar moesten zijn. Bovendien waren ze zelf niet in staat geweest die beginselen waar te maken � de toestand in het bedrijfsleven en in de financien was steeds wanhopiger geworden ze verwachtten alles van de nieuwe regeering, die orde zou weten te scheppen. De stedelijke geldmiddelen waren in zulk een treurigen toestand 346 HAARLEM IN 1813. geraakt, dat de rekening niet meer sluitend te maken was. Voortdurend was er achteruitgang geweest ; men leende, om inkomsten en uitgaven met elkaar in overeenstemming te brengen, totdat er niet meer te leenen was. Een nieuwe negociatie ten bedrage van f 130.000, die men Mei 1810 had trachten te ten bedrage van f 130.000, die men Mei 1810 had trachten te plaatsen, was slechts ten deele geslaagd, zoodat er aan het einde van het jaar nog een bedrag van f 232.338:8:10 te betalen was, van het jaar nog een bedrag van f 232.338:8:10 te betalen was, waar tegenover geen andere baten stonden, dan de f 87.747:2:8, die nog geind moesten worden. Deze achterstand was veroorzaakt door de groote uitgaven, die men had moeten doen voor kazernes en andere oorlogsbehoeften, door de voortdurende toename van het aantal armen, een gevolg van de heerschende werkeloosheid, maar vooral door de reductie der interesten, wat de stad alleen reeds te staan kwam op een bedrag van f 40.000, en door de verlating in de ontvangst der interesten. Hierbij kwam nog dat de goederen der stad steeds minder opbrachten door de voort- durende verarming van een groot deel der pachters ; ook hadden vele van deze pachters belangrijke vorderingen op de stad, waar- door ze niet in staat waren te betalen. De municipale raden zagen geen uitweg meer en besloten den toestand bloot te leggen aan de regeering en om hulp te vragen. Ze meenden, �dat dit niet anders dan aangenaam zou kunnen zijn aan een gouverne- ment, dat wenscht, dat de uitgaven de inkomsten niet te boven gaan en dat het behoud van de sociale orde ter harte neemt". De nieuwe regeering nam de zaak ter harte en zorgde voor een betere rekening. De uitkomst beantwoordde echter niet aan de verwachting. Wel werden de uitgaven verminderd door tierceering van de stadsschuld en door bezuiniging op de armenlasten, maar het budget werd gaandeweg weer met nieuwe, voornamelijk mili- taire lasten bezwaard ; ook stegen de armenlasten in plaats van te verminderen. De militaire uitgaven werden hooger opgevoerd. Het onder- houd der troepen kwam voor rekening van het rijk, maar belangrijke betalingen, die vroeger door het rijk gedaan werden, kwamen nu ten laste van de gemeente. Zoo moest op het budget 5 percent van de gewone inkomsten of 21.878,45 fres. uitgetrok- ken worden voor de �compagnie de reserve" en 1 percent van WILLEM PH. BARNAART. NAAR EEN STEENDRUK VAN J. B. MADOU. N STEENDRUK VAN J. B. MADOU. HAARLEM IN 1813. 317 de inkomsten of 4794,17 fres. voor schenking aan het �Hotel des Invalides. Wanneer men hierbij voegt een bedrag van 31.962,13 fres., gelijk staande met het een vijftiende deel van de inkom- sten, dat dienen moest om vleesch te verstrekken aan de troepen, vermeerderd met nog 2000 frs. voor de huur van militaire four- nitures en nogmaals 2000 frs. voor het onderhoud der kazernes, dat altijd voor rekening van de gemeente geweest was, dan komt men tot een bedrag van 62.634 fres. voor militaire uitgaven, ongerekend nog den last en de kosten van de voortdurende inkwartieringen, waaronder de burgerij gebukt ging. Zonder deze nieuwe uitgaven zou men het budget sluitend hebben kunnen maken en de invoering van het Fransche belastingstelsel zou de zoo noodige verlichting gebracht hebben � als de armenlasten er niet geweest waren. De armenlasten dreigden het heele budget in de war te stu- ren, omdat men niet toe kon met de 40.000 fres., die voor de aalmoezeniersrekening uitgetrokken waren ; er was een tekort van 57.079 fres. Ook was het niet mogelijk geweest de uitgaven der gasthuizen te verminderen ; de verplegingskosten waren teruggebracht tot 60 cts. per dag en nog kwam men tekort. Het aantal hulpbehoevenden werd steeds grooter ; het was niet mogelijk ook slechts aan de bescheidenste eischen te voldoen. Een dokter, die de armenpraktijk deed, weigerde daarmee voort te gaan, omdat er geen geld meer was voor geneesmiddelen ; hij moest gedwongen worden zijn werk weer op te vatten. De regentessen van het oudemannenhuis vroegen hun ontslag, omdat de ellende niet langer was aan te zien ; ze worden wat zachter aangepakt, maar evenzeer op hun voornemen teruggebracht. Ondertusschen zocht de regeering nog te bezuinigen; volwassenen tusschen de 30-50 behoorden niet in de gasthuizen, jongens boven de 12 moesten uitbesteed worden buiten op het land, meisjes boven de 18 moesten voor hun eigen onderhoud zorgen, maar deze bezuiniging haalde niet veel uit. Men moest zijn toe- vlucht nemen tot verhooging van het octrooi, een indirecte be- lasting, die plaatselijk geheven en naar plaatselijke behoeften geregeld werd. Het was een belasting, die in het bijzonder inge- steld was, om voor het onderhoud der armen de noodige gelden te kunnen vinden. 348 HAARLEM IN 1813. Het was niet mogelijk nog hooger belastingen op te leggen, want de belastingdruk was reeds te zwaar. De voortdurende oorlogstoestand, die den post voor militaire lasten bovenmatig opdreef, had vernietigd wat er van het bedrijfsleven nog over was en de tierceering, die het budget niet verlichtte, omdat het rijk ook getierceerd had, had den welstand zeer verminderd. Er was geen draagkracht meer. Haarlem was een stad in verval ; de huizen daalden in waarde en zoowel voor die boven de 110 als voor die boven de 200 gld. was geen huurder meer te vinden. Het gevolg hiervan was, dat de aan- slag, die naar vasten grondslag gedaan moest worden, naar rato steeds hooger steeg, zoo hoog, dat het voordeeliger werd ze te sloopen, dan te verhuren. Onder het vorige bewind had de fiscus huizen, dan te verhuren. Onder het vorige bewind had de fiscus huizen, waarop een groote belastingschuld rustte, voor afbraak verkocht, wanneer bij verkoop het verschuldigde bedrag niet werd gehaald. Dit voorbeeld kon nu door particulieren gevolgd worden, het sloopen nain groote afmetingen aan; van Aug. '12 tot Mei '13 werden 235 huizen opgeruimd. Hierdoor werden de lasten nog zwaarder, want de grondbelasting, berekend naar de bestaande en gesloopte huizen, drukte nu op de bestaande alleen. Er zou een tijd komen, dat de aanslag de hoogte van den huurprijs naderde. De stad dreigde een ruine te worden en de maire bevreesd voor de ge volgen, stelde beperkende bepalingen voor, om den welstand ten minste te redden. Reeds was er een tekort aan huizen en zoo werd het eene kwaad verergerd door het andere, dat een gevolg ervan was. Haarlem was gezocht om zijn ligging, maar vreemdelingen konden er reeds geen woning meer vinden. De neringdoenden leden er onder en ook het octrooi, dat zooveel minder opbracht. Nog waren er groote vermogens. Van de 100 hoogstaangesla- genen in de belasting hadden er vijf nog een inkomen van 20 tot 50.000 fres. en het waren nu Quist niet de hoogste inkomens, die het zwaarst belast waren ; de onder-prefect kwam niet voor op de lijst, terwijl een wapenhandelaar met een inkomen van 4 A 5000 fres. de som van 1820,92 fres. aan belasting betaalde. De algemeene welstand was echter zeer ver- minderd. Wel zullen de groote vermogens geleden hebben door de tierceering van de staatsschuld, maar erger gevolgen HAARLEM IN 1813. 349 had de tierceering van de stadsschuld, omdat ze vooral de kleine vermogens getroffen had. Het was een harde maatregel voor hen, die al hun geld besteed hadden, om een lijfrente van de stad te koopen, ten einde tot hun dood toe van een vast inkomen verzekerd te zijn. Anderen hadden hun goed afgestaan aan de stad en waren proveniers geworden ; ze moesten het aanzien, hoe de stad driemaal meer trok uit hun goed, dan aan hen be- steed mocht worden. Ook waren velen zwaar getroffen doordat de achterstallige schuld niet erkend was; het was voor hen, die van een klein bedrijf moesten leven, reeds zoo moeilijk zich staande te houden, nu een ieder bezuinigen moest meer dan 100 families waren door dezen maatregel in armoedige omstan- digheden geraakt. De toestand in het bedrijfsleven was ellendig. Dit gold vooral van de textielbedrijven, waaraan Haarlem zijn rijkdom te danken had ; nog was er eenige spinnerij en weverij, maar de bloeitijd was reeds lang voorbij. Tevergeefs had men uitgezien naar middelen, die hierin verbetering konden brengen. Slechts in de katoen- spinnerij was weer eenige bedrijvigheid gekomen ; een fabriek, die pas was opgericht, werkte met 60 arbeiders en beloofde veel. Hetzelfde werd getuigd van een vlasspinnerij, die met 10 arbei- ders werkte; ook hadden zich nog 4 twijnderijen, 4 linnen en 3 lintfabrieken staande gehouden met respectievelijk nog 220, 80 en 110 arbeiders. De overige gingen echter voortdurend achteruit ; vele fabrieken waren verdwenen en die zich nog staande hielden, moesten zich beperken ; totaal waren er nog 43 textielbedrijven, verdeeld over 15 takken met te zamen 803 arbeiders. De overige industrial' verkeerden evenzeer in kwijnenden toestand ; met name worden de zeepziederijen, de azijnmakerijen en de zoutraffinaderijen genoemd ; ze leden onder gebrek aan afzet en aan grondstof door de voort- durende oorlogen en door het zware octrooi. Naast de tex- tielbedrijven, worden nog 93 andere opgesomd, verdeeld over 17 vakken met slechts 113 arbeiders, een totaal van 936 arbeiders dus op een bevolking van 19.058 zielen � de moesten waren tot werkeloosheid gedoemd. Volgens een bericht van den maire zouden 4000 inwoners hun leven geen dag kunnen rekken zonder steun van liefdadige instellingen en 350 HAARLEM IN 1813. werden er 3000 in de gasthuizen van gemeentewege verpleegd 1). De nood was ten top gestegen. Tot overmaat van ramp was de armenfabriek gesloten wegens gebrek aan kapitaal. De stad had een schuld aan de fabriek voor geleverde waar, maar deze seliuld mocht evenmin als die van particulieren uitbetaald wor- den, omdat ze dagteekende uit den tijd voor de inlijving. De regeering was ook niet genegen een post op de begrooting toe te staan, om de fabriek weer op gang te brengen. Het ging om een bedrag van slechts 5000 fres. voor de noodige voorschot- ten, maar weer moest de particuliere liefdadigheid te hulp komen. De maire verwachtte weinig van dien stap, omdat reeds zoo hooge eischen gesteld werden aan den liefdadigen zin van ver- mogende stadgenooten ; reeds was een bedrag van 32.600 fres. door collecten voor liefdadig doel bijeengebracht. De Celles ging echter voor met 200 fres. en men waagde het niet achter te blijven ; zoo werd een bedrag ingezameld, dat voldoende was, om de fabriek weer eenigszins op gang te brengen ; maar wat beteekende het kleine aantal, dat bier werk vond, op de groote massa, die dreigde te verhongeren. Men moest zijn toevlucht nemen tot ellendige vormen van liefdadigheid, men moest een spijsuitdeeling organi- seeren, om de arrnsten te bewaren voor den hongerdood ; ruin 15.000 fres. werd ingezameld ; meer dan 7000 personen kwamen om hun honger te stillen. Maar de winter was streng ; nog dreigden ze te sterven van koude ; men moest een commissie in het leven roepen, die geld inzamelde, om verwarmde lokalen ter beschikking te kunnen stellen. Zoo trachtte men den nijpenden nood te lenigen, maar het ergste stond te vreezen. Duidelijk gaf de maire te kunnen, dat het tot een hongeroproer zou kunnen komen. Tegen den aanvang van het jaar 1813 was het nog rustig, men schikte zich en dacht niet aan de mogelijkheid van verzet. De Celles was er echter niet gerust op. De veldtocht naar Rusland was uitgeloopen op een smadelijken terugtocht. Napoleon was overwonnen en zijn aanzien was geschokt. Het yolk, 1) Ontleend aan de �Rapports des maires sur la statistique industrielle", rijks-archief van Noord-Holland n�. '2409. HAARLEM IN 1813. 351 dat zich niet had durven wagen, zou misschien moed vatten, wat erge gevolgen zou kunnen hebben. Wel was het nog rustig, maar het lot van het groote leger was ook nog niet in bij- zonderheden bekend. De Celles begreep, dat hij op zijn hoede moest zijn ; hij zorgde er voor, dat hij goed op de hoogte gehouden werd, dat hij wist, wat er omging onder het yolk. Hij vroeg den onder-prefect (17 Dec. '12) nieuwe rapporten, echte politierapporten ; de inlichtingen, die hij kreeg uit de gewone veertiendaagsche politierapporten waren niet voldoende sneer; ook kwamen ze gewoonlijk te laat; hij vroeg vijfdaagsche rapporten, die minder methodisch samengesteld moesten zijn : omstandiger moest medegedeeld kunnen worden, al wat de moeite waard was ; deze rapporten moesten niet alleen bevatten, wat in de vorige reeds meegedeeld werd, maar ook, wat in het openbaar zooal verteld werd, alle nieuwtjes, die de ronde deden, gebeurtenissen van wat voor card ook, als ze maar teekenend waren voor de stemming van het yolk ; deze rapporten zouden vertrouwelijk zijn, want met evenveel gemak moest gesproken kunnen worden over personen, als over zaken, over het doen en laten van de maires, als over den stand van den oogst; niemand zou ze onder oogen krijgen, als De Celles alleen 1). De vrees van den prefect was echter nog ongegrond. Van Vredenburch wist niets bijzonders te rapporteeren ; hij had het nog over de armoede, die het deel was van de groote massa ; over de openbare en over de particuliere liefdadigheid, die Naar best deden, om .dezen flood zooveel mogelijk te lenigen ; over den dooi, die ingevallen was en eenige verlichting brengen zou ; ook zouden de vele diefstallen, die door het ijs gemakkelijk gemaakt werden, wel wat verminderen. Later rapporteerde hij, dat eenige soldaten, te Haarlem in garnizoen, diefstal gepleegd hadden, dat ze op heeterdaad betrapt waren en dat anderen twist gezocht hadden in Bloemendaal, maar dat ze door de 1) Ontleend aan de �Confidentieele stukken" berustend in het particulier archief Van Vredenburch, mij met groote bereidwilligheid door dr. W. C. A. baron Van Vredenburch te 's-Gravenhage tijdelijk afgestaan , een enkel stuk uit deze correspondentie is achtergebleven in het rijks-archief van Noord- Holland. 352 HAARLEM IN 1813. gendarmerie ingerekend waren I); van volksoploopen was eater geen sprake geweest, oproerige taal was niet gehoord en de openbare orde was op geen enkele manier verstoord. Dit rapport stelde De Celles nog niet gerust. De verliezen, die in Rusland geleden waren, moesten hersteld worden. Napo- leon trachtte nieuwe legers in het veld te brengen, ten einde te behouden wat overgebleven was, zoo mogelijk het verlorene te herwinnen. De oorlog zou dus voortgezet worden, wat nieuwe lasten met zich brengen moest. De regeering zorgde in de eerste plaats er voor, dat de geld- middelen in veiligheid gebracht werden. De municipale ont- vangers moesten in den kortst mogelijken tijd ten kantore van den ontvanger van het arrondissement deponeeren al de onder hun berusting liggende papieren, die geldswaarde bevatten, verder alle obligaties, inscripties, coupons en zoo voort, hoe ook genaamd, van welken aard ook, ten einde door gemelden ont- vanger bij de centrale kas te worden overgestort. Zoo werd een dubbel doel bereikt : de regeering verzekerde zich de noodige middelen en zorgde er tevens voor, dat de tegenstanders ze niet in handen kregen. Nu moesten de noodige manschappen nog gelicht worden. De conscrits van de klasse van 1811 van de linietroepen waren reeds tot dekking van de grens naar de Rijnprovincie gezonden 2) ; de eerste ban van de nationale garde werd eveneens naar de grens gezonden, hoewel bij de instelling verzekerd was, dat ze alleen dienst zoude mogen doen ter verdediging van de haardsteden. De Hollandsche departe- menten werden voorloopig van de meeste nieuwe lichtingen vrij- gesteld ; alleen de conscrits van de klasse van 1812 werden op- geroepen. Toch was de druk reeds zwaar genoeg, vooral ook, omdat de tweede ban der nationale garde nog opgeroepen moest worden. Bovendien zou men moeten deelnemen in de aan- 1) Uit de notulen der commissie voor garnizoenszaken, gemeente-archief Haarlem, blijkt, dat het garnizoen 17 Februari '1813 920 man sterk was, het 3e bataljon van het 4e regiment strangers. Ook was hier een brigade gendarmes gekazerneerd. Von Weichenheim was plaatscommandant; Hartmann kolonel. 2) Het Haarlemsche contingent bedroeg 29 man, waarvan er 9 bestemd waren voor den dienst der kustbewaking; dit aantal was zoo gering, omdat zich uit deze lichting reeds 43 vrijwilligers hadden aangemeld. HA ARLEM IN 1813. 353 bieding van vrijwillige ruiterij, die op hoog bevel, door tusschen- komst van den prefect, gedaan moest worden. De Celles begreep, dat deze lasten de ontevredenheid zouden kunnen verhoogen. Hij vroeg (18 Jan. '13) dringend om nauwkeuriger rapporten. In het bijzonder wilde hij weten, welken indruk het bericht van nieuwe lichtingen op het yolk gemaakt had, of Van Vredenburcli dacht, dat deze lichtingen op moeilijkheden zouden stuiten, of hij meende dat bijzondere maatregelen noodig zouden zijn. Hij (lrukte hem op het hart, dat hij alles zeggen moest en op het eerste bericht gereed staan, om de werkzaamheden te beginner' ; dat hij zonder verwiji de noodige instructies zou ontvangen en dat hij haastig zooveel mogelijk moest afdoen, opdat de achter- stand niet nog grooter zou worden. De Celles heeft het antwoord hierop niet afgewacht. Reeds den volgenden dag zond hij de instructies voor de aanbieding van de vrijwillige jagers : de stad Parijs had Zijne Majesteit 500 man aangeboden ; Amsterdam, de derde hoofdstad des rijks had dit voorbeeld gevolgd door 200 man aan te bieden ; de departemen- ten zouden ook moeten volgen ; het arrondissement Haarlem zou 60 man moeten aanbieden, waarvan er 14 zouden komen voor reke- ning van de stad alleen. In een afzonderlijk schrijven van denzelfden dag werd deze zaak in de bijzondere zorg van den onder-prefect dag werd deze zaak in de bijzondere zorg van den onder-prefect aanbevolen. �Vous ne devez" beet het daar, �dans aucun cas hesiter ou suspendre pour me consulter sur telle ou telle diffi- cult6, que vous pourriez rencontrer , vous devez applanir tons les obstacles, vous devez atteindre le but et plutOt le depasser, que de rester en deo ; la plus grande promptitude est command& par les circonstances ; faites tout pour remplir integralement, ponctuellement et r6gulierement, ce qui vous est pr�scrit. Ne concevez aucune incertitude, soyez actif et diligent et que vos mesures soyent efficaces et conformes a ce que le gouvernement doit attendre de votre zele et de votre d�vouement. Je dois a mon tour lui rendre compte tons les cinq jours du r�sultat en lui faisant connaitre la conduite de chaque sous-pr6fet et meme de chaque connaitre la conduite de chaque sous-pr6fet et meme de chaque maire en particulier. Vous avez l'occasion de vous distinguer, Monsieur, ne la laissez pas echapper et procurez moi la douce satisfaction de faire valoir vos services et les preuves de votre attachement a notre Auguste Maitre. Les administrateurs ne peu- Gedenkboek. II. 23 354 HAARLEM IN 1813. vent prendre le moindre repos, tandis que les administres fideles a la voix de l'autorite et de l'honneur francais s'empressent par de g�nereux sacrifices a prouver, que rien n'est impossible au Grand g�nereux sacrifices a prouver, que rien n'est impossible au Grand Empire dirige et gouvern6 par le Genie et l'Il�roIsme". De Celles gaf zich hier geheel, met alle overredingskracht, die in hem was ; nu eens smeekend en zich aan den minste gelijk makend, dan weer dreigend en zich zelf als voorbeeld stellend, kwam hij op voor de zaak van zijn grooten meester. Van Vre- denburch kon niet achter blijven. Den 23en Januari werd een adres van den volgenden inhoud aan de Haarlemsche municipale raden voorgelegd : �Sire". l'Intemp�rie des saisons a fait eprouver aux armkes de votre Majeste de grandes pertes. Tout l'Empire concourt A aider a les r�parer, afin que les legions invincibles puissent sous bien peu de temps forcer les ennemis de votre Majeste et de l'Em- pire a une paix, qui rend le bonheur a l'Europe enti�re. Permettez, Sire, qu'au nom du conseil municipal de la ville de Haarlem, ville qui souffre par la stagnation de son commerce et l'inactivite de ses fabriques plus qu'aucune commune de votre Empire, je prenne la libert� d'offrir a votre Majeste un faible t�moignage de son devouement sans bornes. Daignez done, Sire, accepter des deux cantons de Haarlem quatorze cavaliers equip& et armes, afin de renforcer vos pha- langes pretes a conqu�rir cette paix, qui fait l'objet des voeux de votre auguste personne pour le bien-titre de vos sujets fideles au nombre desquels nos administr�s meritent d'�tre compt�s. J'ai etc. Het adres was onderdanig genoeg gesteld. Wel werd er gewezen op den stilstand in den handel en op de werkeloosheid in de fabrieken, wat De Celles stellig heel onaangenaam vond ; ook sprak het de hoop uit, dat de vijand overwonnen zou worden en dat de vrede het gevolg er van zou zijn, maar zoo moest het aannemelijk gemaakt worden voor de municipale raden 1). l) Schrijven van De Celles aan Montalivet over het Amsterdamsche adres. Rijks-archief van Noord-Holland doos 7. HAARLEM IN 1813. 355 Toch stemden van de dertien aanwezige leden met de aanwezige adjuncten, Gildemeester en Enschede, slechts vier leden, Quar- les, Van Marum, Kuenen en Berkhout zonder voorbehoud voor ; drie leden, Crommelin, Couderc, en Van Mulukom spraken den wensch uit, dat het delib�re, waarbij besloten werd tot aanbie- ding van de jagers en tot goedkeuring van het adres, ook aan de afwezige leden ter teekening zou worden voorgelegd, wat de maire toezegde ; de zes overige, Sibmacher, Van der Schaft, De Wilde, Van Balkenschooten, Van Westercappel en Verkruysen weigerden te teekenen, als de afwezigen dit niet eerst gedaan hadden; zij deden het ten slotte toch, nadat de maire te kennen gegeven had, dat het teekenen van het d�lib�r� niet inbield goedkeuring van den genomen maatregel 1). Wij begrijpen hoeveel moeite het den onder-prefect gekost moet hebben, om het zoover te krijgen. Het was stellig niet zonder reden, dat de groote meerderheid niet ter vergadering gekomen was. Het was geen schitterend succes, maar de zaak was ten slotte toch gered. Niemand had durven volharden bij zijn verzet. De financieele regeling hoorde niet tot de competentie van den raad ; de regeering besliste op welke manier de noodige gelden gevonden moesten worden. Het bleek, dat de kosten beliepen 8526 fres. voor de paarden en 6700 fres. voor de uit- rusting der cavaleristen, totaal 15.225 fres. Dit bedrag werd om- geslagen over de burgerij naar de cohieren der personeele be- lasting zoodanig, dat zij, die meer dan 25 fres. betaalden, in vier klassen verdeeld werden. Toen deze gelden geind zouden worden, ontnioette men veel verzet. Ook was het niet gemakkelijk de manschappen te vinden ; slechts enkele vrijwilligers boden zich aan. Op bevel van den prefect werden de overigen bij het lot aangewezen, ondanks de bezwaren door den maire daartegen ingebracht. Eveneens duurde het lang, voordat de vrijwillige aanbieding van paarden naar wensch geregeld was. De lichting der conscrits van de klasse van het jaar 1812 ondervond echter geen moeilijkheden. De prefect kon Van Vredenburch daarover zijn hooge tevredenheid betuigen. 1) Memoriaal van den municipalen raad. Gemeente archief van Haarlem, 203 de stukken, 204 de notulen. 203 de stukken, 204 de notulen. 356 HAARLEM IN 1813. De Bondgenooten hadden. ondertusschen hun opmarsch voort- gezet. Reeds waren ze doorgedrongen tot aan de Elbe, in het Noorden tot aan de grenzen van het rijk. Het gevaar dreigde, dat de be volking in aangrenzende departementen in opstand zou komen en den vijand inhalen. Reeds werden manifested verspreid uit naam van den keizer van Rusland en den koning van Pruisen, waarin ze opgewekt werden tot verzet. De Celles begreep, dat hij beter geInformeerd moest zijn. Hij richtte zich nu (28 Februari) niet tot den onder-prefect ; hij hoorde van Van Vredenburch niet veel anders, dan dat de nood zoo hoog gestegen was, maar dat alles nog rustig was. Hij wendde zich dezen keer tot Delarocque, den garde-general van het arrondissement. Delarocque was een Franschman ; dit was een bezwaar, maar hij was actief en hij beschikte over brigadiers, die hem zouden kunnen vertellen, wat er omging onder het yolk. Delarocque toog dadelijk aan den arbeid, maar hij vond weinig medewerking bij zijn brigadiers ; ze wisten hem niets aan te brengen en zeiden maar, dat er niets bijzonders gebeurde, dat alles rustig was. Hij kon slechts rapporteeren, wat hij zelf opge- vangen had ; zoo had hij hooren zeggen, dat het land geruIneerd zou zijn, als het nog een jaar in dezen toestand bleef; dat er noodzakelijk verandering moest komen, was het niet op de eene, dan op de andere manier ; dat de gegoede burgers niet gaarne revolutie zouden maken, maar dat ze hoopten op een andere uit- komst. �Het is gemakkelijk te raden" voegde hij er aan toe, wat ze daarmee bedoelen, �ze rekenen op hulp van den vijand, ze zullen hem eerder inhalen, dan afweren." Alles king dus of van het wapensucces ; de Fransche regeering was in discrediet en zou op geen steun meer molten rekenen 1). Het zag er dreigend uit. Hamburg was reeds in opstand ge- komen en de Kozakken waren er als bevrijders ingehaald. Fransche ambtenaren, wien de schrik om het hart geslagen was, kwamen vluchtende over de Zuiderzee in Holland aan ; anderen zonden vrouw en kinderen vooruit, om zelf gemakke- 1) Rijks-archief van Noord-Holland, doos 6; ook te vinden in een schrijven van De Celles aan Montalivet, Colenbrander Gedenkstukken VI. HAARLEM TN 1813. 357 lijker te kunnen vluchten, als de nood aan den man kwam. Dit alles zou een ongunstigen invloed kunnen hebben op den geest der bevolking. Reeds was een besluit uitgevaardigd, waarbij een ieder, die in het gebied van de 17e, de 31e en de 32e militaire divisie beschul- digd werd van een misdrijf of vergrijp tegen de veiligheid van digd werd van een misdrijf of vergrijp tegen de veiligheid van den staat naar binnen of naar buiten, van oproer of van verzet tegen de dragers van het gezag en de openbare mocht, gebracht zou worden voor een in te stellen commissie, die procedeeren zou overeenkomstig de wet van 17 Messidor, an XII. artikel 2. De Celles zond dit besluit (13 Maart) -aan Van Vredenburch, om het mee te deelen aan de maires, aan den commandant van de gendarmerie en aan den garde-general van het arrondisse- ment, maar zonder een officieele publicatie er van te maken ; hij vond het blijkbaar gewenscht nog geen teeken van ongerust- heid te geven. Nu moest de burgerij nog ontwapend worden. Een staat werd opgevraagd van alle kanonnen, affuiten, projec- tielen en ammunitie, die aan de stad toebehoorden. Eenige dagen later werd nog een staat gevraagd van wapens en ammunitie in het bezit van wapenhandelaars en particulieren. In een afzon- derlijk schrijven werd de nadruk er op gelegd, dat deze maat- regelen zoo weinig opzichtig mogelijk genomen moesten worden. Het heette, dat de bedoeling niet was de particulieren te ontwape- nen, maar dit resultaat werd niettemin bereikt, Coen bij een nen, maar dit resultaat werd niettemin bereikt, Coen bij een volgende order alle wapens door de regeering opgeeischt werden. Ten slotte werd aan de maires vertrouwelijk meegedeeld, dat geen paspoort mocht uitgereikt worden aan vrouwen of kinderen van ambtenaren, onder welk voorwendsel ook. Den 21en Maart rapporteerde Delarocque nog, dat alles rustig was ; zijn brigadiers hadden hem niets weten te vertellen, dat de moeite waard was. Den volgenden dag moest hij echter berichten, dat een oproerig plakkaat gevonden was aan een der openbare gebouwen, waarin opgewekt werd tot verzet ; dat hoog werd opgegeven van de vorderingen, die de Russen gemaakt had- den en dat de verwachting uitgesproken werd, dat de Engelschen een landing zouden doen op de kust. Een week later wist hij nog te rapporteeren, dat op �Trou" gezegd was, dat de kantoren voor den 15en van de volgende maand gesloten zouden worden; 358 HAARLEM IN 1813. dat hij te weten gekomen was, wie dit gerucht in de wereld gebracht had en den schuldige had aangegeven bij de politie, die er werk van zou maken 1). De Celles gaf nog nadere instruc- ties, maar Delarocque had niets bijzonders meer te rapporteeren. Op de Botermarkt werden nog wapens in beslag genomen en ook bij een slotemaker, die heimelijk vuurwapens leverde aan Joden, die de dorpen er mee afliepen ; 27 geweren, 9 mus- ketten, 9 karabijnen, een menigte pistolen, sabels en bajonetten werden op deze manier nog ingerekend, maar alles bleef rustig, �al kan men er niet te vast op vertrouwen" voegde Delarocque er aan toe �want ook den nen was het oogen- schijnlijk rustig en reeds den volgenden dag moest ik rappor- teeren, dat slechte geruchten in omloop waren". De toestand was blijkbaar zeer gespannen ; Van Vredenburch vond het ook noodig De Celles te waarschuwen. Hij schreef, dat de goede burgerij niets tegen de regeering zou ondernemen, maar dat de minste buitengewone gebeurte- nis het yolk tot excessen kon voeren; dat de toestand vooral aan de Zaan verontrustend was, want de armoede was er te groot; dat de maire van Zaandam hem gevraagd had een honderdtal goedgezinde burgers te mogen wapenen, om hem bij te staan in geval van nood. Dit verzoek werd afgeslagen, omdat de commissaris van politie niets gevonden had, dat reden gaf tot ongerustheid. Het bleek echter, dat de onder-prefect beter op de hoogte was van den werkelijken toestand. De loting voor de nationale garde veroorzaakte een uitbarsting, die snel om zich heen greep 2). Van alle kanten stroomde het yolk samen om de loting te verhinderen, maar in Haarlem bleef het rustig. Wel werd op een der openbare gebouwen een pamflet aangeplakt, dat aanspoorde tot oproer, maar aan dezen oproep werd geen gehoor gegeven. De goede burgerij hield zich buiten alle oproe- rige beweging en de bevelen van den prefect waren hier zoo 1) Dit bericht ook te vinden bij Colenbrander Gedenkstukken VI ; bet schijnt, dat de beer Quarles de schuldige was; wat er verder met hem ge- beurd is, heb ik niet te weten kunnen komen. 2) Het verhaal van dezen opstand is in het opstel over de Zaanlanden te vinden. HAARLEM IN 1813. 359 goed uitgevoerd, dat het yolk geen reden had tot ontevredenheid. Slechts zij, die in staat waren een plaatsvervanger te stellen, waren opgeschreven voor de nationale garde. Zoo rustig bleef het hier, dat de onder-prefect zelfs een detachement van 30 gendarmen naar Leiden zenden kon, dat ook in opstand was. De Celles trachtte zijn voordeel te doen met de les, die uit het verloop van deze oproerige beweging te putten was. Hij schreef den onder-prefect (25 April) naar aanleiding van het Zaanlandsche oproer, dat het canalje aan de rijken den eisch gesteld had, plaatsvervangers te stellen voor de nationale garden, die opge- roepen zouden worden ; dat dit het karakter was van al zulke volksbewegingen, dat vagebonden, die niets te verliezen hebben, de wapens opvatten tegen hen, die nog iets bezitten; dat het daarom noodzakelijk was, dat deze laatsten zich wapenden om zich en hun bezit te verdedigen ; dat de organisatie van de nationale garde daartoe de beste gelegenheid bood. Het was vrij cynisch gezegd en ook niet bepaald belangeloos, maar het was een opvatting, die in den grond door velen gedeeld werd. Enschede zegt, dat hij dadelijk ingezien had, dat dit verzet te vroeg was uitgebroken. Maar het is de vraag of hij zich bij deze oproerige beweging zou hebben aangesloten, als het lot van Napoleon toen reeds beslist was 1). Slechts weinigen zullen zoo- ver gegaan zijn als Barnaart, die Enschede wilde overhalen om met zijn schutterij naar de Zaan te gaan, ten einde het oproer daar te helpen dempen, maar de meesten zullen in elk geval inge- zien hebben, dat het beter was onzijdig te blijven, wilde men niet afhankelijk worden van het yolk. De goede burgerij begreep, ook zonder De Celles, dat ze de Fransche regeering nog noodig had voor eigen veiligheid, zoolang de bondgenooten er nog niet waren, om have en goed te beschermen. Liever dan met het yolk in zee te gaan wilde men afwachten, wat de tijden brengen zouden, het Fransche juk blijven dragen, tot het eene gezag plants kon maken voor het andere, tot de verbonden mogendheden zouden opdagen ter bevrijding. Voorloopig had de regeering niets te vreezen. Lucas Boreel, ') Mr. Joh. Enschede, Aanteekeningen pag. 5, is trouwens niet heel duidelijk in zijn redeneering. 360 HAARLEM IN 1813. die verzuimd had, zich op te geven voor de nationale garde, verontschuldigde zich zoo onderdanig mogelijk ; de maire schreef,. dat hij opgehouden was door de bewegingen in Maasland. Van Balkenschooten, (he geweigerd had te voldoen aan de quotisatie voor de vrijwillige jagers, eindigde met toe te geven. Wel liet het yolk zich nog gaan, maar tot daden kwam het niet. Mlle hoop op een spoedige bevrijding werd de bodem ingeslagen, Coen het bericht kwam, dat de keizer weer de overwinning be- haald had bij Liitzen en bij Wurschen, dat Davoust Hamburg en Lubeck hernomen had. De lichting der nationale garde ver- liep zonder verderen tegenstand te ontmoeten. Lucas Boreel, die tot commandant benoemd werd van de 5e cohorte, schikte zich; Dideric Van Tets, die met Jan P. Teding van Berkhout tot kapitein benoemd werd, eveneens; het actieve gedeelte verscheen op den vastgestelden tijd te Amsterdam 1). Ook de gardes d'honneur schikten zich ; Pieter Jager, Cornelis J. De Bruijn Kops, Leonard Lentfrinck, Hendrik P. Rookmaker, Frederik Van der Vlugt en Frans J. De Wijkersloot van Weerdesteijn vertrok- ken zonder tegenstand te bieden 2). De lichting van de klasse van 1813 verliep eveneens zonder het minste verzet 3). Het scheen, alsof alle tegenstand gebroken was. De ontwapening ging echter door. De Staten van de kanon- nen', affuiten en projectielen, die aan de gemeente toebehoorden en van de wapens, die het eigendom waren van wapenhan- delaars en particulieren, waren opgemaakt. Het heette, dat ze 1) Haarlem leverde '129 man in deze lichting der nat. garde, waarvan 19 in het actieve gedeelte ; het heele arrondissement 450 en 36 ; van deze 36 waren er 35 remplacanten. 2) De Roever. Mg. Ned. Fam. Blad. jaargang '1886 noemt Jan Valter en niet Frederik Van der Vlugt. Tegelijk met de �lettre de designation" aan V. d. Vlugt, dato 22 Juni, werden inlichtingen gevraagd omtrent den zoon van den heer Quarles. Daarna werden nog inlichtingen gevraagd omtrent Jacques Crom- melin, Daniel Francois Crommelin en Wigbold Van Sypesteijn �trois neveux du sieur Jacques Constant Helmolt" ; met Welk doel, ter vervanging of ter aanvulling, blijkt niet. 3) Haarlem leverde dezen keer 30 man ; daarvan waren er 9 bestemd voor den dienst der kustbewaking ; het werkelijke aandeel bedroeg 67 man, maar uit deze lichting hadden zich reeds 37 vrijwilligers aangemeld. HAARLEM IN 1813. 361 dienen moesten voor de nieuwe nationale garde ; ze waren reeds opgevraagd en in veiligheid gebracht. Nu verscheen nog een keizerlijke order, waarbij bepaald werd, dat een depot gemaakt moest worden van al deze wapens te Naarden en te Hellevoetsluis. De wapens der voormalige nationale garde, de oude schutterij, moesten ook opgezonden worden 1). Haarlem was toen totaal ontwapend. De regeering kon ge- rust zijn ; zoo gerust voelde ze zich, dat het garnizoen den Bell Augustus voor eenige dagen naar Amsterdam gezonden kon worden, om daar te paradeeren bij gelegenheid van 's Keizers verjaardag. Pit feest werd, wanneer we de rapporteii mogen gelooven, overal in den omtrek met groote opgewektheid gevierd, maar niet in Haarlem. Men was niet voor de regeering, maar evenmin zou men iets tegen de regeering ondernemen ; de stemming was gedrukt, het bedrijfsleven stond stil, de armoede was te groot, de nood was ten top gestegen. Men hoopte niets meer, men verwachtte niets meer, men begeerde alleen maar, dat de wapenstilstand zou leiden tot een duurzamen vrede. De Bondgenooten kregen echter weer de overhand. Napoleon had de vredesvoorwaarden van Praag afgeslagen en Oosten- rijk had zich bij hen aangesloten ; hij had nog eenmaal de overwinning behaald onder de muren van Dresden, maar toen was het met zijn geluk gedaan ; de uitslag kon niet twijfelachtig zijn. Weer zochten de bondgenooten de nieuwe departementen te bewerken. De onder-prefect rapporteerde, dat een Engelsch schip verbinding gezocht had met een Zandvoortsche visschersschuit, dat de bemanning den schipper een in het Fransch geschreven blad �de Gazette Anglaise" in de hand gestopt had, maar dat alle maatregelen genomen waren om te zorgen, dat de opvaren- den geen verbinding kregen met het yolk aan den wal. Deze poging was dus mislukt, maar andere slaagden beter ; mani- festen werden verspreid, nu onderteekend door den keizer van Oostenrijk en den koning van Zweden ; ze hadden denzelfden 1) De regeering had uit het budget gezien, dat de oude schutterij nog bestond , deze organisatie was toen reeds overal opgeheven. Hierop doelt Enschede. Aanteekeningen pag. 5. Enschede. Aanteekeningen pag. 5. 362 IIA.ARLEM IN 1813. stijl en waren blijkbaar van dezelfde hand als de manifesten, die in het voorjaar verspreid werden. De politie vermoedde, dat ze hier vervaardigd waren. Weer vroeg De Celles met aandrang om nauwkeurige rap- porten. Hij wendde zich dezen keer (5 Oct.) tot Van Vredenburch ; hij verzocht hem de vroeger ontvangen instructies nog eens nauwkeurig te herlezen en aan zijn verzoek te voldoen door ge- regeld den 5e11, den 10en, den 15en, den 20en, den 25en en den Nen van elke maand een brief te schrijven over de zaken van politie en den stand van het arrondissement �rien ne doit vous �chapper", gaat hij voort �vous me devez un compte exact des bruits publics, de la marche de l'opinion, de vos reflexions, enfin ce doit etre une conversation eiitre nous sur tout ce qui pent ce doit etre une conversation eiitre nous sur tout ce qui pent interesser le gouvernement ; it ne s'agit done pas ni de copier chaque fois le rapport precedent, comme quelque fois cela est arrive, it faut dire ce qui est ; une fois vous aurez beaucoup me raconter, une autre fois pen de chose, vous ne devez rien me laisser ignorer et surtout me tenir au courant de vos propres reflexions sur l'esprit public et sur les diverses directions, que prend l'opinion d'apres les nouvelles des armees, enfin monsieur, ainsi que vous etes charg� de maintenir l'ordre dans votre arron- dissement, vous me devez compte de tout ce qui pent le troubler et rien ne pent ni doit �chapper a l'oeil d'un magistrat place imm�diatement aupres des administr�s, qui doivent avoir pour lui confiance et consideration". Van Vredenburch vond echter niets, dat reden koii geven tot ongerustheid. Met eenige variatie, maar zoo mogelijk nog korter, berichtte hij weer, dat de toestand van zijn arrondissement, nit een oogpunt van politie, zoo gunstig mogelijk was en dat hij dien- aangaande geen enkele mededeeling had te doen. De prefect aar- zelde niet een adresbeweging aan de Keizerin op touw te zetten. Hij schreef, dat de Keizerin-regentes een senaatszitting gepresi- deerd had, wat aanleiding had gegeven tot dwaze veronderstel- lingen, maar waarvan het eenige doel geweest was een senaats- besluit, waarbij een nieuwe lichting bevolen werd van 280.000 man, waarvan 160.000 op de conscriptie van 1815 en 120.000 op die van 1814 en vorige jaren ; dat het departement van de Zuiderzee vrijgesteld was, maar dat de Keizerin gesproken had HAARLEM IN 1813. 363 en dat Naar nu de verzekering gegeven moest worden van trouw en gehechtheid aan den doorluchtigen Souverein, den grooten Napoleon, door de voornaamste steden, ook door Haarlem. De prefect, nog bezorgd over den afloop, ontbood den onder- prefect bij zich, om over deze zaak te spreken en verzocht hem den maire mee te nemen. Samen moesten ze hem het genoegen doen bij hem te blijven dineeren. Den 15en October werd aan de municipale raden een adres van hulde aan de Keizerin voorgelegd. Het voorstel werd aangenomen zonder meer; van beraadslaging schijnt nauwelijks sprake geweest te zijn. De heeren Barnaart, Van Wickevoort Crommelin en Teding van Berkhout werden aangewezen voor de deputatie, die de Keizerin het adres zou aanbieden. Deze deputatie kreeg een bedrag toegewezen van 2000 fres. voor reiskosten en 100 fres. daags voor het verblijf in Parijs. Maar de stad was reeds vol van allerlei oorlogsgeruchten ; de Keizer zou weer een nederlaag geleden hebben ; Bremen zou door de Verbondenen genomen zijn. De prefect liet deze geruchten nog rectificeeren: wel was Bremen een oogenblik ontruimd, maar de generaal Carra St.-Cyr was er weer binnen- getrokken aan het hoofd van 26000 man. Hij verzweeg de nederlaag bij Leipzig en verhaalde in een volgend schrijven nog met veel ophef, dat de prins van de Moscowa en de hertog van Castiglione den vijand teruggedreven en 3800 krijgsgevangenen gemaakt hadden. Toch was hij innerlijk alles behalve gerust. Het was nu algemeen bekend, dat Bremen en Cassel ontruimd waren ; de daling der Fransche fondsen had een paniek ver- oorzaakt aan de Beurs en de faillissementen volgden elkaar snel op. Hij wilde weten welken indruk dit in Haarlem gemaakt had ; ook vreesde hij, dat de vrijstelling van de laatste lichtingen ver- keerd uitgelegd zou worden; bovendien wilde hij weten, welken keerd uitgelegd zou worden; bovendien wilde hij weten, welken indruk het adres aan de Keizerin op de bevolking gemaakt had. De berichten over de nederlagen namen steeds vaster vorm aan. De nederlaag bij Leipzig werd openlijk besproken : de geheele artillerie zou verloren gegaan zijn, 140.000 man zouden gesneu- veld of krijgsgevangen gemaakt zijn. De prefect liet dit gerucht nog tegenspreken, maar direct daarop werd de neder- laag in den Moniteur erkend. Dit moest een verderfelijken 364 HAARLEM IN 1813. invloed hebben op de stemming van het yolk. Steeds drin- gender vroeg hid omstandige, nu dagelijksche rapporten. Hij maande tot volhouden aan ; een belangrijke troepenmacht zou spoedig bij de hand zijn, om alle misdadige verwach- tingen neer te slaan ; 10.000 man waren op weg van Wesel om stelling te nemen aan den Ussel ; de prins van Eckmiihl zou stelling nemen aan de Beneden-Eems. Met groote woorden sprak hij cooed in : �l'Empereur est en France et la France est une et indivisible : les Frainais sauront terrasser tons leurs ennemis, quelque soit leur hombre". Maar Davoust werd verslagen en het departement van de Eems ging verloren : de Fransche ambtenaren kwamen vluchtend over de Zuiderzee in Holland aan. Weer kwam de Zaankant het eerst in beweging ; de douanen werden nit- gejouwd, men dreigde oproer te maken. Toen gaf de prefect toestemming tot het formeeren van een burgerwacht, wat hij in het voorjaar geweigerd had. Dit beroep op de gegoede burgers, 'de vrienden van orde en vrede, was nog voldoende om de rust te herstellen. Maar de debacle was reeds in vollen gang. Een 3 a 4000 man Fransche troepen werden in Utrecht samengetrokken. Molitor ontruimde in den nacht van 14 op 15 November met het geheele garnizoen Amsterdam. Toen raakte de menigte er op de been en verbrandde de wachthuizen der gehate douaniers. Het was voor de regeering niet houdbaar meer ; de prefect volgde Molitor naar Utrecht ; de zaken aan de onder-prefectuur stonden stil ; de maire schreef niet meer. Onder deze omstandigheden heeft Mr. Johannes Enschede, reeds den Nen November de leiding op zich genomen. Hij begreep, dat het einde der Fransche heerschappij gekomen was en dat maatregelen genomen moesten warden, om de orde te hand- haven I). Nog was de commandant, de luitenant-kolonel De St. Just op zijn post gebleven 2), maar de ambtenaren hadden ' ) Enschede schreef in 1863 in zijne Aanteekeningen pag. 4, dat het zijn bedoeling ook was geweest de vrijmaking van het vaderland naar vermogen te bevorderen; deze bedoeling werd echter nog zorgvuldig verborgen gehouden ; men sprak slechts van orde handhaven. 2) Hartmann was plaatscommandant geworden ; de bezetting telde volgens den sterktestaat nog 10 officieren en 96 onderofficieren en manschappen. Mr. JOHANNES ENSCHEDE. NAAR EEN GESCHILDERD PORTRET, in het bezit van hst hofje van Noblet to Haarlem HAARLEM IN 1813. 365 reeds de vlucht genomen ; wanneer de bezetting de stad verliet, zou een andere Yacht klaar moeten staan om de orde te hand- haven, ten einde tooneelen te voorkomen als in Amsterdam waren voorgevallen. De maire, die zijn inzicht deelde, gaf hem �mach- tiging en last" een korps rustbewaarders te organiseeren, om te kunnen optreden, als de orde bedreigd mocht worden. Enschede toog dadelijk aan den arbeid ; in elk der zes wijken werd eene com- pagnie gevestigd, waarvan hij de bevelhebbers aanwees ; het waren Jacobus Enschede, W. M. Van der Aa, D. W. Rookmaker, W. Van Kaps, P. Van Lee en W. A. Haselaar, die elk hunne compagnie uit de meest vertrouwde ingezetenen samenstelden ; bovendien werd nog een korps rustbewaarders te paard geformeerd, onder bevel van Cornelis Gerlings 1). Nog altijd bleef het rustig in de stad, maar uit Amsterdam kwam in den ochtend van den 17den November het bericht, dat de Amsterdamsche Courant weer in den ouden vorm was uit- gegeven en dat er een provisioneele regeering gevestigd was. Toen begonnen eenige ijveraars oranje te dragen en de keizerlijke adelaars van voor de woningen der tabakverkoopers weg te nemen. De St. Just bemoeide zich daar niet mee en hield zijn man- schappen in de kazerne bijeen, maar de onderofficier der gendar- men wilde er tegen optreden, zoodat het tot botsingen dreigde te komen. De leiding was echter in vaste handen en door bezadigd handelen werd gedaan gekregen, dat deze manifestaties geen opspraak wekten. De vertegenwoordigers der Fransche regeering konden met dit optreden vrede hebben ; de onder-prefect schreef aan De Stuers, den plaatsvervanger van De Celles, dat hij zich gelukkig prijzen moest, dat de gegoede burgers in deze omstan- digheden alles deden, om onlusten te voorkomen. In dit schrijven kent hij zichzelf de eer toe, het korps rustbewaarders geformeerd te hebben. Hoe zal hij opgezien hebben, Coen hij dienzelfden dag de Haarlemsche Courant in den ouden vorm met het oude wapen 1) De gegevens omtrent dit verhaal van de bevrijding zijn ontleend aan de Aanteekeningen van Enschede van 1863; verder aan de brieven van den onder-prefect (de minuten) in het rijks-archief van Noord-Holland, aan de brieven (de copieen) en aan het memoriaal van het Provisioneel Bestuur in het gemeente-archief van Haarlem. 366 HAARLEM IN 1813. zonder Fransehen text verschijnen zag. De heer Enschede, de adjunct-maire, de uitgever van de �Oprechte Haarlemmer", had zich aan de zijde van den opstand geschaard ; de vertegen- woordigers van het Fransche gezag zouden bij hem geen steun nicer vinden. Het begon ernst te worden; uit Den Haag kwam in den ochtend van den 186n November bericht, dat ook daar de omwenteling was uitgebroken; de Fransche ambtenaren en de Fransche be- zetting waren vertrokken en de Oranjevlag was geheschen. De onder-prefect had nog aan de maires geschreven, dat ze de welgezinde lieden moesten aanmanen hun invloed aan te wenden op den gemeenen man, ten einde alle ongeregeldheden te voor- komen, er aan toevoegend, dat troepen op weg waren naar Amster- dam en dat de oproerlingen het ergste te vreezen hadden. Hij schijnt echter door de Haagsche tijdingen aan het wankelen ge- bracht te zijn, want hij begaf zich heimelijk van oranje voorzien naar Amsterdam, om bij de gezagvoerders aldaar eenig bericht naar Amsterdam, om bij de gezagvoerders aldaar eenig bericht in te winnen omtrent den stand van zaken. Dit bezoek is stellig van grooten invloed geweest, want hij heeft nog dienzelfden dag aan de maires meegedeeld, dat hij zijn functien neerlegde. Waar- schijnlijk heeft de mededeeling van De St. Just, dat hij den volgenden dag met de bezetting de stad zou verlaten, om zich naar Den Helder te begeven, den doorslag gegeven. De maire kwam ook onder den indruk van de gewijzigde omstandigheden. Hij ontbood den heer Enschede in den laten avond nog bij zich, om hem te vragen, of hij in de huidige omstandigheden in staat zou zijn het Fransche bewind te doen eerbiedigen en te belet- ten, dat er oranje gedragen werd. Toen deze vraag ontkennend beantwoord werd, verklaarde de maire, dat hij zich dan aan de verdere werkzaamheid en verantwoordelijkheid van het stadsbestuur moest onttrekken, dat hij het aan hem moest overlaten, daarin moest onttrekken, dat hij het aan hem moest overlaten, daarin tot behoud van orde en rust te voorzien. De heer Enschede, die zijn besluit reeds genomen had, aarzelde geen oogenblik en nam ook onder deze omstandigheden de zorg voor de algemeene veilig- heid op zich. Hij verhaalt, dat De St. Just bij dit onderhoud tegenwoordig geweest is. Zijn plannen waren gauw gemaakt. De kapiteins der rustbe- waarders werden tegen den volgenden morgen om vier uur op H AARLEM IN 1813. 367 het stadhuis ontboden. Daar werd hun mededeeling gedaan van den stand van zaken, van het besluit van den maire en van diens uitdrukkelijk verlangen, dat de rustbewaarders in het bestuur zouden voorzien. Toen ze zich daartoe bereid verklaarden, stelde Enschede hun voor, het stadsbestuur voorloopig op te dragen aan cle heeren : dr. J. C. Bernard en H. D. Gildemeester, fungeerende adjuncten, L. Pauw geb. Hoeufft, Jacob Scholting, A. Van Wicke- voort Crommelin, G. A. Vermeulen, D. Hoeufft, dr. J. P. De Wilde, J. P. Teding van Berkhout en D. A. W. Van Tets, alien leden van den municipalen raad, behalve de heer Hoeufft, (lie controleur was van de directe belastingen. De kapiteins verleenden hun goedkeuring aan de voordracht en zoo werden deze heeren opgeroepen, om tegen acht uur op het raadhuis te komen, ten einde in de stedelijke belangen te helpers voorzien. Terwiejl ze hiermee doende waren kwam het bericht, dat de Fransche be- zetting door de Nieuwpoort weggetrokken was, waarop de hoofd- wacht, de hoofdpoorten en de noodige posten door de manschappen van de eerste compagnie bezet werden. De Oranjekokarde werd opgestoken en bij het aanbreken van den dag vernamen de burgers onder welke kleur voor het behoud der orde gezorgd zou worden. Den nen November 's morgens om zeven uur waren de genoo- digden alien aanwezig. Ten overstaan van de hoofdlieden van het korps rustbewaarders deed mr. Johannes Enschede opening van den stand van zaken, van het besluit van den maire, dat hij zich aan de verantwoordelijkheid der regeering onttrekken moest en van den wensch der rustbewaarders, dat zij provisioneel in de regeering zouden voorzien, om zoodoende de noodlottige gevolgen van regeeringloosheid te voorkomen. Allen verklaarden zich be- reid de hun opgedragen tack te aanvaarden zij voegden zich nog Johannes Enschede, den commandant der rustbewaarders, F. Van der Schaft en B. W. Van der Vlugt, beiden leden van den muni- cipalen raad, als medeleden toe, kozen den heer David Hoeufft tot hun voorzitter en Jacob Scholting tot secretaris. Daarna hielden zij zich bezig met het opstellen van de notificatie, waarbij aan zij zich bezig met het opstellen van de notificatie, waarbij aan de burgerij mededeeling gedaan werd van hetgeen voorgevallen was �vermanende de goede burgerij dezer stad voort te gaan in deszelfs loffelijk gedrag, ten einde de openbare rust en veiligheid 368 HAARLEM IN 1813. bij aanhoudendheid bewaard blijve, zooals tot heden op zoo voor- beeldige wijze geschied is, terwijl de goede burgers, die zich wel hebben willen wapenen tot handhaving van rust en orde, verzocht worden bij aanhoudendheid in derzelver loffelijke pogen te blij- ven voortvaren met aanvankelijke dankzegging voor de diensten, die ze reeds bewezen hebben". Verder gingen zij voorloopig niet ; handhaving van orde en rust was immers het eenige doel ; zij waagden het nog niet reeds te breken met het oude en een nieuwe orde van zaken openlijk in te leiden. Toen de commissaris van politie, Bogaardt, die gebleven was, vroeg of hij moest voort- gaan in zijn functie, was men van oordeel, dat nooit te veel gezorgd kon worden voor de rust en de veiligheid; men verzocht hem zijn functie bij provisie te blijven waarnemen onder opper- toezicht van de kamer van politie en van den procureur des Keizers. Zij hadden zich ook niet beschikbaar gesteld, voordat hun het Zij hadden zich ook niet beschikbaar gesteld, voordat hun het besluit van den maire �door hem eigenhandig geteekend" was ge- toond ; het oranje dragen was slechts een concessie aan het yolk. De toestand was nog hachelijk genoeg. Revolutie maken is een gevaarlijk werk ; men weet niet, wat het volgende oogen- blik brengen zal, hoeveel te minder, wat het einde zal zijn. Een ieder, die wat te verliezen had, trachtte zijn verantwoordelijk- heid te dekken. De maire had 's avonds gezegd, dat hij zijn functies heid te dekken. De maire had 's avonds gezegd, dat hij zijn functies staken zou, omdat de bezetting de stad verlaten zou en omdat staken zou, omdat de bezetting de stad verlaten zou en omdat de commandant der rustbewaarders de orde niet zou kunnen handhaven, als hij zou moeten verhinderen, dat er oranje ge- dragen werd. In de nuchterheid van den vroegen morgen vond hij het echter veiliger de verantwoordelijkheid van zich of te schuiven ; in het stuk, dat de provisioneele stads- regeering van hem gevraagd had, schreef hij, dat de onder- prefect hem had meegedeeld, dat hij zijn functies zou neerleggen en dat hij daarop gemeend had, dat ook zijn functies moesten op- houden, wat hij aan de adjunct-maires had meegedeeld. Dit was niet heelemaal in overeenstemming met den werkelijken gang van zaken. De maire en de onder-prefect hadden samen gecon- fereerd ; wel was de onder-prefect Coen het eerst tot de conclusie gekomen, dat hij zijn functies staken moest, maar tegenover den heer Enschede had de maire zijn besluit niet aldus gemotiveerd. De onder-prefect kwam ook op zijn oorspronkelijke houding HAARLEM IN 1813. 369 terug. Hij schreef den volgenden morgen aan De Stuers, dat er een geest van oproer in de stad heerschte, dat algemeen oranje werd gedragen en dat de adelaars afgenomen werden, dat dit gestuit was door het garnizoen en door de gendarmen, maar dat hij, nu de bezetting vertrokken was, niet meer in staat was gezag te doen gelden ; dat hij daarom zijn functies gestaakt had. Dit alles was nog in overeenstemming met de werkelijkheid, maar niet wat hij er bij voegde � dat hij zijn functies slechts gestaakt had, wat betreft �des actes d'autorite", dat hij op zijn post had, wat betreft �des actes d'autorite", dat hij op zijn post zou blijven, om het administratieve deel van zijn ambts- bezigheden te blijven vervullen. Ook aan de maires heeft hij in dezen zin bericht gegeven van den stap, dien hij gedaan had, hen uitnoodigend de maatregelen te nemen, die noodig zouden zijn, om de orde te handhaven. De maire van Haarlem heeft zulk een schrijven nog ontvangen ; maar het provisioneele stadsbestuur was reeds in zijn plaats getreden. Het vervulde de zelfopgelegde taak met wijs beleid. Een troep strangers, die van het korps van De St. Just gedeserteerd waren, werden in de kazerne ge- consigneerd ; de geweren werden hun afgenomen en aan de rustbewaarders gegeven, die eerst nu van behoorlijke wapens voorzien waren. Algemeen werd oranje gedragen, maar niemand werd overlast aangedaan ; de Franschgezinden werden beschermd en de orde werd niet verstoord. In de buitengemeenten waren de maires op hun post gebleven ; zij vervulden onder de veran- derde omstandigheden naar behooren de hun opgedragen taak , zij betoonden zich goed regent. De heer Barnaart begreep, dat hij te kort geschoten was in beleid, wat hem misschien vroeg of laat zou aangerekend worden. De toestand bleef hachelijk, want berichten kwamen in over de terugkomst van de Franschen en niemand wist, waar de prins van Oranje zich beyond, die redding zou moeten brengen. Utrecht had nog altijd Fransche bezetting en bedreigde Amsterdam; Molitor kon terugkeeren en de redoute tusschen de sluizen van Halfweg was nog steeds door eenige strangers bezet ; Haarlem lag nog voor de Franschen open. Niemand wist wat het einde zou zijn. Onder deze omstandigheden stelde Barnaart een stuk op in het Fransch geschreven, alsof hij nog maire was, om enkele bewe- ringen van den onder-prefect recht te zetten, ten einde de stad Gedenkboek. II. 24 370 HAARLEM IN 1813. Haarlem vrij te pleiten van de schuld, die de onder-prefect in den considerans van zijn besluit van den 19e11 op de stad legde en zijn eigen houding te rechtvaardigen. Haarlem was niet in opstand geweest, schreef hij, wel was er oranje gedragen, maar dit had niets te beteekenen en de instelling van een provisioneel stadsbestuur was slechts een maatregel geweest, die ten doel had orde en rust te handhaven ; dit was noodig geweest, omdat er geen bevelen ontvangen werden van den onder-prefect, die ze had moeten geven, maar geen bevelen gaf en verklaarde niet in staat te zijn steun te verleenen ; wanneer de onder-prefect bevolen had, dat alles moest blijven op den ouden voet, dan zou er niets had, dat alles moest blijven op den ouden voet, dan zou er niets veranderd zijn ; zij, die nu de orde bewaren, zouden hem, den maire, geholpen hebben met alle middelen, die ten dienste ston- den ; wat meer zegt het besluit van den onder-prefect had, meer dan sets anders, aanleiding gegeven tot daden van oproer ; Coen dit besluit in de buitengemeenten bekend geworden was, had het daar besluit in de buitengemeenten bekend geworden was, had het daar geleid tot verandering in de administratie, was daar het signaal tot den opstand geweest ; maar, voegde hij er aan toe, bet was niet zijn doel te beschuldigen, hij Wilde alleen maar de stad zui- veren van schuld, wegnemen de blaam, die op haar geworpen was, om erge gevolgen te voorkomen. Barnaart verzond dit stuk nog niet. Het bleef in de stad nog rustig, zoodat men onder het yolk spanning merkte noch verwarring ; de provisioneele stadsbestuurders zorgden er wel voor, dat ze geen daad deden, die onverantwoordelijke gevolgen na zich kon sleepen. De beer Eichholz, die uit Den Haag kwam om de wapens der strangers op te vorderen, klaagde er over, dat men in Haarlem zoo koel bleef en dat de Oranjevlag nog niet van den toren woei. Toen het verzoek van den beer Eichholz den volgenden dag (21 Nov.) in bespreking gebracht werd, was men weinig geneigd daaraan gevolg te geven ; men besloot, dat men in overweging nemen zou of men de vlag bier op den toren plaatsen zou, als men vernomen zou hebben, dat dit reeds in Amsterdam geschied was. De beeren Vermeulen en Van Wickevoort Crommelin waren naar Den Haag geweest, om daar de vergadering van notabelen bij te wonen, maar ze waren zeer ontmoedigd teruggekeerd ; men was tot geen besluit gekomen, want niemand had geweten waar de prins van Oranje zich beyond, noch wat van de Verbondenen HAARLEM IN 1813. 371 te wachten was. Men vond het op grond hiervan niet geraden van houding te veranderen, een stag verder te gaan, maar even- min kwam men onder den indruk van tegenovergestelde ver- wachtingen. Toen de gewezen maire Barnaart met zijn stuk persoonlijk tot den raad kwam, verzoekende, dat de raad hem zou willen helpen in het nemen van maatregelen, noodig om de valsche besehuldiging op de stad gelegd te doen ophouden, nam de raad het geval vrij koel op. Men besloot de zaak te houden in deliberatie en inmiddels den heer Enschede te verzoeken, om een proces-verbaal te formeeren van het gebeurde, betrekkelijk het gedelibereerde van den onder-prefect en den maire, aan- gaande het staken van hun functies. Aan den anderen kant weigerde men den onder-prefect behulpzaam te zijn bij het ver- zenden van het geld uit de kas van den arrondissements-ontvan- ger ; het meeste geld was reeds gelicht, maar nog moest een bedrag van 13.000 fres. aan De St. Just toegezonden worden. Men wilde geen geleide daartoe geven, zoodat dit bedrag voor het arrondissement behouden bleef ; de ontstemming over de luttele 123 fres., die men nog in de kas van den gemeente-ontvanger gevonden had, was te groot. De onder-prefect bleef niettemin zeer actief; hij correspondeerde druk met de maires van zijn arrondissement, om de verderfelijke gevolgen af te wenden, die de tegenwoordige omstandigheden zouden kunnen brengen ; hij drukte hun op het hart, dat ze toch hun best moesten doen, om hun geadministreerden aan hun plicht te houden; reeds werden troepen samengebracht in het kamp van Utrecht. De provisioneele stadsregeerders kwamen nu ook onder den indruk ; ze besloten werk te maken van de missive, die ze den vorigen dag van den gewezen maire ontvangen hadden, maar alvorens te antwoorden vaardigden ze de heeren Scholting, Crommelin en Enschede af, om met den onder-prefect in een vriendelijke bespreking te treden, ten einde de ophelderin- gen te verkrijgen, die ze noodig zouden oordeelen. 's Avonds zou er weer vergaderd worden, om deze zaak tot een goed einde te brengen. De genoemde heeren vonden den onder-prefect bereid de verlangde ophelderingen te geven, zoodat ze in staat waren een door hen geformeerd concept-antwoord aan den raad voor te leggen. Dit antwoord werd goedgekeurd en de secretaris kreeg 372 HAARLEM IN 1813. last het nog denzelfden dag te expedieeren. De zaak werd in der minne geschikt en het schrijven van den heer Barnaart werd, alsof hij nog in functie was, opgenomen in het copieboek van de brieven van den maire, nu van het provisioneel bestuur. In deze zelfde vergadering deelde de voorzitter mee, dat de heer Eichholz zich bij hem vervoegd had uit naam van den graaf Van Limburg Stirum, zich noemende provisioneel gouverneur van Den Haag, in naam van den Prins van Oranje-Nassau vor- derende, dat het provisioneel bestuur van Haarlem zich niet schikken zou naar de maatregelen, die te Amsterdam door het provisioneel bestuur genomen werden, maar dat men zich ver- eenigen zou met het Algemeei Bestuur, dat den 21er1 November in Den Haag geconstitueerd was en dat men dadelijk de vlag op den toren zou plaatsen. Men ging op dit verzoek echter niet in. Men maakte zich er of door mee te deelen, dat men geen legale kennis droeg van het bestaan van een Algemeen Bestuur, dat men zich hier niet regelde naar eenig ander bestuur en dat men alleen werkzaam was, om orde en rust te handhaven. en dat men alleen werkzaam was, om orde en rust te handhaven. Men had nog geen beslissing genomen, men wilde nog de ge- legenheid openhouden, om weer zonder gevaar tot de oude orde van zaken te kunnen terugkeeren. De onder-prefect was hiervan zoo overtuigd, dat hij tegenover De Stuers de verantwoordelijkheid op overtuigd, dat hij tegenover De Stuers de verantwoordelijkheid op zich nam van al wat er gebeurd was, wat meer zegt, hij kende zich nam van al wat er gebeurd was, wat meer zegt, hij kende zichzelf nog eens de eer toe, deze maatregelen genomen te hebben. Hij schreef, dat de maatregelen, die hij gemeend had te moeten Hij schreef, dat de maatregelen, die hij gemeend had te moeten nemen, dit gunstige resultaat gehad hadden, dat geen enkele oproerige beweging had plaats gevonden. Nog achtte men zich ondergeschikt aan den onder-prefect. Toen den volgenden dag (23 November) de circulaire in behandeling genomen werd, waarin hij vroeg op de hoogte gehouden te wor- den van hetgeen in de stad mocht voorvallen, besloot men in vriendelijke termen te antwoorden, dat de raad bereid was om, zoo er jets buitengewoons mocht voorvallen, hem daarmee in kennis te stellen. De verhouding was over en weer zoo hartelijk mogelijk. Dit bleek ten overvloede, Coen het antwoord inkwam op het schrijven van den vorigen dag, welk antwoord zoo was inge- richt, dat de blaam werd weggenomen, die scheen gelegd te worden op de ingezetenen dezer stad door de motiveering, voor- HAARLEM IN 1813. 373 afgaande aan het besluit van den 19en November. Geheel anders was de houding tegenover het Algemeen Bestuur, waarvan het nog altijd heette, dat het op den 21en dezer geconstitueerd �zou" zijn. De luitenant Schrikkel, die den schriftelijken last over- zijn. De luitenant Schrikkel, die den schriftelijken last over- bracht, de veertig geweren en verdere wapenrustingen van het gewezen regiment strangers af te staan, kreeg zijn stukken terug met het schriftelijke antwoord er bij, dat men niet in staat was de geweren af te geven, omdat de burgers anders de orde en de rust niet zouden kunnen handhaven. Men was nog bang partij te kiezen ; de Fransche bezetting in Den Helder had een strooptocht ondernomen naar Alkmaar; generaal Molitor stond nog met een aanzienlijke macht in Utrecht en men wist niets van de Bondgenooten ; men durfde niets tegen de Fransche regee- ring ondernernen. De onder-prefect, die nog altijd op zijn post bleef, kon aan De Stuers schrijven, dat alles bij het oude bleef, dat de rust niet verstoord werd. dat de rust niet verstoord werd. Maar nu zou het spoedig anders worden. De onder-prefect was reeds twee dagen zonder antwoord van De Stuers en in den vroegen morgen van den 24en kreeg men bericht, dat de Kozakken Amsterdam waren binnengetrokken ; ook kwam in de ochtend- bijeenkomst van den raad het bericht, dat de redoute van Halfweg gecapituleerd had, dat de bezetting den volgenden Zondag zou aftrekken. Toen werd op dringend verzoek van de gewapende burgers besloten de Oranjevlag op de torens te plaatsen, omdat het bericht was ingekomen, dat deze vlag niet alleen omdat het bericht was ingekomen, dat deze vlag niet alleen reeds op de torens van alle naburige steden en dorpen geheschen was, rnaar ook op de torens van Amsterdam. Tegelijkertijd werd besloten de proclamatie van Van Hogendorp en Van der Duyn van Maasdam van het raadhuis af te kondigen. Ook werd besloten maatregelen te nemen ten einde de betaling van de lands- en stadsbelastingen te verzekeren, omdat in deze proclamatie de hoogste macht in ieder arrondissement of stall daarvoor verant- woordelijk gesteld werd. De heeren Scholting, Crommelin en Teding van Berkhout werden afgevaardigd naar den onder-prefect, om te vernemen, of hij de zorg voor de landsbelasting op zich wilde nemen. Toen ze in de avondzitting verslag deden van hun tending, bleek het, dat Van Vredenburch bezwaar ge- rnaakt had zich te belasten met eenige zorg voor of toezicht over 374 HAARLEM IN 1813. het heffen van welke belasting ook, waarop het stadsbestuur die zorg op zich nam, zoowel van de lands- als van de stedelijke be- lastingen. De algemeene vreugde werd echter zeer getemperd lastingen. De algemeene vreugde werd echter zeer getemperd door berichten van hernieuwd optreden der Franschen. Woerden, dat door mannen van de Haagsche burgermacht bezet was, was hernomen en geplunderd. Men vreesde herstel van de Fran- sche heerschappij en de heer Enschede verhaalt, dat de leden van den raad nog besloten zich te verzekeren van een stuk, waarin geschreven stond, dat ze zich eerst na het besluit van den maire, om zich aan de verantwoordelijkheid van het stadsbestuur te onttrekken, in het belang van de openbare orde met het bewind belast hadden. De onder-prefect zal zich gelukkig geprezen hebben, dat hij op het verzoek van de deputatie uit geprezen hebben, dat hij op het verzoek van de deputatie uit den raad niet was ingegaan. Stellig om den raad te sparen heeft hij De Stuers van het uitsteken der vlag en het afkondigen van de proclamatie niet op de hoogte gebracht. Weer was de stemming gedrukt. Een boodschapper, die uit- gezonden was, om berichten in te winnen omtrent de Verbondenen, kwam den 25en terug met het allesbehalve geruststellende be- richt, dat hij niet verder dan Amersfoort gekomen was, waar de Fransche troepen de Russen nog tegenhielden. De Kozakken, die te Amsterdam aangekomen waren, moesten dus tusschen Naarden en Utrecht doorgeslopen zijn ; hun hulp zou, als de nood aan den man kwam, niet veel te beteekenen hebben. Ook van den Rijnkant kwamen weinig bemoedigende berichten. Twee leden van het Leidsche stadsbestuur kwamen om wat Kozakken mee te nemen, ten einde de gemoederen, die ook daar zeer gedrukt waren, wat op te beuren ; ze moesten echter onver- richterzake terugkeeren. De stemming werd er niet beter op. Men vreesde, dat de Fransche bezetting uit Den Helder komen zou, om de stad te plunderen en de president van den provisioneelen raad stelde de vraag, of men wel in staat zou zijn weerstand te bieden. Toch besloot men zich te verdedigen en weerstand te bieden. Toch besloot men zich te verdedigen en het nemen van de noodige maatregelen werd opgedragen aan den chef van het korps ter bewaring der openbare rust. Eindelijk was men zoover, dat men zich ook met de wapens in de hand was men zoover, dat men zich ook met de wapens in de hand zou durven verzetten. Enschede begeerde ni et tinders, want het was zijn belang zich tot het uiterste te verdedigen : zijn hoofd HAARLEM IN 1813. 375 stond op het spel. Hij weigerde de wapens of te geven aan den heer Eichholz, die weer kwam om de wapens van de deserteurs van het korps strangers in ontvangst te nemen , hij stelde hem voor, zich samen naar Beverwijk te begeven ten einde de wapens, die men daar in ontvangst genomen had, in handen te krijgen, maar de heer Stumphius, die er bevel voerde, wei- gerde ook en Enschede maakte van de gelegenheid gebruik, om met hem regelingen te treffen voor het geval de Franschen uit Den Helder mochten aanrukk en. Men zou zich verdedigen, al schreef de onder-prefect, stellig om de burgerij te sparen, dat hier nog niets gebeurd was. Den volgenden dag duurde dezelfde onzekerheid nog voort. Woerden werd nog door de Franschen bezet gehouden en men sprak er van, dat Molitor zich opmaakte om Amsterdam te her- nemen. Men wist daar, dat hem dit niet moeilijk zou vallen , wel was er geestdrift, maar niets was voorbereid, de verdediging was nog niet georganiseerd , twee Haarlemmers waren gegaan om de behulpzame hand te bieden, maar ze waren onverrichterzake terug- gekeerd, omdat de noodige leiding er ontbrak. De onzekerheid sloeg over tot diepe bezorgdheid over het lot van stad en land. Het provisioneele stadsbestuur gaf uitdrukking aan dit gevoelen, toen het een schrijven zond aan de leeraren der verschillende gods- dienstige genootschappen, om een bededag te bevelen : men moest zijne Goddelijke Majesteit smeeken, dat Hij moed, wijsheid en standvastigheid schenken zou aan alien, die tot eenig bestuur in het vaderland geroepen mochten worden. Dezen zelfden dag schreef de onder-prefect, dat het algemeene voorbeeld gevolgd was en dat men ook in Haarlem de nationale vlag, de Oranjevlag, op den toren geplant had. Het kon niet langer verborgen blijven, want het was te duidelijk, dat men zich partij gesteld had , hij moest ook op eigen verantwoordelijkheid bedacht zijn. Misschien droeg hij, toen hij dit schreef, ook reeds kennis van nieuwe bemoedigende tijdingen, die op den avond van dezen dag binnen kwamen. Von Billow zou Doesburg en Zutfen geno- men hebben, hij zou gereed staan den IJssel over te trekken. Den volgenden morgen, den 27e11 November kwamen uit den naasten omtrek nog weer ongunstige geruchten omtrent den toe- stand in Amsterdam; de poorten bleven zorgvuldig gesloten en men 376 HAARLEM IN 1813. sprak van een poging om een tegenomwenteling te verwekken ; elk oogenblik konden de troepen van Molitor voor de stad ver- schijnen. Men hoorde niets meer uit Den Haag ; zelfs de meest Oranjegezinden gaven den moed op ; ze beschouwden de goede zaak als hopeloos en den beer Enschede als een verloren man. Maar den 28e1 November kwamen opeens de meest bemoedigende tijdingen ; de bezetting van Halfweg was afgetrokken, Woerden was ontruimd en Molitor, die Utrecht verlaten had, stond reeds ten zuiden van de groote rivieren ; de prins van Oranje zou over- komen uit Engeland, om in persoon zijn vaderland hulp te bieden. Alle gevaar was geweken; de rustbewaarders werden ontslagen de heer Enschede keerde tot het gewone leven terug ; Van 'nets, een der kapiteins van de nationale garde, werd comman- dant van de stad. De onder-prefect bleef echter nog op zijn post. Hij schreef aan De Stuers, dat hij door de stagnatie in zijn betrekkingen met de gemeentebesturen niet in staat was mede- deelingen te doen ; ook had hij al sedert drie dagen geen berichten ontvangen uit het hoofdkwartier, zoodat hij niet wilt of De Stuers ontvangen uit het hoofdkwartier, zoodat hij niet wilt of De Stuers nog in Utrecht was. Eerst den laatsten November, toen hij vijf dagen lang zonder bericht geweest was, toen de Russen zijn arron- dissement reeds binnengetrokken waren, gaf hij het op. Eerst toen durfde hij zijn functies als geeindigd beschouwen. Den ten December kwam het bericht, dat de prins van Oranje den volgenden dag de stad zou passeeren, om zich naar Amster- dam te begeven. De stedelijke overheid besloot hem een feeste- lijke ontvangst te bereiden. De regeering zou hem opwachten aan het raadhuis en het dagelijksch bestuur aan de grens der gemeente. Eerebogen werden opgericht en de rustbewaarders te paard haalden hem in van Bennebroek. De heer Enschede voegde zich bij hen, om den man te vergezellen, van wien men uitkomst verwachtte, en den stoet te volgen. Kort voor de aankomst van den Prins waren de commissa- rissen Kemper en Fannius Scholten afgestapt aan het stadhuis en van hen vernam men, dat de invloedrijkste leiders in den Haag besloten hadden, niet den ouden republikeinschen regee- ringsvorm te herstellen, maar den Prins namens het Nederland- sche yolk het Souvereine gezag op te dragen. HAARLEM IN 1813. 377 Dit bericht viel in goede aarde, ook bij de vroegere Patriotten. Men had niet te vergeefs achttien jaren lang onder vreemde heerschappij gezucht en de Vorst gaf in zijn proclamatie blijk van zijn oprechte begeerte, om al het geledene te vergeten. Hij wilde, dat alien, die daartoe bevoegd en bekwaarn waren, zonder terug te zien, de handen ineen zouden slaan, om het vaderland uit zijn vernedering op te heffen. De proclamatie had ook gewild, dat alle ambtenaren op hun post zouden blijven, maar Van Vredenburch had aan dezen eisch geen gehoor gegeven. Eerst den lien December ging hij infor- meeren, wat er omtrent hem beschikt was. Dit bezorgde hem een onaangename terechtwijzing, maar hij betoonde zich zeer ijverig in zijn gecontinueerde betrekking. Zijn aanblijven is echter van korten duur geweest. Mr. G. A. Vermeulen volgde hem den van korten duur geweest. Mr. G. A. Vermeulen volgde hem den 27en December als commissaris van het arrondissement Haarlem op. De provisioneele stadsbestuurders werden den 18en December 1815 ontslagen. Burgemeesteren en raden traden in hun plaats. De Zaanlanden DOOR G. J. HONIG. Tot de Zaanlanden rekende men oudtijds den banne van Westzaanden, gevormd door de dorpen Westzaan, West-Zaandam, De Koog, Zaandijk en Wormerveer met West-Knollendam, en den banne van Oostzaanden, waartoe behoorde Oostzaan en Oost-Zaandam en verder nog aan den westoever der Zaan de dorpen Krommenie en Assendelft en aan den oostoever Wormer (met Oost-Knollendam) en Jisp. In deze oude verdeeling heeft Napoleon zeer sterk ingegrepen, toen hij in 1811 de beide dorpen Oost- en West-Zaandam tot toen hij in 1811 de beide dorpen Oost- en West-Zaandam tot een stad, Zaandam, vereenigde. Deze beide dorpen werden wel dikwijls in an adem genoemd, en hadden wel verschillende zaken en instellingen gemeen, maar waren toch steeds in het burgerlijke gescheiden geweest. De vroegere bansbesturen waren echter reeds niet meer zoo intact gebleven als vroeger, een echter reeds niet meer zoo intact gebleven als vroeger, een gevolg van de nieuwere denkbeelden na 1795. Het was dan oak langzamerhand een onhoudbare toestand geworden ; bijv. in de regeering van den banne of ambachtsheerlijkheid West- zaanden, waarin het dorp Westzaan evenveel te zeggen had als alle andere dorpen tezamen, hoewel deze langzamerhand het moederdorp in zielenaantal en belangrijkheid verre over- troffen. Het aantal zielen werd gerekend te zijn : DE ZAANLANDEN. 379 in 1807. Dec. 1811. 1815. West-Zaandam 5179 4690 8376 Oost-Zaandam 4600 4660 Koog a/d. Zaan 1740 1747 1647 Zaandijk 1521 1496 1615 Wormerveer 2084 2006 1871 Krommenie 1920 1809 Westzaan 2250 2134 Assendelft 2186 1946 Oostzaan 1000 965 921 Wormer 1374 1092 1120 Jisp 590 997 953 De getallen van 1807 en 1815 zijn ontleend aan statistieken voor het armwezen (prov. archief Haarlem), die van 1811 heb ik ge- vonden in een aanteekening van den adjunct-maire van Zaandijk Jan Van Vleuten. Verschillen in de cijfers van Wormer en Jisp kunnen ook ontstaan zijn door het al of niet meetellen van buurten als Enge-Wormer en Schalsmeer e. d. In 1813 was de bevolking van West-Zaandam, Koog, Zaandijk en Wormerveer tezamen 9907, van Oost-Zaandam, Oostzaan, Wormer en Jisp 7401 en van Westzaan en Assendelft 4155 (Papieren conscriptie). Al de genoemde plaatsen in de Zaanlanden hadden sedert onheugelijke jaren hun bestaan en welvaart gevonden in den koophandel, de zeevaart en in de nijverheid. Evenals elders was het echter hiermede in den Franschen tijd ellendig gesteld. Wel deed de Keizer pogingen de nijverheid te bevorderen. Aan de maires werd opgedragen naar allerlei neringen en bedrijven onderzoek te doen en rapporten samen te stellen. 1k heb voor mij liggen een rapport van den maire van West-Zaandam, H. C. GObel, dd. 12 October 1811, dus nog van voor de verheffing tot stad, waarin over den vroegeren en toenmaligen toestand van de fabrieken, trafieken en verdere bedrijven te West-Zaandam be- langrijke gegevens worden medegedeeld, alsmede rniddelen ter herleving worden ten berde gebracht. Over de vroeger zoo talrijke en beroemde scheepswerven wordt opgemerkt, dat een 25-tal jaren geleden er nog een 10- a 12-tal werden aangetroffen, die 200 A 250 huisgezinnen brood ver- schaften, maar dat deze voorname tak van plaatselijke welvaart 380 DE ZAANLANDEN. thans verloren was gegaan. In 1803 had men voor het laatst een schip op stapel gezet en dit was tot heden onafgewerkt ge- bleven ! Een algemeene vrede zou herleving kunnen brengen de Voorzaan zou moeten uitgediept worden aan Z. M. werd verzocht belast te mogen worden met den bouw van lichte fregatten en kleinere oorlogsvaartuigen. Er bestonden in West-Zaandam nog een 14-tal oliemolens, waarvan de waarde geschat werd op 2000 a 5000 gid., terwiji die vroeger was 8 a 12000 per molen. Het vak was niet loonend meer, het was moeilijk aan zaad te komen en vrije invoer uit Frankrijk, Brabant en Vlaanderen werd gewenscht 1). Ter plaatse stonden nog 2 groote witpapiermolens, vroeger een welvarend bedrijf, die ieder een 100-tal menschen arbeid ver- schaften, maar zij waren thans nagenoeg zonder vertier. Het waren de fabrieken van den bekenden Adriaan Rogge een man, die in de dagen der Patriotten zich als een ijverig voorstander der nieuwere denkbeelden had doen kennen, en ook op het ge- bied van waterbouwkunde en aanverwante vakken naam had. Hij was toen reeds een bejaard man en had geen opvolger voor zijn zaak. Dit zullen ook wel oorzaken zijn geweest van het totaal verval van zijn papierfirma, daar het toch bekend is, dat de andere Zaansche witpapierfabrikanten, hoewel hun de buiten- landsche omzet zoo goed als geheel ontnomen was, zooals Kool, Van der Ley, Honig, Breet, Blaauw, e. a. hun bedrijf hebben weten staande te houden en enkelen zelfs met eenig succes schijnen gewerkt te hebben 2). I) Vele molens stonden stil ; te West-Zaandam waren daardoor 150 men- schen zonder verdienste. De maire van Jisp geeft dd. 28 Aug. 1813 in zake aanvulling der nat. garde aan den onder-prefect inlichting omtrent een ingezetene, Cornelis Boom, fabrikant met twee oliemolens, waarvan de eene reeds een groot jaar werke- loos is geweest en de drie knechts een weekgeld van hem ontvangen ; de andere wordt wel gaande gehouden, dock de laatste jaren tot merkelijk nadeel van den bezitter, die dus in plaats van inkomen te hebben zijn hoofd- som moet inteeren, op gunstiger tijden hopende, zijnde de fabrieken onver- koopbaar. 2) Bij een vraag naar bijzonderheden omtrent Pieter Beering te Krommenie in verband met het in aanmerking komen als plaatsvervangend vrederechter bericht de maire aan den onder-prefect, dat hij directeur van een papierfabrie DE ZAANLANDEN. 381 De houthand el met de houtzagerijen, eertijds een voorname tak van nijverheid en welvaart te Zaandam, leed mede ten zeerste door de tijdsomstandigheden. Er stonden te West-Zaandam nog 66 houtzaagmolens, maar sedert de laatste jaren waren er wel 100 gesloopt of naar elders vervoerd. Thans stonden vele stil bij gebrek aan balkenaanvoer uit Noorwegen en de Oostzee. Wanneer het Z. M. behaagde een vrij vervoer van balken langs den Rijn, uit Saksen en de landen aan den Moezel toe te staan, zou deze bestaanstak zeer zeker verlevendigd kunnen worden, evenals door een vrij vervoer van het bout langs de verschillende steden. Ook was een groot nadeel het Russisch tractaat met bepaling, dat daar slechts planken van 12 voet mochten inge- voerd worden ; men wenschte invoer van planken van 14 A 30 voeren. Wat betreft de pelmolens, in vroegeren tijd met de uitgebreide scheepvaart mede een zeer florissant bedrijf, leest men in het rapport, dat er in de geheele Zaanstreek minstens 48 van deze molens waren, waarvan er 4 te West-Zaandam stonden, en dat het yak in vergelijking met zoo vele andere neringen nog vrij loonend was. Verbetering zou nog kunnen geven, wanneer de leveringen voor de marine of de armee in deze plaats of nabuur- schap konden plaats hebben. Wat verder wordt gezegd over de koornmolens, tabak- en snuif- molens, mosterd- en schelpzandmolens is mede zeer ongunstig, evenals over de eenig overgebleven lijnbaan en traankokerij. Geen wonder daar de koopvaardij en de walvischvangst sedert jaren niet meer konden uitgeoefend worden. Ten slotte wordt door maire Gael in zijn belangrijk rapport de aandacht ge- vestigd op de positie van het IJ, welk water door de regeering beschouwd wordt als een deel van de Zuiderzee, hetwelk voor de schepen, die van Amsterdam naar de Zaan en andere Noord- hollandsche plaatsen voeren of omgekeerd, een groot ongemak was, die echter opgehouden had te fabriceeren wegens den tegenwoordigen stilstand in den handel. Zijn molen fabriceerde de pakpapieren. Ook de grauw- papiermolens der firma C. A. & G. Honigh te Zaandijk stonden zoo goed als stil met overvolle magazijnen. De eigenaar C. A. Honigh pleegde den 'then Februari 1 81 3 zelfmoord. 382 DE ZAANLANDEN. teweeg bracht ten opzichte van den toevoer, zoodat hij het wen- schelijk acht dat het IJ beschouwd werd als rivier. Die ongunstige tijd voor eenige takken van handel en nijver- heid dagteekende niet van Napoleon's heerschappij, maar reeds van vele jaren her ; bij gezet onderzoek zou men reeds de begin- selen bij den laatsten Engelschen oorlog, misschien reeds eenige jaren eerder, kunnen terugvinden ; maar zeker is het, dat de slechte tijden na 1795 onrustbarend zijn geworden. Over den toestand in dit jaar schrijft een burgerman van Zaandam in zijn dagregister �dit jaar is wonderlijk en werkeloos doorgebracht, de straten krielden dagelijks van bedelaars, niet alleen van de de straten krielden dagelijks van bedelaars, niet alleen van de zeekant en andere plaatsen, maar zelfs van de Zaankant, 't geen bier ongewoon was. Men placht altijd te zeggen, die aan de Zaan werken wil en onverschillig wat, kan altijd wat verdienen maar nu was voor velen niet te verdienen al wilden zij nog zoo graag". En in de correspondentie van Niebuhr, die in 1808 verschillende plaatsen van ons land bezocht, wordt gelezen, dat hem in Zaandam vooral het verval meer trof dale elders. De meeste molens staan stil, voor de zaagmolens heeft men geen bout, voor de papiermolens geen grondstof. De arbeiders en hun kinderen loopen in lompen gekleed, 't gebrek spreekt uit hun trekkers. Toch schijnt het aantal behoeftigen te Zaandam niet zoo groot te zijn geweest als men dit vergelijkt met de cijfers in andere plaatsen, bijv. Leiden. Het aantal, dat door de te Zaandam in 1813 op te richten Maatschappij van weldadigheid moest worden ondersteund, bedroeg 1600 personen op een bevolking van om- trent 9000 zielen. Men kan nagaan dat de financieele toestand van den koop- mansstand ook niet rooskleurig was geworden ; de Zaanlanders Loch hadden hun vermogens grootendeels belegd in hunne ondernemingen van handel en nijverheid. Revenuers uit effecten en landerijen bedroegen geen groote sommen. De maire van Zaandam heeft op last van het keizerlijk bewind een lijst op- gemaakt van 100 der meest welgestelde inwoners (w. o. enkele van Koog a/d Zaan); hun jaarlijksche interesten varieeren van 800 tot 4000 francs (3 Juli 1813). Ook de financien der plaatselijke besturen waren ongunstig. DE ZAANLANDEN. 383 Vooral was dit het geval met den voormaligen banne van West- zaanden, die bijv. in 1810 een schuldenlast had van f 103.206.90 met een actief van slechts f 5037.75. met een actief van slechts f 5037.75. Het was voorzeker in Bien tijd niet aangenaam te behooren tot de magistraatspersonen, maar eenmaal in een dergelijken post benoemd, was het moeilijk er voor te bedanken. Aan het hoofd der Zaanlandsche gemeenten stonden in het jaar 1813 de volgende personen : Het bestuur van de stad Zaandam werd gevormd door Hendrik Christiaan GObel, lid van het Legioen van eer, maire, Dirk Dekker, Pieter Noomen Meindertsz. en Pieter De Vries, adjunct-maires, benevens 30 leden van den municipalen raad. De besturen van de Zaansche dorpen waren: De Koog : Evert Smit, maire, Pieter Dekker, adjunct, met 9 municipale raden. Zaandijk : Jan Koning, maire, Jan Van Vleuten, adjunct, met 9 municipale raden. Wormerveer : Cornelis Prins, maire, Pieter Smidt Van Gelder, adjunct, met 9 municipale raden. Westzaan : Simon Simonides Jongewaard, maire, Teunis Slagter, adjunct, met 8 municipale raden. Krommenie : Jacobus Alberti, maire, Klaas Hekelaar, adjunct, met 6 municipale raden. Assendelft : Willem Smit, maire, Willem Waagmeester, adjunct, met 7 municipale raden. Oostzaan : Cornelis Avis, maire, Pieter Brat, adjunct, met 6 municipale raden. Wormer : Francois De Bas, maire, Maarten Roos, adjunct. Jisp : Cornelis Van Maenen, maire, W. J. Couwenhoven, adjunct, met 8 municipale raden. Een bezetting van militairen werd in de Zaanstreek niet aan- getroffen. Het gemis werd door den maire van Zaandam wel gevoeld, Coen hem in de maand April bleek, dat er een oproerige geest in de stad begon te heerschen. geest in de stad begon te heerschen. Maire Gael had midden April een missive gezonden aan den onder-prefect te Haarlem, Van Vredenburch, waarin hij zijn ongerustheid kenbaar maakte, hoewel volgens het oordeel van den onder-prefect �Pesprit public" alle kenmerken van kalmte 384 DE ZAANLANDEN. en rust droeg, zoowel te Zaandam als in alle andere gemeenten van zijn arrondissement. Gael had dan geschreven, dat de een of andere onvoorziene gebeurtenis ongeregeldheden zou kunnen veroorzaken onder de mindere klasse der bevolking. Armoede en gebrek zijn tot een hoogtepunt gekomen, het stilstaan der fabric- ken en van den handel brengt een menigte werkloozen voort. Reeds eenige weken geleden had hij blootgestaan aan de bedreigingen van zeevolk, dat door Zaandam moest trekken en dat hij verblijf in de stad had ontzegd 1). Wanneer zoodanig tumult zich thins zou herhalen, was bescherming noodzakelijk, en, er waren geen troepen in de stad, geen nationale garde, slechts een enkele gendarme. Gael vroeg toen autorisatie, op zijn verantwoording een honderdtal mannen uit de burgerij, op wie hij zou kunnen rekenen, te mogen wapenen. Ook de onder-prefect oordeelde met bet oog op het groot aantal fabrieken meerdere voorzorgen wel noodzakelijk ; hij onderschreef de ongerustheid van Gael, maar ontraadde het plan van de burger- wacht en stelde voor een garnizoen van een vijftig manschappen. Naar aanleiding van dit rapport van den onder-prefect dd. 16 April aan den prefect De Celles, vroeg deze de meening van den directeur-generaal der politie, die evenwel den 19en April antwoordde, dat hij van den commissaris van politic te Zaandam niets over eenige onrust aldaar had vernomen, maar dat hij dezen geschreven had alle noodige geheime inlichtingen in te winnen. Intusschen beantwoordde graaf De Celles onmiddellijk de missive van den onder-prefect. Daar maire Gael zeer vaag is geweest met zijn berichten over de heerschende ontevredenheid en hij slechts een feit noemt, nl. het doortrekken van matrozen, eenige weken geleden, zoo ziet de prefect de zaak nog niet ernstig in. Hij heeft echter maire Gael geschreven, dat deze ongelijk heeft gehad over dat tumult te zwijgen, maar dat dit geval niet urgent genoeg 1) Misschien is dit hetzelfde waarop Devilliers, directeur-generaal der politie, doelt in zijn rapport dd. 49 Febr. aan het ministerie van politie te Parijs. �A Amersfoort et a Zaandam it y a eu des recalcitrans parmi les enroles volontaires". DE ZAANLANDEN. 385 is, autorisatie te geven tot het vormen van een burgerwacht van 100 man, noch tot het zenden van een compagnie militairen ; de organisatie van de nationale garde is evenwel nabij, en deze zal den maire gelegenheid geven een goede keuze uit de burgerij te doen den maire gelegenheid geven een goede keuze uit de burgerij te doen en daardoor de handhaving van de publieke orde te verzekeren. en daardoor de handhaving van de publieke orde te verzekeren. Het eenige daadwerkelijke wat de prefect gelastte was een aanschrijving aan den commandant van de gendarmerie om de brigade te Zaandam te versterken en een actieven bewakings- dienst uit te oefenen, terwijl de onder-prefect zelve uitgenoodigd werd zich tusschen 20 en 25 April naar Zaandam te begeven om nauwkeurige inlichtingen in te winner'. Het wil mij voorkomen dat maire Gael wel degelijk iets heeft geweten van hetgeen er broeide onder de bevolking van Zaandam, maar dat hij, een niet gewenschte militaire bezetting willende voorkomen, het matrozentumult heeft aangevoerd, tot het kunnen verwezenlijken van zijn plan eener eigen burgerwacht. De geest van verzet, die zich hier en daar begon te uiten, was tegen de samenstelling der nationale garde. Den 18e11 en 19en April waren alom in de Zaanlandsche gemeenten bevel- schriften aangeplakt, waarbij alle mannen tusschen 20 en 40 jaren oud werden opgeroepen, om zich voor de lichting te doen inschrijven. Uit deze opgeschrevenen zou een deel door loting aangewezen worden als een soort schutterij, waarvan een deel in actieven dienst kwam, dat bijv. naar de kustplaatsen kon gezonden worden ter wering van mogelijke invallen der Engelschen. De ingezetenen vreesden echter dat ook een opzenden naar de groote legers het gevolg kon zijn. De inschrijvingen zouden op 20 April en volgende dagen plaats vinden. Openlijk werden van de zijde van den arbeidersstand, niet gewoon te zwijgen, wanneer de verontwaardiging ten top is gevoerd, tegen dit keizerlijk decreet dreigende woorden vernomen. In de meeste dorpen liep echter de inschrijving ordelijk of ; te Koog, waar men den 20en zitting had, was de opkomst traag, zoodat men den volgenden dag moest vervolgen. Deze dag, de 21e, werd in de Zaanstreek met eenigen angst tegemoet gezien, want dan moest de inschrijving te Zaandam plaats hebben. Het was niet onbekend gebleven, dat er samenscholingen hadden plaats gehad, en oproerige gesprekken waren vernomen. Gedenkhoek. 25 386 DE ZAANLANDEN. In den nacht van 20 op 21 April werden te Zaandam hier en daar op de meest in het oog vallende plaatsen papieren aan- geplakt gevonden van dezen dreigenden inhoud : �Alle ingezetenen van de stad Zaandam, worden verzocht en zelfs gewaarschuwd zich niet te laten inschrijven op de lijst van de nationale garde ; hetzij rijk of arm, met of zonder lichaams- de nationale garde ; hetzij rijk of arm, met of zonder lichaams- gebreken, of geemployeerden, zonder onderscheid of al die geene die hen doen inschrijven, kan verzekerd zijn dat hij vermoord zal worden of ten minsten den dood zal moeten ondergaan, en aan alle gevaren van plundering blootgesteld zijn, en zullen vervolgd worden. Wij Hollanders hebben zooveel opgeofferd om de Franschen hier te verkrijgen, laten wij nu zooveel opofferen om hen te verdrijven !" Uit dit manifest blijkt voldoende dat de beweging was voor- bereid en dat er mannen waren, die de leiding van hetgeen nu noodzakelijk volgen moest, op zich wilden nemen. In den vroegen morgen was reeds een groote menigte, zoowel mannen als vrouwen, op de been, die oproerige kreten uitten, en vooral samenschoolden bij de Hervormde kerk aan de Oost- zijde, waar de inschrijving zou plaats hebben. Bezuiden deze kerk stond het voormalig raadhuis van Oost-Zaandam, dat toen tot bureau van den maire diende, en waar de sleutels van de kerk bewaard werden. Omstreeks 8 uur begaf de commissaris van politie J. De Quack, van twee dienaars vergezeld, zich op weg om den maire toegang tot het raadhuis to bezorgen. Hij deed de aangeplakte manifesten onderwiji wegnemen en kwam ongehinderd tot aan de mairie. Hier beyond hij dat het sleutelgat van de deur met klei was dichtgemaakt ; op zijn bevel werd de van de deur met klei was dichtgemaakt ; op zijn bevel werd de deur door zijn dienaars na eenige moeite geopend. Dit was het sein tot den opstand ; tegelijk met hen drong een groot aantal personen in het gebouw en maakte men zich meester van de sleutels der kerk. Commissaris De Quack raadde het oogmerk : men wilde nl. de alarmklok luiden. Hij sprak de menigte toe, wilde de oproerigen tot bedaren brengen, maar to vergeefs, en toen eenige rappe handen naar de touwen grepen, hield ook hij het touw vast, een laatste poging wagende, het overhalen van de klok to beletten. Onder het gejuich der menigte werd hij een paar voet mede in de hoogte opgetrokken. DE Z A ANL A NDEN. 387 De metalen klank vermeldde in de stad wat geschied was, en bracht uit alle deelen van de plaats meer en meer personen naar den omtrek van den Dam ; bier en daar werd de straat opgebroken. De maire en de commissaris deden afkondiging dat de inschrijving niet door zou gaan , maar hun verwachting dat de menigte hiermede tevreden zou zijn en zich zou verspreiden bleek ijdel , men eischte de lijsten der inschrijving, welke ook werden afgegeven. Die lijsten werden terstond in handen van den man gesteld, die of als leider van het geheele ontwerp beschouwd werd of wel door de algemeene stem tot opperhoofd gekozen was, zegt Honig 1). Het was Jacob Rek, geboortig van Koog aid Zaan, onbesproken van zeden, niet onbemiddeld, veer- schipper en commissaris van bet Rotterdamsche schuitenveer. Dadelijk wist hij tucht en orde te brengen onder zijn manner' , er werd dien dag vender naar een vast plan gewerkt. Plunde- ring kwam niet voor. Wij meenen wel als zeker te kunnen aannemen, dat hij van het begin of de leider is geweest van dezen opstand en dat zijn plan in verband heeft .gestaan met alle dergelijke bewegingen in die dagen in Rijnland en Maasland, daar hij door zijn beroep met de voormannen in die streken in verbinding heeft kunnen staan. Het opeischen der inschrijvingslijsten werd ook in de Zuidhollandsche plaatsen gedaan, welke daar op staanden voet werden vernietigd. Rek zwaaide de papieren boven zijn hoofd, en deelde mede dat men ook de overige Zaanlandsche gemeenten zou gaan be- zoeken om de inschrijvingslijsten te verzamelen. De menigte, waarvan velen zich de hoeden met oranjelinten hadden versierd 2), 1) Gesch. d. Zaanlanden (1849), deel II, biz. 297, waar hij een uitgebreid en welgeschreven hoofdstuk aan dit oproer wijdt. Zijn voornaamste bronnen zijn geweest een rapport van den commissaris van politie De Quack en de papieren van een lid van den toenmaligen municipalen raad, wiens naam hij echter niet noemt. 2) Wij vinden dit vermeld in een artikeltje van A. Smit Gz., getiteld Een Zaankantsch Oproer en in 1846 in het Leeskabinet verschenen. Honig ver- meldt niets over de Oranjeleuze , De Celles rapporteert 24 April: �a, Zaandam on n'a arbore ni la cocarde orange, ni l'ancien pavilion hollandais". Zeker is het dat voorheen in de Zaanstreek de publieke geest overheerschend patriots- gezind was; de stadhouderpartij had slechts weinig aanhangers. 388 DE Z AANLANDEN. zette zich in beweging. leder, dien men ontmoette, werd geprest mede te gaan ; zelfs werden verschillende personen gedwongen mede te gaan ; zelfs werden verschillende personen gedwongen hunne woningen te verlaten ; men gelastte den arbeiders op de molens, deze stop te zetten en de zeilen in te halen. Hierbij betoonden de vrouwen zich de ijverigsten ; een er van wordt met name genoemd: Jat (Jannetje) Hoefnagel, een uitdraagster, tevens taxatrice in inboedels, die op een ketel trommelende voorop liep. In de naburige gemeenten waren reeds verschillende geruchten over het te Zaandam gebeurde in omloop, men hoorde de klokken het oproer verkondigen en zag wegens het inhalen der molenzeilen dat de arbeid werd neergelegd ; reeds ging de mare, dat eenige personen, die zich hadden laten inschrijven, door het dat eenige personen, die zich hadden laten inschrijven, door het woedende yolk waren vermoord. woedende yolk waren vermoord. Te 10 uur schoolde men samen voor het huis van den maire Evert Smit te Koog aan de Zaan, en eischten de lijsten op. Smit was echter eenige oogenblikken te voren uit de gemeente vertrok- was echter eenige oogenblikken te voren uit de gemeente vertrok- ken. Toen werd de adjunct-maire Pieter Dekker Pz. opgezocht, die ken. Toen werd de adjunct-maire Pieter Dekker Pz. opgezocht, die aan het verlangen gevolg gaf. Ook hier werd de klok geluid. aan het verlangen gevolg gaf. Ook hier werd de klok geluid. Daarop begaf de steeds aangroeiende menigte zich naar Zaandijk, waar men in het dorpsweeshuis, dat tevens tot raadhuis diende, waar men in het dorpsweeshuis, dat tevens tot raadhuis diende, bezig was met de inschrijving, hetwelk op een behoorlijke wijze plaats had. Mijn overgrootvader Jacob Honig, (municipale raad) plaats had. Mijn overgrootvader Jacob Honig, (municipale raad) beschrijft in zijn aanteekeningen het optreden te Zaandijk op deze wijze. �Doch om elf ure kwamen 3 a 400 lieden van Zaan- dam en Koog (doch die van De Koog waren daartoe genoodzaakt alsook die van deze plaats) en velen van Zaandam. Te Zaandam was dit voornamelijk door een schipper op Rotterdam begonnen en daartoe het gemeene yolk aangezet, zoowel mannen als vrou- wen. Het beginsel was dat de jongens naar den toren gingen om de kiok te luiden, en een schipper naar het weeshuis ging om de lijst waarop ingeschreven werd of te halen. Dezelve werd afgegeven om ergerlijke gevolgen te voorkomen. Mijn zoon werd eerst uit het huis gehaald, en kort daarna kwamen 5 vrouwen om mij mede te halen. Of ik zeide mijn zoon is reeds al henen, dit hielp niet, ik moest mede gaan; een vrouw liep naast mij of zij bezorgd was dat ik terug zou gaan. Bij het Ezelspad ge- komen zijnde kwam de schipper met de lijst in de hoogte hou- DE ZAANLANDEN. 389 dende uit het Weeshuis, en sommigen hadden gemerkt (mogelijk van een kwalijk-gezinde, die van hier bij de troep was) dat nog geweren in het school waren, hetwelk zulk een vreugde gaf, dat die vrouw die naast mij liep, in die vreugde wilde deelen en mij verliet, waardoor ik gelegenheid kreeg, om in het weeshuis te gaan en dus vrij was verder te gaan, gevende dit alhier een groote beweging en ongerustheid, want de molens moesten de zeilen inhalen, en dit niet geschiedende gingen er van de bel- hamels op de daken klimmen om op de stelling te komen om de molen te doen stilstaan." In het weeshuis bevonden zich de maire Jan Koning en zijn adjunct Jan Van Vleuten, beide doopsgezinde burgers, die na de revolutie in den magistraat waren gekomen. Er wordt verhaald, dat op de vraag van Jacob Rek naar de papieren de maire of de adjunct deze niet hebben afgegeven, maar enkel gezegd �daar liggen zij", zoodat hun doopsgezinde conscientie was gerustgesteld. Zij hadden het gewiclitig document niet afgegeven. In de Zij hadden het gewiclitig document niet afgegeven. In de dorpsschool werden nog van het vroeger patriotsch gewapend burgerkorps 100 a 150 geweren, 2 trommels, eenige sabels en patroontasschen bewaard, die met vreugdegejuich werden ver- deeld onder de oproerigen. Ook te Wormerveer maakte men zich meester van geweren, werd de alarmklok geluid, en den maire Cornelis Prins de inschrijvingslijst afgevorderd. De hoofden van den troep namen hier in het raadhuis zitting om te raadplegen wat hun verder te doen stond. Er werd besloten dat een gedeelte de Zaan zou oversteken naar de dorpen Wormer en Jisp om daar hetzelfde spel te spelen, terwijl de overigen hun weg zouden vervolgen naar Krommenie, Assendelft en Westzaan. In de dorpen werden den maires last gegeven om de volgende nachten door een behoorlijk aantal manschappen wacht te doen houden. Zoo schrijft mijn overgrootvader �wordende alhier de wagt gehouden met geweer, hebbende ik alsmede mijn zoon de wagt mede op onzen beurt waargenomen". De houding der gemeentebesturen was geheel lijdelijk , van verzet was geen sprake, hetgeen trouwens niet mogelijk was bij gebrek aan macht, daar slechts een enkele gendarm of gemeente- veldwachter ter beschikking was. Jacob Kuyper, garde-cham- 390 DE ZAANLANDEN. petre te Zaandijk werd later beschuldigd aan het oproer te hebben deelgenomen. Hij zou een snuifdoos met de portretten van den prins van Oranje en zijn gemalin op het deksel geschil- derd bij zich gehad hebben en deze aan de opstandelingen hebben laten kijken, zeggende : �gij kunt op mij vertrouwen, niemand weet dat ik dit in mijn zak heb. . ." Den volgenden morgen was hij reeds vroeg in de dorpen Wormer en Jisp, meedeelende o. a. voor het huis van den maire van Wormer, dat er een groot aantal Zaandamsche vrouwen te Zaandijk was, met het doel manschap op te roepen tot verdediging van Zaandam en dat hij gezonden was door zijn maire met bericht dat ieder aanbevolen werd zich naar Zaandam te begeven. Ging niemand been, dan zou de troep hen wel komen halen. Ook volgens be- richt van den maire te Jisp, had hij aldaar pogingen gedaan de burgers te bewegen naar Zaandam te trekken 1). Inmiddels was omtrent 66n uur een deel van den troep, naar gissing 200 personen sterk, voor het raadhuis te Krommenie gekomen en eischte de contrOle voor de inschrijving van de nationale garde, hetwelk door den maire Alberti werd geweigerd, �tenzij dezelve door twee leden van Krommenie wierden afge- nomen". Dadelijk werden Pieter Jongeneel en Willem Maks be- noemd, die de contrOle hebben overgenomen en later �in goede orde hebben teruggebracht en doen blijken dat zij dezelve heb- ben gesauveerd, en dus tegens haar zin van den maire hebben afgenomen". Ook bier werd de klok geluid, de geweren en een trommel, in de Waag bewaard, medegenomen, toen de troep te 2 uur, door vele burgers van Krommenie vergezeld, vrijwil- lig en gedwongen, naar Assendelft trok 2). I) In de maand Juli werd door Delaroque, garde-general des garde- champ�tres, een onderzoek ingesteld naar het gedrag van dezen veld- wachter, in verband met bovengenoemde feiten, maar het plaatselijk bestuur ontkende een en ander en heeft hem de hand boven het hoofd gehouden, zoodat er geen strafvervolging van gekomen is. 2) Krommenie en Assendelft behoorden onder het gerecht van Beverwijk. De brigadier der garde-champetres ontving in den nacht de opdracht met vier douanen in de omstreken te patrouilleeren, maar de vrees dat de op- standelingen naar Beverwijk zouden komen werd niet bewaarheid. Den volgenden morgen werd genoemde brigadier naar Krommenie op verkenning uitgezonden; hij deed dit vermomd als een boer, die kievitseieren kwam DE ZAANLANDEN. 391 Hier voldeed echter de maire W. Smit niet aan hun eisch zeggende dat hij de papieren reeds had opgezonden, waarmede wel bedoeld zal zijn naar den onder-prefect te Haarlem. Er ont- stond heel wat rumoer, daar men deze bewering niet geloofde , het schijnt dan ook niet de waarheid geweest te zijn want een missive van den maire dd. 23 April aan den onder-prefect vangt aan : �Hedenavond is mij de lijst der ingeschrevenen van Zaan- dam geretourneerd", terwij1 het slot luidt : �Alles is hier bij voortduring in de beste orde en geen muitelingen van elders storen deze gemeente". In den loop van den namiddag, omstreeks vier uur, was bet hoofddeel der opstandelingen te Zaandam teruggekomen en later kwamen de afgezondenen naar de verst gelegen dorpen, ook van Oostzaan, terug. Men hield toen een soort krijgsraad in het logement �de Drie Zwanen" op den Dam. Men begaf zich daarop naar den maire, waar Jacob Rek als woordvoerder de wapenen van de stad opvorderde, doch de maire gaf te kennen dat zoo hij dit deed hij ruim zoo misdadig zou zijn als degenen die onberaden voortholden en hem de teugels van het bestuur gewelddadig uit de handen rukten, hem tevens vermanende zich van alle verder geweld te onthouden en de door hem geleid wordende menigte ook daartoe aan te raden. Doch die vaderlijke raad, zegt Gael in zijn rapport, vond geen gehoor en men begon de geweren en de sabels, die op den zolder van de mairie lagen weg te halen, �'t welk evenwel op een ferme manier gestuit wierd". Men snelde toen naar het stadsmagazijn op het Stikkel- of Spinhuispad, waaruit door aller- zoeken. Hij vond in de dorpsstraat een 2 a, 300 mannen, gewapend met ge- weren met bajonet, hooivorken, spaden en knuppels, die van Zaandam waren teruggekomen. Hij sprak, herkend zijnde, de menschen toe en raadde hen aan tot rust en kaimte terug te keeren, wat hem volgens zijn rapport ook gelukte. Een enkele maal geraakte hij in een twist, maar hij wist zijn aanvallers met een geladen pistool ontzag in te boezemen en een geweer te bemachtigen, dat hij op het raadhuis bracht. Hier kwam in den namiddag mede de vrederechter Chr. Stumphius met den deurwaarder Jan De Wolf Tz., die zich naar het raadhuis begaven, waar de geheele raad bijeen was en waar toen een proces-verbaal van het gebeurde werd opgesteld, door alle aanwezi- gen onderteekend. Daarin werd de geheele schuld geworpen op de Zaan- dammers. 392 DE ZAANLANDEN. lei volksklasse de geweren en sabels weggevoerd werden, totdat ook daar de maire de verzamelde menigte wist te verdrijven. Nu wilde men de op Zaandam zijnde gendarmen en douanen ontwapenen, waartegen de opperbevelhebber Rek bezwaren had; deze wilde dit tot den volgenden dag uitstellen, maar men stoorde zich niet aan hem en nam genoemden manschappen de wapenen of evenals aan een gendarme, die met de veerschuit uit Amsterdam kwam 1). Tot bewaring der rust werden orders gegeven aan een veer- tigtal burgers over het houden der wachten �terwij1 ook eenige der meest aanzienlijke burgers zich daartoe wel wilden preteeren". De overigen gingen daarop ordelijk uiteen. En aldus eindigde de eerste dag van het bekende Zaankantsch oproer. De hooge autoriteiten hadden inmiddels niet stil gezeten. De telegraaf van die dagen vermeldde dit openbaar verzet onmiddellijk naar Parijs, waar men zich in den aanvang zeer ongerust toonde. De prefect graaf De Celles deed reeds denzelfden dag een missive aan den onder-prefect Van Vredenburch toekomen, waar- in hij zijn verwondering uitsprak, dat deze niet op de hoogte was der gebeurtenissen te Zaandam, daar de te Amsterdam ont- vangen berichten van zeer ernstigen aard waren en de zending van manschappen noodzakelijk maakten. Hij gelastte hem zich den volgenden dag naar Zaandam te begeven, waar hij ook den secretaris-generaal De Stuers heen zou zenden met een welge- wapende kanonneerboot, terwijl de gendarmerie zou versterkt worden met een 60 a 80 douanen. Hij moest al zijn invloed aanwenden tot herstel der rust, evenals in alle andere plaatsen van zijn arrondissement, in verband ook met de onlusten in het departement der Monden van de Maas, waarover in een andere missive aan den onder-prefect het volgende medegedeeld wordt. Er waren in verschillende plaatsen van dit departement, ook in Leiden en Den Haag, onlusten uitgebroken, waarvan Devilliers, de schrijver van dezen brief, reeds mededeeling had gedaan aan den onder-prefect, toen hij Haarlem passeerde. De generaal- I) In een rapport van Lebrun (22 April) wordt vermeld, dat er toen te Zaandam aanwezig waren 6 gendarmen onder bevel van een luitenant en Zaandam aanwezig waren 6 gendarmen onder bevel van een luitenant en een 30-tal douanen. DE ZAANLANDEN. 393 commandant Molitor was heden te 2 uur van Utrecht opgerukt met een macht van 3000 man, met welke hij in 5 uren zich in Leiden dacht te bevinden, en waarvan een goed deel morgen- ochtend in Den Haag zou zijn ; ook zou de orde te Alphen hersteld worden. De Zaansche opstand stond dus niet op zich zelven, maar was klaarblijkelijk uitgebroken in verband met de Zuidhollandsche bewegingen. Mijn overgrootvader zegt duidelijk en hij zal de publieke opinie wel weergegeven hebben, dat het oproer te Zaandam was begonnen voornamelijk door een schipper op Rotterdam. Dit was natuurlijk Jacob Rek en ook een ander der hoofdbevelhebbers Eydenberg was een beurtschipper op Zuid- Holland, terwijl de derde hoofdman Willem Kruyshaar mede een schipper was. Ongetwijfeld hebben deze mannen gehandeld in afspraak met de leiders in die provincie. De hoofdleider in Rijnland was een Dirk Van der Lee, een door de tijdsomstandigheden gefailleerde broodbakker, tevens graankooper, die uit den aard van zijn voormalig beroep met de Zaansche schippers in verbinding heeft kunnen st'aan. Volgens de rapporten der verschillende autoriteiten is de opstand te Zaandam overgeslagen uit Zuid-Holland en werd de tijding van het verzet aldaar den Nen met een schip van Gouda te Zaan- dam aangebracht. De chefs in 'Leiden en omstreken rekenden op een algemeene beweging en vooral ook op een onverwijiden opstand van Amsterdam. Maar van geheel het Noorderkwartier wordt enkel van eenig, spoedig onderdrukt, verzet te Enkhuizen melding gemaakt ; wel wordt van Amsterdam verklaard dat het inwendig onrustig was, maar tot een uitbarsting is het niet ge- komen. Zeker is het dat ook Rek hulp van Amsterdammers verwachtte. Meer dan eons vroeg hij : Ziet gij niets van Amster- dam? En toen zich geen Prinsenvlag op de torens van de hoofdstad vertoonde, was het zelfvertrouwen van den kloeken man geschokt ; op zeker oogenblik was hij bleek als een doode, maar hij ver- mande zich : �het is begonnen, het moet er door !" 1) 1) Uit de rapporten der autoriteiten Lebrun, De Celles, d'Alphonse, De Stassart, Devilliers, medegedeeld in Colenbrander's Gedenkstukken, blijkt dat men vermoedde dat achter deze beweging mannen stonden van een hoogere klasse, dan de chefs, die openlijk op den voorgrond traden. �Er zijn 3 man- 394 DE ZAANLANDEN. De reeds genoemde secretaris-generaal bij de prefectuur, Joseph De Sttiers, zegt in een memorie over zijn optreden te Zaandam o. a. : �Toen in April in verscheidene plaatsen onlusten ontstonden, sloegen dezelve tot Zaandam en andere oorden in dat district over. Ik werd gedelegueerd om de rust te herstellen, en ik durf mij overtuigd houden, dat ik in deze door de tijdsomstandig- heden alleronaangenaamste zaak volgens beginselen van gematigd- heid, die mij altijd bezield hebben, ben te werk gegaan". De komst van zijn jacht, vergezeld van een kanonneerboot, in de Voorzaan omstreeks 11 uur had de bevolking der Zaanstreek weder geheel op de been gebracht. Den ganschen nacht hadden de alarmklokken geluid, en akelig klonken de kreten van alarm, alarm, verraad ! De vrouwen werden naar de naburige dorpen gezonden om de mannen op te roepen. Toen de morgen aanbrak ontwaarde hij op den Dam en op den Hoogen- en Zuiddijk een verbazende menigte oproerigen geschat op 8 a 9000, volgens een andere broil op 4 a 5000 menschen, van allerlei soort wapens voorzien. De bode, met een brief naar den maire afgezonden, kwam onverrichter zake terug, omdat op hem geschoten was. Verwon- nen die een groote autoriteit hadden, die de orde hielden en de eigendommen garandeerden. Dit ligt niet in het karakter van eenvoudige boeren en het is te vreezen dat er eenige �moteurs importans caches" zijn (Lebrun aan den Keizer 24 April). Ili geloof dat de nationale garde slechts een voorwendsel is, waar- van zich eenige �agitateurs secrets" bedienen, het zou wel van belang zijn deze te ontdekken en te straffen (d'Alphonse, 22 April). Onder de opstande- lingen heeft men slechts �la plus vile canaille" gezien, maar het is moeilijk te gelooven dat er geen geheime agenten van een hoogere klasse zijn (De Stassart, 24 April). Deze zegt nog, dat men in zijn departement kennis had van den opstand in Noord-Holland, v6Or deze uitgebroken was. Er is geld gestrooid onder de turfdragers van 's-Gravenhage door een onbekend gebleven heer, die in den vroegen morgen in een cabriolet uit de richting Amsterdam arri- veerde en naar Rotterdam vertrok. Twee personen hebben het land doorge- reisd, geld verdeelend en de revolutie pro voceerend ; de een is Van der Lee de graankooper van Alphen, de ander is nog onbekend (Devilliers '26 April). Jorissen spreekt over een geheim bondgenootschap reeds na de Russische nederlagen te 's-Gravenhage opgericht met vele vertakkingen, waarvan ieder der aangenomenen slechts den naam wist van hem, door wien hij aangewor- ven was, terwijl niets op schrift werd gesteld. Klaarblijkelijk stond men in verbinding met Engelsche oorlogsvaartuigen, die op de kust kruisten. Tot heden is nog veel onopgehelderd in deze vOOr-revolutie van 4813! DE ZA.ANLANDEN. 395 derd was De Stuers toen later op den morgen (� 4 uur) een boot kwam aanroeien, waarin de maire was gezeten met �den chef der insurectie". Beiden werden door hem in de kajuit van het jacht ontvangen, en in een conferentie van een tweetal uren, waarbij ook tegenwoordig was de commandant der douanen Petit Jean, wist hij van Rek gedaan te krijgen, dat deze zijn best zou doen de oproerige burgerij tot bedaren te brengen, hij gaf hem moed en hoop dat dan alles tot een goed einde zou worden ge- bracht. Om den chef van 't oproer voor de gevolgen van zijn gedrag bevreesd te maken en hem des te beter aan te vuren om zijn raad te volgen, verhaalde hij hem dat de generaal Molitor met zijn troepen naar Leiden op marsch was. Van zijn kant beloofde hij verder op dezelfde plaats geankerd te blijven en geen vijandelijkheden te plegen tenzij tot zelfverdediging. Hij gaf een uitstel tot 10 uur. Inmiddels waren door de autoriteiten te Amsterdam nog andere pogingen in het werk gesteld om het oproer te bedwingen. In den nacht te half een uur waren 6 gendarmen onder bevel van een luitenant afgezonden om de rust te herstellen en de hoofden van den opstand op te lichten ; doch deze lieden waren zelf gevangen genomen en werden opge- sloten in het koffiehuis de �brie Zwanen" op den Dam 1). Een detachement douanen, van Buiksloot marcheerende en door den kolonel Hartman op last van den prefect afgezonden, geraakte 1) De maire had zich onmiddellijk naar den Zuiddijk begeven waar de gen- darmen waren aangekomen en hield daar een mondgesprek met den comman- dant, een Franschman, in de Fransche taal, hetgeen ongevallig was aan de talrijke lieden, die in dreigende houding daarbij tegenwoordig waren. Vooral die van Oostzaan en Landsmeer waren rumoerig en een van hen waagde met, een mes een aanslag op den maire, waarmede echter een gendarme werd ge- kwetst, een ander sloeg naar hem met den kolf van een snaphaan, hetwelk door een Zaandamsch burger Jan Klokkemeijer werd afgeweerd. Men schreeuwde van verraad, en den maire werd daarvan de schuld gegeven. Ten slotte wer- den de gendarmen gevangen genomen en evenals de maire naar het koffiehuis (We Brie Zwanen� gevoerd. Ook op deze plaats moest maire Gobel, waar op een gegeven oogenblik een veertigtal opgewondenen binnenkwamen, veel verwenschingen en bedreigingen aanhooren. De grootste opstoker, Pieter Dirkz De Vries, die nog met behulp van den maire met den post van brievenbesteller begunstigd was, werd eindelijk door meer rustige burgers verwijderd en naar zijn huis gebracht. 396 DE LA ANLANDEN. met de gewapende Zaandammers bijna slaags, maar zij werden nog bijtijds door de manschappen van De Stuers bijgestaan en gedeeltelijk op diens kanonneerboot in veiligheid gesteld. Inmiddels hadden de maire Gael en Rek, op den Dam teruggekomen, de menigte, die geschat werd op 5 a 6000 menschen, toegesproken en alle pogingen aangewend de lieden te overtuigen, dat verder verzet nutteloos was en het voor alles beter zou zijn dat men rustig naar huis ging ; elke nieuwe stap zou de zaak erger maken. De maire, temidden van de rumoerige menigte op een stoel ge- klommen, gaf nog eens inlichtingen over de nationale garde, als een korps van rustbewaarders, en beloofde zelfs indien iemand moest uittrekken, nit zijn eigen zak een remplacant. Op den middag moest een deel voor de nationale garde ingeschreven zijn, anders zou de kanonneerboot de stad gaan bombardeeren. Maar dergelijke toespraken waren olie in het vuur 1), men dreigde Rek te zullen vermoorden, als hij zich terugtrok ; men riep ver- raden te zijn en wel door den maire Gael, en ook door den maire Smit van De Koog. Het was nl. uitgelekt, dat deze den vorigen dag over Purmerend naar Amsterdam was vertrokken en men vreesde dat hij het was geweest, die bij de autoriteiten de komst van de kanonneer- boot had bewerkt. Hij moest de wraak ondervinden, men Wilde optrekken naar De Koog en zijn woning plunderen; maar tot aller verbazing kwam maire Smit zich onder de opgewondenen begeven. Hij verdedigde zich tegen de aantijgingen aan zijn adres en overtuigde het yolk, dat zijn Amsterdamsche reis een aan 1) Bij de Zaandammers zouden deze toespraken eenig meer succes hebben gehad, dan bij de lieden uit omliggende plaatsen, zooals van Oostzaan en Krommenie, zegt GObel in het notulenboek der stad Zaandam, misschien om de schuld der eigen burgerij niet meer te verzwaren. Wat hier verder in dit verslag staat is interessant, temeer omdat er bij de bestraffing niet van ge- rept wordt. Na vermeld te hebben dat iemand een poging deed hem een mes in de lenden te steken, lezen wij het volgende: �Zooals ook, zoo verhaald wierdt, een der fatzoenlijke burgers van Zaandam behagen en. mogelijk zijne redding of die der zijnen in dit spel van razernij meenende te vinden, even nadat de maire de menigte had toegesproken, door dezelve was heengeloopen en dezelve aanmoedigde voort te hollen, door uit te roepen: hou vol mannen, hou vol! gij weet waar gij geld kunt krijgen als gij t nodig hebt, hou vol! laat je om den donder niet vern .... !" DE ZAANLANDEN. 397 het gebeurde volstrekt vreemd doel had gehad. Intusschen had maire Gael zich weer teruggetrokken naar �de Drie Zwanen", waar hij spoedig weder bloot stond aan de woede van de op- gewonden mannen. Barend Zeglis dreigde hem met den dood wanneer hij zich niet ontdeed van zijn ridderteeken van 't Legioen van eer ; een Oostzaner eischte eten en drinken voor hem en van eer ; een Oostzaner eischte eten en drinken voor hem en zijn plaatsgenooten, een derde sleurde hem naar de trap en wilde hem er afgooien, doch hij gaf dezen een vuistslag, zoodat de man zelf neerplofte, het sein gevende dat een 60 a 70 gewapenden naar boven sneiden. Een Jan Anthonijsz. Coerse wist ze echter langen tijd buiten de deur van het vertrek te houden, en toen eindelijk de menigte naar binnen stormde, had zich de maire, door behulp van een goed vriend, gesauveerd voor de toomelooze volkswoede, welke het op zijn leven scheen toegelegd te hebben. Hij schreef een raadsvergadering uit te 7 uur. De meeste leden van den municipalen raad waren aan- wezig, maar zij wachtten tevergeefs op den maire. Te 8 uur werd aan de opgekomen raadsleden van het huis van Gael een boodschap gezonden, �dat de maire vertrokken was". De leden van den raad waren in een allesbehalve aangename positie. De raadgevingen van Rek hadden niets uitgewerkt, ja, door zijn terugtrekken en het naderend gevaar was de houding der oproerigen meer dreigend geworden, zij joelden voor hun vergaderplaats en eischten van hen allerlei hulp en orders. En voor de stad lag als een dreigend teeken de kanonneerboot, en dan nog de zekerheid dat een legermacht van Fransclie militairen in aantocht was ! Een der eischen was, dat de raad kruit en lood moest verschaffen , het antwoord dat dit niet in de stad was, bevredigde niet, men eischte een mandaat om het van den kruitmolen te Purmerend te halen, en werkelijk werd daartoe een declaratoir afgedwongen en een man er mede naar die stad afgezonden. Zeer gelukkig voor de stad in het algemeen en den raad in het bijzonder heeft deze man zijn reis niet vol- bracht. Hetzij deze persoon, uit de opgewonden atmospheer verwijderd zijnde, tot kalmte en inkeer kwam, hetzij de muni- cipale raad hem door een vertrouwde terug liet roepen, zeker is liet, dat het onvoorzichtig geschrift omtrent 12 uur bij den raad terug was ; men zal niet getalmd hebben het stuk, dat zoo 398 DE ZAANLANDEN. noodlottig had kunnen zijn, te vernietigen ; werkelijk, de stad Zaandam was voor een groot onheil bewaard 1). Altijd nog rumoerde het op den Dam en voor het raadhuis, en van den gelimiteerden tijd, dien De Stuers gegeven had om tot rust terug te keeren, nl. tot 10 uur, was volstrekt geen nota genomen. Zoo de raad geen orders geeft hoe wij handelen moeten, zullen wij hen vermoorden, werd een paar real en door de oproerige menigte, die geen hoofd meer had, geroepen ; op een gegeven oogenblik kwam men tot het besluit eenige veerschuiten te bemannen en de kanonneerboot te overzeilen en te vermeesteren ; reeds waren eenige heethoofden bezig de touwen los te maken, maar meer bedaarde menschen wisten hen van dit voornemen of te houden. Eindelijk stelde de raad voor, dat een deputatie naar de kanonneerboot zou afgevaardigd worden, om een naderen eisch van den gedelegeerde te vernemen, en te verzoeken dat hij met zijn schip en manschappen zou terugzeilen naar Amsterdam ; men was overtuigd dat dan ook de opgewonden menigte wel zou uiteengaan. De heer De Stuers kon op dit voorstel niet ingaan ; hij was daar ook niet voor in de stemming, omdat juist weer de muitelingen handgemeen waren met een 6 a 8-tal douanen, die nog op den dijk waren geposteerd. Een paar kanonschoten (evenwel met los kruit) moesten de aanvallers tot stilstand brengen. De deputatie keerde terug met het bericht, dat een uitstel voor de onderwerping tot 4 uur werd verleend, dat de burgers tot vrede en rust moesten worden aangemaand en dat de gevangen genomen gendarmes in vrijheid moesten worden gesteld. Hiertoe werd nu al het mogelijke gedaan en werkelijk met succes. De heer De Stuers was naar Amsterdam vertrokken om de autoriteiten een voorloopig rapport te doen ; bij zijn terugkomst te 5 uur op de kanonneerboot zag hij de in vrijheid gestelde Fransche ambtenaren arriveeren, en vernam hij de meest geruststellende berichten over het verder verloop van den opstand. Daarop lichtte de kanonneerboot het anker en vertrok de 1) Honig, Gesch. Zaanl. II blz. 341. In het notulenboek van Zaandam wordt gezegd, dat met zeer veel brutaliteit een qualificatie om kruit en lood afte- geven werd opgevorderd, ,,waaraan echter door den Raad niet is voldaan geword en". DE ZAANLANDEN. 399 secretaris-generaal De Stuers met een voldaan gevoel over de ge- lukkige uitkomst zijner zending, dat de orde was hersteld zonder lukkige uitkomst zijner zending, dat de orde was hersteld zonder een druppel bloed te vergieten, zonder een enkele gevangenneming. een druppel bloed te vergieten, zonder een enkele gevangenneming. De voornoemde deputatie nit den Zaandamschen raad, die De voornoemde deputatie nit den Zaandamschen raad, die telkens conferenties op de kanonneerboot had gehouden, had ook nog een mondgesprek gehad met den heer Van Vredenburch, den onder-prefect van het arrondissement, die met een jacht in de Voorzaan was aangekomen. Deze deelde mede, dat een korps van 2000 militairen naar Zaandam op marsch was. Met nadruk verzocht men hem tegenbevel te geven ; hij beloofde dit, tevens gelastende dat de inschrijving voor de nationale garde ten spoedigste moest plaats vinden, dat de geweren moesten worden opgehaald en dat in het algemeen men zich aan de wetten moest onderwerpen. Ook het jacht was vervolgens weggezeild. De commissie bracht van dit alles rapport uit op het raadhuis ; men besloot dien nacht nog veertig vertrouwde burgers op wacht men besloot dien nacht nog veertig vertrouwde burgers op wacht te stellen tot behoud der rust, en den volgenden dag weder te vergaderen, waar men dan een publicatie aan de burgerij wilde arresteeren. Alles scheen nu tot een goed einde gekomen ; blijkbaar was men door de herhaalde geruststellende mededeelingen en raad- gevingen op een dwaalspoor gebracht, alsof de zaak geen nood- lottige gevolgen meer zou hebben. Hoe kunnen anders de personen, die op den voorgrond waren getreden, als Rek en Eydenberg, zich zoo veilig hebben gevoeld. Den volgenden dag, een Vrijdag, waren de gewone werkzaam- heden hervat, en de kooplieden, waaronder vele leden van den raad, waren als gewoonlijk naar Amsterdam ter beurze gegaan. Toen den voorgaanden avond de secretaris-generaal zijn rap- port deed aan den prins Lebrun was deze ontevreden, dat hij �geen exempel had gestatueerd" en dat hij �avec de la poudre blanche" had geschoten, en hij zond een bevel aan generaal Molitor, dadelijk naar Zaandam op te rukken en er �militairement te ageeren". te ageeren". Dit was tegen den zin van den prefect De Celles, die bij het onderhoud tegenwoordig was. Deze verzocht den heer De Stuers en den directeur-generaal van politie Devilliers met hem, en den onder-prefect van Haarlem, vergezeld van 3 kanonneer- en den onder-prefect van Haarlem, vergezeld van 3 kanonneer- 400 DE ZAANLANDEN. booten, den anderen dag wederom naar Zaandam te gaan �om dat oproer administrativement uit de wereld te maken". Lebrun dit vernemende zond echter een bevel naar boord, dat zij in Amsterdam moesten bliejven. Het militaire optreden, dat daarop gevolgd is, met alien nasleep, is dan ook geschied op last van Lebrun. Zooals uit hunne rapporten blijkt, namen De Celles en Devilliers dit ingrijpen van den prins-stedehouder zeer kwalijk. Toch kwamen des Vrijdagmiddags te half 12 uur een tweetal . Toch kwamen des Vrijdagmiddags te half 12 uur een tweetal kanonneerbooten de Voorzaan inzeilen, vergezeld van een jacht, waarin men beweerde dat de prefect De Celles was, hetgeen echter niet het geval was. Wederom verzamelde zich een yolks- menigte op den Dam, en wilde men de alarmklok luiden, maar met veel moeite werd dit verhinderd. Op last van den bevel- liebber werd een deputatie van den raad ontboden, die niet veel anders dan bevel ontving om de geweren op te halen. Spoedig zeilden deze vaartuigen weder heen. Dezen dag werden ook aan de naburige gemeenten de papieren van de inschrijving tot de nationale garde teruggezonden. De inschrijving echter werd nog niet raadzaam geoordeeld. De maire van Zaandijk schrijft tenminste aan den onder-prefect, dat dan zijn leven niet veilig zoude zijn. Den volgenden morgen kwam weder een vreemd vaartuig in het zicht ; het was een visschersschuit waarop zich bevonden twee Amsterdamsche commissarissen van politie, de heeren Coffin en Amsterdamsche commissarissen van politie, de heeren Coffin en Van de Weyer, die hun Zaandamschen collega, den heer J. De Quack, verzochten naar hen toe te komen. Zij toonden hem een geschrift, waarbij zij waren aangewezen door den directeur- generaal van politie, om den heer De Quack te assisteeren bij de uitvoering der orders van generaal Molitor, die met zijn troepen in aantocht was. Gerustgesteld dat alles thans in de stad kalm en rustig was, gingen zij met den heer De Quack mede en namen hun intrek in het logement �De Otter". Hier werden op hun last door den heer De Quack zijne politie-sergean- ten op wacht gesteld en hem zelf werd bevolen, spoedig een nauwkeurig relaas van het voorgevallene samen te stellen zonder daarin iets te verzwijgen of iemand te sparen. In dien tijd kwam ook in �De Otter" de directeur-generaal, die tegelijk met een detachement gendarmes te paard onder bevel van den douanen- DE ZAANLANDEN. 401 luitenant Petit Jean, een voormalig officier van het leger, was aangekomen. Na De Quack tot spoed en activiteit te hebben aangemaand, verliet hij het vertrek en, na nog eenige bevelen te hebben gegeven over het arresteeren der chefs en het opbrengen der wapens, ook spoedig de stad. Tegen den middag werden aan de Draai op den Zuiddijk uit een elftal vaartuigen 12 a 1300 militairen ontscheept, zijnde Zwitsers, gendarmes en douanen, alsmede 200 ontscheept, zijnde Zwitsers, gendarmes en douanen, alsmede 200 gardes sold�es, het geheel onder bevel van generaal Molitor. De troepen rukten de stad binnen en werden onmiddellijk bij de burgers ingekwartierd. Molitor en zijn staf in het huis van dr. P. Bruinen op den Duiker in den Dam. De maire Gael begon zich klaarblijkelijk weder veilig te gevoelen , hij was uit zijn schuilplaats te voorschijn gekomen, en schreef een vergadering van den raad uit, ten einde in voor- komende gevallen handelend te kunnen optreden. De commissaris De Quack had zijn rapport zoo voorzichtig mogelijk gesteld en siechts drie namen als van hoofdschuldigen opgegeven, nl. Rek, Eydenberg en Kruyshaar, wier namen reeds bekend waren als hoofden van den opstand. Hij verontschuldigde zich, nog zoo weinig menschen te Zaandam te kunnen, daar hij eerst sedert 10 of 12 dagen zijn standplaats Hoorn met Zaandam had verwisseld. De gedeputeerden gaven hem daarop bevel, ge- noemde personen te arresteeren, doch De Quack ontried dit, opmerkende, dat dit aanleiding zou kunnen geven, dat anderen, zich schuldig gevoelend, zich uit de voeten zouden maker en hij raadde aan dat een sergeant van politie de drie mannen zou aanzeggen zich naar �De Otter" te begeven. Inwendig hoopte hij, dat zij in plaats aan dit bevel te voldoen zouden vluchten. Doch de een na den ander kwamen zij in �De Otter" aan en leverden zich zelven in handen van hunne rechters. De heeren Coffin en Van de Weyer namen hen dadelijk een verhoor af, nu eens vleiend dan weer geruststellend, soms dreigend, en het resultaat was, dat zij een volledige bekentenis aflegden, en nog een zestal namen opgaven van mannen die op den voor- grond waren getreden. De Quack, vergezeld van een detachement Zwitsers, werd in den avond uitgezonden om ook deze lieden te arresteeren, hetwelk hem met drie gelukte , hun namen zijn Dirk De Vries, winkelier, Barend Zeglis, verwersknecht, en Cornelis Gedenkboek. II. 26 402 DE ZAANLANDEN. Wijnstra, havenwerker; Barend Smit, comenijwinkelier van Zaan- dijk, werd door den luitenant Petit Jean gearresteerd. Dirk Molaan en Hendrik Marinus wisten te ontvluchten 1). Alle verhooren waren ongeveer te 2 uur in den nacht geeindigd, en toen werden de gevangenen, twee aan twee geboeid, naar een der kanon- neerbooten in de Voorzaan gevoerd. Generaal Molitor had dien dag nogmaals een bevel uitgevaardigd dat alle geweren moesten worden opgebracht, dreigende met huis- zoeking, en te 6 uur kwam een bevel om nog denzelfden avond te beginnen met de inschrijving voor de nationale garde. Aan deze beide bevelen werd dadelijk uitvoering gegeven, en van verzet was nu geen sprake meer. Men ging met het werk voort tot des avonds 10 uur en zette het den volgenden morgen, hoe wel Zondag, voort zoodat dien dag geen godsdienstoefeningen werden gehouden. Hetzelfde had plaats in de andere gemeenten. Nog had op het raadhuis van Oost-Zaandam een bijeenkomst plaats van alle Zaansche maires en adjuncten, op last van den onder-prefect, waarin deze voorstelde generaal Molitor een adres aan te bieden met verzoek alle mogelijke zachtheid te gebruiken ; zij van hun kant zouden alle pogingen aanwenden de burgerij aan te manen zich aan de wetten te onderwerpen, enz., waarvoor zij zich borgstelden. Verder gelastte de heer Van Vredenburch, uit naam van Molitor, dat een lijst moest worden ingeleverd van de meest gegoedste en notabelste ingezetenen van Zaandam. De raad vergaderde Maandagmorgen en gaf uitvoering aan het bovengenoemde ; het adres werd voor een uur aan den be- velvoerenden luitenant-kolonel overhandigd, daar generaal Molitor den vorigen namiddag vertrokken was. Wederom gaf een en ander aan de burgerij hoop, dat er met zachtmoedigheid zou gerecht worden ; en dat de regeering met een brandschatting van de aanzienlijkste burgers tevreden zou zijn. Maar ook deze hoop bleek ijdel ! Want terzelfder tijd dat de adressen werden overhandigd, werden de gearresteerden uit 1) In het politie-rapport van 1-11 Aug. 1813 van den brigadier in het le kanton komt voor, dat hij op requisitie van den commissaris van politie op 7 Aug. gearresteerd heeft Hendrik Lorgman (Zorgman?) op vermoeden op 7 Aug. gearresteerd heeft Hendrik Lorgman (Zorgman?) op vermoeden van schuldig te zijn aan het oproer van 21 April 11. DE ZAANLANDEN. 403 de kanonneerboot naar den wal gevoerd om voor een krijgsraad te worden gebracht, die zitting hield in het toen onbewoonde huis van den heer Pieter Latensteyn tegenover de schulpwerf aan den Zuiddijk. De beschuldigden hadden het recht zich een verdediger te kiezen en maakten daarvan gebruik. De zes Zaandam- mers kozen den heer De Quack, en Smit van Zaandijk mr. Jacob Cornelis Honig, een jong advocaat in zijn woonplaats. Deze nam ook de verdediging der zes anderen op zich, toen het bleek dat het niet geoorloofd was, dat De Quack als cornrnissaris van politie tevens als verdediger der beschuldigden optrad. Ofschoon de terechtzitting met open deuren werd gehouden was niemand tegenwoordig dan degenen die er bij behoorden te zijn. Na het verhoor volbracht mr. Honig zijn taak als pleiter in deze treu- rige zaak, en hij deed dit in het Nederlandsch, opdat de beschul- digden zouden kunnen verstaan wat hij tot hunne verdediging zeide. Een tolk bracht alles juist en vlug over in het Fransch 1). De krijgsraad, die uit een achttal militairen bestond, vergaderde daarna een uur in raadkamer, en sprak vervolgens het vonnis uit. Voor de zes inwoners van Zaandam was het een vonnis tot den dood en tot verbeurdverklaring hunner goederen. Smit werd vrijgesproken 2). Aan de veroordeelden werden twee uren toegestaan om hunne familien toe te spreken en eenige schikkingen op hunne taken te maken. Te 4 uur in den narniddag had de treurige volvoering van het doodvonnis met de gebruikelijke plechtig- heden plaats op de buitenste werf der tweede Burcht aan den Zuiddijk 3). Enkele toeschouwers waren er, er heerschte in den 1) Een der Amsterdamsche commissarissen, Van de Weyer, heeft zich later spottend over den advocaat uitgelaten : ,,Le defenseur officieux savait a. peine le frangais;" maar de heer De Quack vermeldt in zijn rapport de ware reden van het gebruik der moedertaal. Hij zegt, dat de heer Honig zeer goed Fransch sprak, en wij kunnen ook niet anders aannemen van iemand, die 11 Mei 4810 te Leiden promoveerde. Daarenboven zijn er van hem een 4-tal tooneelstukjes bekend, uit het Fransch vertaald. 2) Het vonnis vindt men in zijn geheel medegedeeld in Honig, Gesch. der Zaanl. II. blz. 327. 3) Dit plein bestaat niet meer tengevolge eener belangrijke uitdieping van de Voorzaan in het begin van 4846. 404 DE ZAA NLANDEN. omtrek een stilte als die van het graf. De schoten knalden, en de slachtoffers vielen, boetende voor den te vroeg begonnen strijd om de onafhankelijkheid. De mannen waren zich hunner daad bewust, zij hadden hun misdrijf bekend, maar zij hadden niet geloofd aan dit droevig einde. Zij hadden kunnen vluchten of zich verbergen, maar zij hebben vertrouwd op zoo menige belofte en raadgeving ; zij voelden zich gerust in hun conscientie. Ook tot het einde toe had men in 't algemeen aan de Zaan dezen afloop niet verwacht, onbekend als men hier was met de krijgswetten ; ook de raadsleden niet ; zelfs de commissaris van politie meende dat het vonnis milder zou zijn. Een handschrift uit dien tijd zegt �tot onze verbaasdheid was het vonnis, dat zij alien sterven moesten" 1). Nog lang bleef als een nachtmerrie die gebeurtenissen van 21-26 April te Zaandam en omstreken de gemoederen bezighouden ; slechts fluisterend werd er over ge- sproken en menigeen, die volgens gewoonte van vroegeren tijd een dagboek hield, vernietigde gevaarlijke passages daarin 2). Zelfs de raad van Zaandam heeft geschriften door een zwarte stof geheel onleesbaar gemaakt. Wij hebben niet de verhooren onder de oogen gehad, evenmin als het stuk dat opgemaakt zou zijn op de kanonneerboot van den heer De Stuers en dat onderteekend moet zijn door maire Gael en Rek, waarmede, zooals het yolk zei, Rek zich aan de galg had geteekend ; gaarne hadden wij geweten of daarin ook het gewichtig punt verklaard was, in hoeverre 1) Ook de autoriteiten hebben het getal slachtoffers te groot gevonden, Devilliers zegt dat 1 of 2 doodvonnissen voldoende waren geweest vNous n'aurions pas mis en deuil un aussi grand nombre de families." Zelfs Lebrun heeft zich in dezen geest uitgelaten. Molitor verdedigde zich tegen deze beschul- diging. Hij had doen vonnissen volgens art. 97 van het code penal Napoleon, en was z. niet te streng opgetreden daar meer dan 8000 man aan de be- weging had deelgenomen, waarvan 200 hun geweren aan de mairie hadden gebracht. 2) Zoo in het dagboek van Cornelis Claas Honig, koopman op De Koog, en behuwdbroeder van den maire Evert Smit Deze verwijderde zich zelfs van zijn woonplaats. De passage luidt : April 22. Donderdag, de wind Noorden koud weer. Ging ik met mijn vrouw en zuster Marytje Honig en onze 5 kin- deren met het tentjagt met 2 knegts na Purmerend omdat de burgers van Zaandam zo muitig( ? ) waren , enz. (n. b. de onderstreepte woorden en wat verder volgde zijn zwart gemaakt.) DE ZAANI,..k.NDEN. 405 het Zaanlandsch oproer in verband heeft gestaan met dezelfde be- wegingen in Zuid-Holland 1). Een gewoon hongeroproer was het niet, geplunderd is er zoo goed als niet. De eerste publicatie duidt een vooruitberaamd plan aan, de Franschen te verdrijven, en dat in den aanvang in goede orde is volvoerd met het op- eischen der contrOlen van de nationale garde, het verzamelen van wapenen, het betrekken van zoo veel mogelijk personen van alien rang en stand in de beweging, alles op dezelfde wijze als in Zuid-Holland is geschied, behalve dat bier weinig of niet van de Oranjeleuze is vernomen. De beweging is uitgegaan van de lagere klassen, hoewel Jacob Rek een betrekkelijk welgesteld man was, ook een paar der andere hoofdmannen hoewel in mindere mate 2). Er was geld beschikbaar gesteld. Maar Loch van de zijde der notabele Zaankanters schijnt de opstand weinig of geen steun te hebben ontvangen. Het bericht bijv. in het dag- boek van mijn overgrootvader is niet sympathiek voor de zaak.. Van Jan Vas, koopman te Wormerveer, wordt vermeld dat hij zijne arbeiders op verbeurte van hun bestaan gedwongen had zich voor de garde te doen inschrijven ; Dirk Dekker, adjunct- 1) Honig. Gesch. der Zaanl. blz. 309 en 339. Noch De Stuers noch de notulen te Zaandam maken van dit stuk melding. Heeft het alleen in de verbeelding van het yolk bestaan ? Devilliers rapporteert reeds 22 April: �mes agens secrets m'ont designe les trois principaux chefs de la revolte". 2) Den 9en Juni had een inventarisatie der goederen van de veroordeelden plaats door de Zaandammer makelaars Jacob Van Sante en Willem Van Orden met De Gourmay, verificateur en Bourjat, ontvanger der registratie en domeinen te Zaandam. De meubelen enz. van Rek vormden een zeer goeden burgerinboedel, tezamen getaxeerd op 777 fr. en zijn schip in de haven, de vrouw Gesina, genaamd naar zijn echtgenoote Geestje Kat, fr. 1200. Het schip van Jan Eydenberg, liggende achter het huis, wordt een �vieux bateau" genoemd, en was mede naar de echtgenoote Cornelia Fruytier, de vrouw Cornelia geheeten, geschat op fr. 700 en de inboedel op fr. 247. Dirk De Vries was winkelier in aardewerk, het bedrag der taxatie was fr. 243. De bezittingen der andere drie mannen beteekenden niet veel. Bij de weduwe van Cornelis Wijnstra was zelfs niets dat de moeite waard was op te schrijven. In een lijst van huizen, pakhuizen en molens te Oost-Zaandam A�. 1.806 vind ik ten name van Jacob Rek N�. 30, 34, 35, '106, 562 en 622 (pakhuis De Bouwman), terwijl hij rnisschien ook te West-Zaandam eigendommen had mij is o.a. bekend geworden een huisje te Westzaan. 406 DE ZAANLANDEN. maire te Zaandam, werd later verweten dat hij zijn knechts het dragen van oranje had verboden; dit kan echter in de November- maand zijn geweest. Het is natuurlijk ook mogelijk, dat een en ander slechts maatregelen uit voorzichtigheid zijn geweest. Er schijnen toch ook personen uit den meer gegoeden stand te zijn geweest, die verdacht waren; want er moet nog een andere lijst in handen der Franschen zijn geweest, waarop meerdere namen voorkwamen ; deze lijst zou door een der officieren vernietigd zijn geworden. Daarop zal dan wel de naam van den fatsoen- lijken man voorgekomen hebben, die zich wel vaderlandslievend maar niet heel fatsoenlijk heeft uitgedrukt. De plaatselijke autoriteiten dienden het gezag te handhaven, maar de houding van den maire Gael in die dagen was toch wel vreemd. Hendrik Christiaan Gael was geen Zaankanter van afkomst. Hij werd geboren 5 Nov. 1754 uit het huwelijk van Ch. Ph. Gael, kastelein te Zwijnshoef, en Metje van Udem, en kwam bier als secretaris van den banne van Westzanen ; later werd hij tevens notaris te West-Zaandam, waar hij ook huwde met een dame uit het aanzienlijk regeeringsgeslacht Van Broek, die veel ouder in leeftijd was. In den aanvang van den Patri- ottentijd deed hij zich voor als een ijverig Patriot, in 1788 was hij bekeerd tot Prinsgezinde. Hoewel het plan tot vereeniging van West- en Oost-Zaandam voorgesteld is door J. Scheltema, wordt de verheffing tot stad in 1811 voor zijn werk gehouden ; hij werd maire en lid van het Legioen van eer, Napoleon vond in hem een willig beambte. Toch werd van hem later in een pamphlet gezegd, dat hij oogenschijnlijk aan het hoofd der Oranje- vrinden had gestaan, dat hij genoemd is geworden �het rad der muiterij", maar dat hij bij de klaarblijkelijke mislukking zich geheel aan de zijde van het gezag hield. �Ses burgers schoot men dood, de schele Hein liep vrij !" 1) Prefect De Celles zegt van hem en zijn optreden: �Als de maire meer invloed, meer 1) Te vinden in: Beschuldigende Karakterschets van zekere Noord-Holl. Judas, bijgenaamd Heintje den Draaijer, voorgesteld aan alle waarheidsvrienden door Mr. D. van S (Amsterdam 20 Jan. 1814), waarop ten name van Klaas Van der Meulen, boekverkooper te Zaandam, een verdediging in het licht is gegeven. DE ZAANLANDEN. 407 karakter, meer energie had gehad, hij zou gemakkelijk de oproerigen bedwongen hebben, maar het is een grijsaard, wel achtenswaardig, maar zonder kracht". Scheltema oordeelt, dat het trQurig einde van het treurspel wel degelijk aan het stadsbestuur (ni. aan den maire) was te wijten en niet aan Molitor, �die redelijk en menschlievend zijnde gaarne den zachtsten weg had willen bewandelen". Scheltema is gaarne den zachtsten weg had willen bewandelen". Scheltema is hier onjuist in zijn meening over den generaal en wel hard in zijn oordeel over Gael, maar zij waren blijkbaar geen vrienden, zooals reeds tot uiting was gekomen bij de verheffing tot stad, waarbij ook Scheltema verbetering van positie had beoogd, die echter enkel Gael ten goede schijnt gekomen. Wel blijkt uit de stukken dat men deze vrijheidsuiting heeft doen voorkomen als geheel een zaak uitgaande van de laagste volksklasse, die niets heeft te verliezen , en men heeft zelfs nog willen aantoonen hoe nuttig daarom de nationale garde zou geweest zijn, die hoe nuttig daarom de nationale garde zou geweest zijn, die dergelijk optreden had kunnen bedwingen. Van de notabelen wordt niet meer gesproken. Den 28en April vertrokken de troepen wederom met de kanon- neerbooten en een viertal gerequireerde veerschuiten en werd Zaandam bevrijd van den last der inkwartiering, die de stad een bedrag van f 6000 kostte, welke som echter over het contribuabele gedeelte der bevolking werd omgeslagen (bij quotisatie dd. 15 gedeelte der bevolking werd omgeslagen (bij quotisatie dd. 15 Juni 1813). Den 29en April vaardigde de maire eene publicatie uit, waarin met een terugblik op de plaats gehad hebbende tooneelen van wanorde en regeeringloosheid aangemaand werd tot gehoorzaamheid aan de wetten, enz. Den 6en Mei 1813 ontvingen de maires in het arrondissement Haarlem van den onder-prefect nog een missive om met de grootste oplettendheid te letten op den geest van de bevolking en bij de minste blijken van insubordinatie daarvan mededeeling te doen. Het komt mij voor, dat het optreden van den jeugdigen ad- vocaat mr. Honig in het belang der opstandelingen ook het misnoegen van de autoriteiten heeft gaande gemaakt. Uit het verhaal van het rechtsgeding blijkt hoe onvriendelijk Van de Weyer over hem oordeelde. Het is niet onmogelijk, dat zijn pleiten hem is verweten, en dat hij niet beter heeft weten te 408 DE ZAANLANDEN. handelen tot redding zijner carriere dan zich als garde d' hon- neur aan te geven. Want op zich zelven klinkt dit al zeer vreemd ! Met schrik toch werd overal in den lande kennis ge- nomen van het decreet des Keizers van 5 April tot oprichting dezer garde van 10.000 jongelingen uit de eerste familien ; de meesten der uitverkorenen protesteerden tot het einde, enkelen lieten zich door de politie uit hun woning voeren. Te Zaandam was een lijst van een 25-tal jongelieden opgemaakt, waaruit een zestal opgeroepen werden. Des namiddags van den dag, dat de militaire macht de stad verlaten had, ontbood de maire hen op het stadhuis ; zij waren Cornelis De Vries, Jan Corver, Dirk Duyn, Claas Kroeger, Adriaan Duyvis en Jan Poel. Door den commissaris van politie werd hun een en ander schriftelijk mede- gedeeld, o. a. dat zij 1 Mei zich bij den prefect te Amsterdam moesten aanmelden, hetwelk geschiedde en waar zij van den graaf De Celles een verhoor ondergingen over hun ouders, familie en hun stand in de maatschappij. Vier hunner werd aangezegd dat hun de eer van garde d'honneur te worden te beurt viel; alle tegenwerpingen baatten niets. Zij ontvangen den 28en Mei hun officieele aanstelling, met het bevel binnen 24 uren een bedrag van fr. 1500 in de centrale kas te storten, terwi.j1 alle onkosten van bewapening enz. voor hun rekening waren. Uitgetrokken van bewapening enz. voor hun rekening waren. Uitgetrokken zijn toen 18 Juni naar Amsterdam De Vries, Kroeger en Corver. Duyvis had geen aanschrijving ontvangen, terwiiil Poel en Duyn eerder waren vrijgesteld. Mr. Honig was reeds 26 Mei naar Den Haag gegaan waar hij het commando ontving over het eerste detachement van de Monden van de Maas. In de eerste dagen van de Meimaand waren ook de ratio- nale garden mobiel verklaard. Te Zaandijk ontving mijn groot- vader Jan Honig dit bericht van den maire, die hem Donder- dagavond 6 Mei met een 22-tal vrienden in het koffiehuis opriep. Zij vernamen dat remplaceeren geoorloofd was en besloten toen elkander te garandeeren ; naar gelang van hun stand teekenden zij voor 21/2 tot 71/4 �l o. De kosten van een remplacant werden geschat f 2 per week voor den plaatselijken en f 8 voor den buitendienst. Den 15en Mei was de dag der loting te Haarlem, waaraan van Zaandijk toen 11 personen hebben deelgenomen, die daarna ieder een remplacant bij loting uit een gelijk aantal DE ZAANLANDEN. 409 door eene commissie uit hun midden aangenomen, ontvingen 1). Den 25en Mei gingen zij weder naar Haarlem met de noodige papieren voor de remplaceering. Zij hadden daarvoor de veer- schuit afgehuurd, de schipper durfde echter wegens het ruwe weer en het lage water niet naar Spaarndam te zeilen en bracht ze naar Amsterdam. Vandaar ging men met de trekschuit naar Haarlem, waar zij spoedig en blijkbaar naar hun genoegen werden geholpen. �Deze reizen naar Haarlem waren nog al druk", staat er in het dagboek. Uit ieder kanton waren 150 personen opgeroepen, waaruit 12 man in actieven dienst moes- ten, ten einde bij afwisseling voor zes maanden de kusten te bewaren. Een ander schrikbeeld was het gerucht der dames d'honneur. In meergemeld dagboek staat te lezen: 14 Juli. Woens- dag is mijn vriend Dirk Csz. Schoorl getrouwd met Antje Es, dochter van Aam Es, hellingbaas alhier. Ook zijn in dien tijd te Zaan- dam verscheidene getrouwd, omdat men zeide dat de ongehuw- de meisjes zouden worden opgeroepen voor dames d'honneur. Meer dan een gerucht was de aanschrijving voor de conscriptie voor het volgend jaar, welke te lezen stond in het Staatkundig Dagblad van het departement der Zuiderzee, van Zondag 25 Juli. Te Zaandijk moesten zich 12 jongemannen voor deze zoo gevreesde en gehate loting laten inschrijven. Het con- tingent voor de Zaanstreek was : het eerste kanton Zaandam 25 man waaronder 1 vrijwilliger het tweede kanton 18 man w.o. 1 vrijwilliger en het kanton Westzaan 10 man w.o. 1 vrij- williger. De loting moest een aanvang nemen op Woensdag 25 1) De lijsten op dien dag opgemaakt behelsden voor de Zaanstreek de vol- gende cijfers. Zaandam I 32 later gesuppleerd met 10. � II 31 � � D 9. Koog a/d Zaan 8 � ,) D 3. Zaandijk 1'1 � D D 3. Wormerveer 9 D )) D 4. Westzaan '13 � � D 2. Krommenie 22 D D D 8. Assendelft 7 D D D 3. Oostzaan 2 � D D 1. Wormer 4 D D )) 4. Jisp 3 D D D 1. 410 DE ZAANLANDEN. Augustus. Deze heeft plaats gehad op den 27en Augustus te West- zaan in de Hervormde kerk, en schijnt rustig te zijn afge- loopen. Op dien dag worden te Haarlem de nationale garden georganiseerd. Reeds den 25en daarvoor waren de Zaandijker nationale garden in die stad geweest om hun remplacanten te leveren, terwijl zij, die op reform waren gesteld in de conscriptie van 1812, zooals met mijn grootvader o. a. het geval was, bij den ontvanger Arntzenius het benoodigd bedrag gingen storten (700 francs -7--- f 333:6:6 Ho11.). In die maand was nog op hoog bevel feest gevierd ter eere van den verjaardag van Z. M. den Keizer op 15 Augustus. Officieel was bepaald dat de klokken zouden luiden en de vlaggen van de torens en schepen zouden waaien, in de kerk- gebouwen bedestonden zouden worden gehouden en dat 's avonds van 8 tot 11 uren zou worden geillumineerd. De maires hadden aanschrijving ontvangen mededeeling te doen, hoe in hunne gemeenten de feesten waren gevierd, en uit hunne antwoorden blijkt dat aan het officieele program was voldaan. De maire van Assendelft vermeldt nog een uitdeeling van vleesch aan de armen en een extra-maaltijd aan de weezen. Te Oostzaan waren de leden van het dorpsbestuur genoegelijk bijeen en waren des avonds de huizen geillumineerd. Ook het antwoord van den maire van Krommenie is vrij uitvoerig; deze had nog een tweetal muzikanten ontboden, die veel tot een gepaste vroolijkheid van de burgerij hebben toegebracht, zooals hij bij een rondgang door zijn gemeente kon constateeren. Hij had geen gelegenheid een gift aan een meisje te schenken, �alzoo het aan een voor- werp die zich met roem in de wapenen gekweten heeft ontbrak". Over het algemeen heeft men niet verzuimd te melden dat in de gemeente een goede geest heerschte en het yolk met beta- melijkheid vroolijk was. De maire van Westzaan spreekt van een gernatigde vroolijkheid, en �dat ieder naar deszelfs vermogen en gelegenheid deszelfs gevoelens heeft aan den dag gelegd" 1). 1) Den 2i en October maakte de maire van Zaandam den municipalen raden bekend, dat hij een sehrijven had ontvangen van den prefect, waarin de bekend, dat hij een sehrijven had ontvangen van den prefect, waarin de inlevering van een dankbetuiging gevraagd werd aan H. M. de Keizerin voo DE ZAANLANDEN. 411 Spoedig bleek het, dat deze autoriteit, S. S. Jongewaard, niet voorzichtig was met zijn woorden, en het spionnenstelsel werkte goed in dien tijd. De prefect schreef 31 October aan den onder-prefect te Haar- lem, dat de maire van Westzaan te Haarlem zou gezegd hebben dat de Fransche legers te Jena totaal verslagen waren, dat de geheele artillerie in handen van den vijand was gevallen en er een totaal verlies van 140.000 man was. �En al ware dit zoo", meent de prefect, �dan moest een maire de laatste zijn als publiek ambtenaar het bekend te maken" ; en hij verzocht bericht over zijn moraliteit en principes, zijn gedrag en alle verdere vertrouwelijke mededeelingen. Den 3en Nov. ontving de onder- prefect nog een kabinet-order over deze indiscretie van den maire van Westzaan. Deze moest nl. door hem ontboden worden, en persoonlijk ondervraagd en onderhouden. Werkelijk was er meer onrust onder de bevolking gekomen, ook in onze streek. Devilliers, de directeur-generaal der politie, rapporteert 4 Oct. : men deelt mij mede, dat zelfs te Zaandam een gisting der gemoederen terugkeert, en dat hij een specialen commissaris, Goudeville uit Petten, er heen gezonden heeft met bevel den eersten den besten oproermaker tot een voorbeeld te stellen. Den lien Nov. rapporteert hij nog : Zaandam geeft mij zonder ophouden onrust ; ik zend er geregeld ieinand heen. Den 4en November had men bier in het Dagblad van het departement der Zuiderzee het bericht gelezen van den grooten slag bij Leipzig, �in welke de Franschen de neerlaag hebben gehad", en in het volgend nummer, dd. 10 Nov., kon men meerdere bijzonderheden lezen. Bij missive dd. 11 Nov. werden de maires door den onder-prefect gerustgesteld met mededeeling dat 10.000 man Fransche troepen stelling namen op den IJssel bij Zwolle, Deventer, Zutphen en Arnhem. Eenigen tijd te voren de uitstekende diensten en opofferingen, die de Keizer tot welzijn des rijks ten doel had, en, zegt de schrijver van de aanteekeningen, die Honig tot leiddraad hebben gestrekt... �Daar in alles een voorschrift gegeven was, hoe ons te moeten gedragen, hoewel niet met hartelijke instemming � maar wij moesten en niet zoo wij wilden � werd het adres opgemaakt. Ook van wege Haarlem en Utrecht werden dergelijke adressen aangeboden, volgens mededeeling in het Dagblad der Zuiderzee, dd. 24 October. 412 DE ZAANLANDEN. waren zij wederom verzocht vooral de rapporten over den publieken geest in te leveren. In Amsterdam vernamen echter de Zaansche geest in te leveren. In Amsterdam vernamen echter de Zaansche kooplieden, dat de Keizer �niet meer bestond", hetgeen op den 14en Nov. weer werd tegengesproken. Toch kwam het yolk den volgenden dag te Amsterdam des avonds omtrent 8 uur tot een uitbarsting ; het �Oranje boven !" werd gehoord en de octrooi- en douanenhuisjes werden in brand gestoken. Duidelijk nam men aan de Zaan den rooden gloed waar. Het kon niet anders of de bevolking was in deze streek ook onrustig, hoewel de gebeurtenissen van de Aprilmaand menigeen tot kalmte en voorzichtigheid zullen aangemaand hebben. Toch werd ook in de Zaanstreek op den 16en Nov. met oranje-dragen begonnen, �maar nog niet algemeen" 1). Het was dan ook ditmaal alweder de volksklasse, die begon een dreigende houding aan te nemen. Des middags te 2 uur kwam te Zaandam het beurtschip van Alkmaar aan, waarin zich vele douanen uit Noord-Holland bevonden ; toen zij hoorden van de oproerige beweging te Amsterdam, wilden zij niet doorzeilen en sprongen met hun wapens aan wal. Met moeite werd een hand- gemeen met de Zaandammers voorkomen door het optreden van den magistraat, die een ander schip huurde, dat de douanen bewesten Amsterdam aan wal zou brengen, maar onderweg ver- anderden deze van meening en lieten zich beoosten de stad voeren, van waar zij naar Naarden trokken en aldaar het gar- nizoen versterkten. De autoriteiten waren reeds sedert eenige dagen op hun hoede ; het politie-rapport van den onder-prefect van 10 November spreekt zelfs over �une populace rancuneuse depuis les �v�nements du zelfs over �une populace rancuneuse depuis les �v�nements du rnois d'Avril". Er waren Fransche ambtenaren op straat uitge- jouwd, en oproerige praat was er gehoord. De prefect geeft in een uitgebreide missive den onder-prefect te Haarlem order zich onmiddellijk naar Zaandam, desverkiezend via Amsterdam, te begeven, aldaar den maire, de leden van den raad, den com- missaris van politie en andere autoriteiten en notabelen op te zoeken en tot waakzaamheid tegen de dreigende volksklasse aan te sporen. Hij moest den maire last geven elken dag een rapport 1) Aant. J. J. Honig. DE ZAANLANDEN. 413 te verzenden over den toestand hetzij naar Haarlem, hetzij direct naar hem, den prefect. Daar het aantal burgers, behoorende tot de compagnieen grenadiers en jagers der nationale garde, slechts gering was, moest hij met den maire het plan bespreken, om een burgerwacht van goede en gezeten burgers, vrienden van orde en vrede, te formeeren. Dit kwam overeen met de plannen, die maire Gael reeds voor de gebeurtenissen van April had, en hij zal er niet tegen zijn geweest, toen de onder-prefect bij zijn bezoek aan Zaandam op Zaterdag 13 Nov. het voorstel deed. Werkelijk is deze burgerwacht opgericht geworden in den geest zooals Gael bedoelde. Zij zou bestaan uit 100 a 150 vertrouwde burgers onder de benaming van garde de suret�, onder bevel van Pieter Noomen, een der adjunct-maires, en optreden in geval van troebelen, terwijl er geen kosten uit mochten voortvloeien. Het �Arret�" is van den 15en Nov. 1813. Een voortvloeien. Het �Arret�" is van den 15en Nov. 1813. Een moeilijkheid was echter, dat er geen voldoend aantal geweren was, noch te Zaandam, noch te Amsterdam ; de prefect meldde, dat de geweren tot zijn departement behoorende in de werk- plaatsen te Naarden werden hersteld. In een rapport van den secretaris De Stuers naar Parijs dd. 19 Nov. lezen wij dat de uit Noord-Holland ontvangen berichten vrij bevredigend waren. �Den maire van Zaandam is het gelukt met zijn garde de suret� de woede van het gemeen tot bedaren te brengen, men is er vrij gerust, maar de oranje-kleur is aan de orde van den dag." Den 20en Nov. rapporteert Gael dat Zaandam zeer rustig was, en dat de oranje-kokarde zeer zeld- zaam was. Hij had op Dinsdag den 16en November den gemeenteraad bijeengeroepen om met elkander �eene vriendelijke confe- rentie te houden". Hij stelde toen voor, om te Zaandam, evenals te Amsterdam en elders geschied was, de stadsregeering provisioneel te veranderen, of dat men bij hem (maire) eenige personen uit den raad zou benoemen tot zijn assistentie. Beide voorstellen werden niet aangenomen en de raad besloot in zijn geheel bijeen te blijven en wat er ook gebeuren mocht of ver- ordend moest worden, dit te zaam te dragen en uit te voeren ten beste des lands en der stad. Den volgenden dag, Woensdag 17 November, zag men de vlaggen te Amsterdam van alle 414 DE ZA ANLANDEN. openbare gebouwen waaien, en toen werden ook bier in den omtrek de vaderlandsche kleuren op de torens gezet. Den Den Nov. ontvingen de maires van hun onder-prefect te Haarlem een gedrukte missive dat hij niet meer bij machte was, bij ge- brek aan militairen, het gezag te handhaven, en beval hij hun aan in overleg met de aanzienlijkste gemeentenaren hunne gemeenten voor regeeringloosheid en wanorde te behoeden. Den 21en volgde een nadere missive waarin hij voor den geest van oproer waarschuwt en verzocht de ingezetenen tot hun plicht te brengen ; er verzamelt zich een groote troepenmacht in het kamp te Utrecht, en den 22en Nov. verzocht hij den maires voort te gaan met inzending der politie-rapporten. voort te gaan met inzending der politie-rapporten. Aldus bleven de berichten niet altijd even zeker en gerust- stellend. Zoo waren er Dinsdag 23 Nov. geruchten dat er een Fransche troepenmacht in aanmarsch was, anderen wisten te verhalen van een landing der Engelschen, maar het bericht op den 24en Nov., dat er 200 kozakken in Amsterdam waren gekomen, bleek dan wel waar te zijn. Men beschouwde deze ruiters als de voorloopers van een grootere legermacht der verbonden mogendheden en de raad van Zaandam nam reeds de noodige maatregelen voor een eventueele inkwartiering. Den volgenden dag werden opnieuw de vlaggen op de torens gezet en werd het dragen van oranje algemeen, vooral toen de maires daartoe een uitnoodiging deden. Toen was het, dat men zich werkelijk vrij gevoelde en van zich afschudde dat benau- wende, dat sedert de gebeurtenissen van de Aprilmaand de burgerij steeds in angst en onrust had gehouden. Er heerschte sedert den vroegen morgen een woelige drukte en opgewonden- heid, en er was een zoeken naar feestvreugde, die helaas op ongepaste wijze werd gevonden. Het was een vragen naar drink- penningen vooral door jongens, die de ontvangen duiten aan jenever besteedden, zoodat des middags vele beschonken langs de straat zwierden. Des middags was het stil, maar des avonds kwamen de ouderen aan de huizen geld vragen om feest te vieren, en hoewel men het �over het algemeen zeer onbeleefd vond", men vond het geraden aan het verlangen te voldoen. Zoo was het te Zaandijk, er heerschte een opgewonden stemming met herhaald geroep van �Oranje boven" en �lang leef de maire", JACOBUS SCHELTEMA. NAAR EEN STEENDRUK VAN C. I. L. PORTMAN DE ZAANLANDEN. 415 zoodat de goede man 's nachts niet kon slapen ; maar geweld aan de huizen kwam niet voor. Te Zaandam was het zoo goed niet gegaan ; daar kreeg het yolk het te kwaad met de hoofdwacht, waarschijnlijk een deel der garde de surete onder Pieter Noomen. Men moest geweld gebruiken om de menigte nit elkander te drijven, waarbij twee man werden gearresteerci, en een met een sabel aan de hand gekwetst. Aan het kalm en bezadigd optreden van den vrede- rechter Jac. Scheltema is het vooral te danken dat eindelijk de menschen naar huis gingen. Hij begaf zich onder de menigte, wees hun op het gebeurde van April, en dat men zich nu niet meer onberaden in gevaar moest stellen. Hij bezocht de herbergen en overal vond zijn welgemeende raad gehoor. Hij zegt daarover en overal vond zijn welgemeende raad gehoor. Hij zegt daarover zelven : �men ging uit elkander, nadat ik de gezondheid van den Prins met hen gedronken had". Den volgenden dag werd in tegenwoordigheid van den geheelen raad, ten aanhoore van een groote menigte, een publicatie afgelezen tot aanmaning van orde en rust, hetgeen een gewenschte uitwerking had. Tevens werd verordend dat de tapperijen van sterke dranken des avonds te 9 uur moesten gesloten zijn. En zoo was dus in de Zaanstreek de heuglijke omwenteling tot een voldongen feit geworden. Maar nog steeds was niet alles in rust en telkens bespeurde men, dat de macht der Franschen nog niet geheel ten einde was. Op den morgen van den len December hoorde men hier het gedonder van het geschut aan den kant van de vesting- stad Naarden. Verscheidene matrozen trokken langs de Zaan, komende van Den Helder, die zich in dienst van den prins van Oranje wilden begeven. Zijn Hoogheid bezocht den 2en December Amsterdam, dat feestelijk versierd was, en vele Zaansche koop- lieden, die den volgenden dag als gewoon de beurs bezochten, mochten hem zien, toen hij uitreed en naar Haarlem vertrok. Wegens de ijstoestanden hadden zij niet met de veerschepen naar stad kunnen varen, maar reden zij over het tolhuis. Op de terugreis ontmoetten zij weder vele matrozen en conserits uit Noord-Holland; op den Dam te Zaandam stonden een paar bagagewagens uit Den Helder. Ook kwamen toen nu en dan plaatsgenooten terug, die uit de Fransche gelederen waren ge- 416 DE ZAANLANDEN. deserteerd. Allerlei proclamatien en publication van Z. H. en het voorloopig bewind werden aangeplakt of in de Godshuizen afgelezen, o. a. een beroep op financieelen steun der ingezetenen. Bij de gegoedste ingezetenen ging men rond met lijsten ter Bij de gegoedste ingezetenen ging men rond met lijsten ter inteekening, terwijl er daartoe op geschikte plaatsen kisten waren geplaatst voor de ontvangst der liberale giften, ook van de geplaatst voor de ontvangst der liberale giften, ook van de minder bedeelden. Te Zaandijk bedroeg de inzameling en de offerkist ruim f 2000.�; te Zaandam werd een bedrag van f 15.609:13:6 verantwoord. Ook voor de ongelukkige slachtoffers bij den overval van Woerden werden inzamelingen gehouden, die belangrijke som- men opbrachten (Zaandijk 14 Dec. f 500.� en later nog door de leerlingen der Fransche school f 24.�). Den Men Dec. word door het plaatselijk bestuur o. a. te Zaan- dijk nog dienstig geoordeeld een kennisgeving aan te plakken met verbod tegen het zingen van partijschap-verwekkende liedjes, vooral door de kinderen, waarvoor de ouders verantwoordelijk werden gesteld. Bij de vele commission, die naar Den Haag togen ter begroe- ting van Z. K. H. om dezen geluk te wenschen met zijn terug- keer in het vaderland en zijn komst tot den troon, waren ook een tweetal commission uit deze streek. Van Zaandam waren gecommitteerd de maire H. C. Gael, en de raden Melchior Te Veltrup en Dirk Dekker (14 Dec.), en van de overige gemeenten S. S. Jongewaard, Corn. Prins, Evert Smit, maires van Westzaan, Wormerveer en De Koog en Jan van Vleuten, adjunct-maire van Zaandijk (20 Dec.). Nog steeds was de vaderlandsche bodem niet gezuiverd van Fransche militairen. Zoo hoorde men nog op den 29en December in onze dorpen gedurig schieten en ging er een gerucht dat, begunstigd door de mist een 500-tal soldaten te Hoorn waren geland, en dat van vele Noord-Hollandsche dorpen de weerbare burgers naar hen optrokken. Het bleek dat deze landing te Schardam had plaats gehad. Ook in de Zaansche gemeenten werden de mannen die een geweer konden voeren opgeroepen, en zoo vertrokken in den laten avond de meestgeschikten naar het bedreigde punt. Die van Zaandijk onder commando van Pieter Groen, een voormalig vrij- DE ZAANLANDEN. 417 corporist, ontvingen 5 scherpe patronen ; het detachement van Wormerveer bestond nit 20 man, onder bevel van Frans Van Exter, Fransch schoolhouder aldaar ; 16 manschappen van De Koog werden door hun maire Evert Smit aangevoerd. Te Pur- merend aangekomen vernam men dat de hulp niet meer noodig was en kon men weer huiswaarts keeren. En aldus zag men hier, in deze ernstige dagen, evenals in den Patriottentijd, een militaire geest herleven ; er werd een besluit afgekondigd tot een volkswapening van de mannen van 17 tot 50 jaren, waaruit een landmilitie zou gevormd worden ter verdrijving van den vijand en tot bescherming van het vaderland. Hiervoor moest Zaandam, kanton 1 leveren 109, en kanton 2 81 man, en Westzaan (waaronder Krommenie en As- sendelft) 46 man. Zaterdag 1 Januari 1814 werd deze inschrijving in onze ge- meenten aangeplakt, en reeds werd hier en daar met de exercitien aangevangen. Mijn grootvader teekent o. a. aan, dat hij op den 3en Januari met eenige kameraden voor het eerst les heeft gehad in de exercitie ten huize van Jan Van der Meer (een timmer- mansbaas) en den volgenden dag heeft hij zich laten inschriejven. In zijn gemeente (Zaandijk) bedroeg het aantal 288 man. In zijn gemeente (Zaandijk) bedroeg het aantal 288 man. De loting was bepaald op 7 Januari 1814, te 8 uur precies. Deze loting zou te Zaandam tot ernstige ongeregeldheden aanleiding geven, waarvan de oorzaak slechts te zoeken is in den haat, dien het yolk toedroeg aan den maire Gael. Reeds eenige dagen te voren waren bedreigingen vernom en, zoodat de maire hierin reden vond den commissaris-generaal van het departement der Zuiderzee, eenige gewapende manschappen te verzoeken om bij de loting de orde te handhaven. Den 6en Januari kwam werkelijk een detachement Amster- damsche schutters onder bevel van een officier, die bij de burgers werden ingekwartierd. Den volgenden morgen was de kerk aan de westzijde te Zaandam, waar het le kanton moest loten, opgepropt met mannen, die onordelijk door elkander liepen, overal opklommen tot zelfs op den hemel van de preekstoel, overal opklommen tot zelfs op den hemel van de preekstoel, een groot geraas maakten, �Oranje boven !" riepen en allerlei kreten aanhieven. In de Geschiedenis der Zaanlanden vindt men van dezen lotingsdag, evenals van den tweeden op 8 Januari, Coen Gedenkboek. II 27 418 DE ZAANLANDEN. het tweede kanton aan de beurt was, een omstandig verhaal. Werkelijk werd meer dan Bens de voortgang van de werkzaam- heden belet, werden messen getrokken en de autoriteiten, o. a. de commissaris van politie De Quack, gemolesteerd. Dit alles de commissaris van politie De Quack, gemolesteerd. Dit alles niettegenstaande de Amsterdamsche schutters om de tafel ston- den geschaard. De haat tegen maire Gael werd onomwonden uitgeroepen; men verkoos niet te loten, zoolang deze man in de kerk aanwezig was. En � met voorkennis en goedkeuring van kerk aanwezig was. En � met voorkennis en goedkeuring van den heer Gasman, den gedelegeerden commissaris en der andere autoriteiten � gaf Gael zich gewonnen, hij verliet zijn plaats, en vervolgens de kerk. Ook daarbuiten was hij nog niet veilig; en vervolgens de kerk. Ook daarbuiten was hij nog niet veilig; hij werd met scheldwoorden begroet en �op een onbetamelijke hij werd met scheldwoorden begroet en �op een onbetamelijke wijs met sneeuwballen gegooid". De regeering van Gael was ten einde. Hij gaf zijn adjuncten per missive kennis, dat hij, door het woedend gemeen in zijn functie verhinderd zijnde en door het woedend gemeen in zijn functie verhinderd zijnde en verjaagd, zijn ambt nederlegde en op hen overdroeg. Toch ging de loting nog langzaam voort. Ook onder den adjunct D. Dekker wilde men niet loten, omdat hij een bewoner van de Oostzij was en ook werd hem verweten, dat hij indertijd twee zijner arbeiders had weggejaagd omdat zij �Oranje boven !" twee zijner arbeiders had weggejaagd omdat zij �Oranje boven !" hadden geroepen. hadden geroepen. De tweede adjunct Pieter De Vries nam zijn plaats in en toen kon de loting meer rustig voortgaan, die te 6 uur was geeindigd. Ook de andere dag, toen het tweede kanton in de Oostzijder . Ook de andere dag, toen het tweede kanton in de Oostzijder kerk moest loten, was niet minder woelig. Men werd zelfs hand- gemeen met de mannen der veiligheidswacht, die hier aanwezig gemeen met de mannen der veiligheidswacht, die hier aanwezig waren ter bewaring van de orde. De hoofdwacht der gewapende burgers zorid toen eenige meer- dere manschappen onder bevel van Van Ruerlo Hoist ter assisten- tie, die echter onderweg werden tegengehouden door een hoop tie, die echter onderweg werden tegengehouden door een hoop gemeen ; het had tot dadelijkheden kunnen komen, indien niet Jacob Noomen met zijn onderhebbende burger-cavaleristen was toegeschoten, wien het gelukte den troep uit elkander te jagen. Het is zeker te betreuren, hoewel het begrijpelijk is, dat de Het is zeker te betreuren, hoewel het begrijpelijk is, dat de zoolang gesluimerde en telkens bedwongen haat des yolks juist zoolang gesluimerde en telkens bedwongen haat des yolks juist ook in deze dagen van de herwonnen vrijheid moest uitspatten. En daarenboven, wederom moest men ondervinden, dat men zich niet straffeloos tegen het gezag kan verzetten. De heer De DE ZA AN LANDEN. 419 Quack moest zijii rapport inbrengen, en na eenige dagen ontving hij het bevel zes der oproerigen te arresteeren. Vergezeld van de veldwachters uit de streek en van eenige gewapende burgers werden deze ongelukkigen uit het bed gelicht en naar Haarlem gebracht (21 Januari). Allen werden gestraft met gevangenis en boeten. De jongelieden van Zaandijk hadden 24 Dec. een vergadering gehouden waarin zij besloten hun remplacanten af te danken en de in kas zijnde gelden ad f 30:10:8 te storten in de offerkist ten dienste van het vaderland, maar den 12en Januari ontving hun korporaal P. Melk een missive van kapitein Klaas Keyzer te Zaandam, dat men de remplacanten nog niet moest afdan- ken, zoodat sommige der heeren deze personen weder hebben aangenomen. Nadat reeds den 5en Januari op last van Z. H. in alle plaatsen van de Vereenigde Nederlanden een dank- en bidstond was ge- houden, had dit op nog meer plechtige wijze plaats op Donderdag 13 Januari. Zoo werd te Krommenie een buitengewone bedeeling in levensmiddelen gedaan aan de behoeftigen van alle gezindten, waarvoor de gegoede ingezetenen de gelden hadden verstrekt. Maar nog waren alle geruchten omtrent de maclit der Fran- schen den kop niet ingedrukt, zooals blijkt uit het vreemdsoortig bericht, dat op den 16en Januari te Zaandijk de ronde deed, dat men te Akersloot komende gedwongen werd het oranje af te leggen en �Napoleon boven" te roepen. Den 17en Januari kwamen te Zaandam de gardes d'honneur De Vries en Corver terug, die tot Trier gemarcheerd waren. Kroeger was dieper Frankrijk ingetrokken, waarschijnlijk als gevangene. Den 24en Januari werd aangeplakt dat alle manschappen, geboren van 1 Jan. 1764-31 Dec. 1768, zich op den 26en moesten laten inschrijven voor den landstorm, volgens besluit van Z. H. dd. 20 Dec. 1813. Op den 25en Januari werd te Zaandam een vergadering ge- houden van de burgemeesters (sedert 17 Jan. was dit de titel der maires) van Zaandam, Koog, Zaandijk, Wormerveer, Krom- m enie, Westzaan, Wormer en Oostzaan, waarin behandeld werd de aanschrijving van den commissaris in het arrondissement Haarlem, G. A. Vermeulen, om ten behoeve van den lande te 420 DE ZAANLANDEN. leveren : 100 last haver, 3 last roggemeel, 3 last tarwemeel, 50.000 beschuiten en 30 paarden. 50.000 beschuiten en 30 paarden. Zaandijk werd aangeslagen voor f 600. In deze gemeente werd nog ingeteekend een bedrag van f 800 om Z. H. een ruiter nog ingeteekend een bedrag van f 800 om Z. H. een ruiter en paard aan te bieden. 26 Januari werd geloot voor den land- storm (te Zaandijk door 37 personen). storm (te Zaandijk door 37 personen). Den 4en Februari werd een kennisgeving aangeplakt in zake de organisatie van deze weermacht, welke thans gevormd zou worden door alle weerbare mannen van 17 tot 50 jaren, en waarin o.a. voorkwam als art. 5, dat de gemeenten aan de Zaan op het oogenblik nog niet konden worden georganiseerd maar op het oogenblik nog niet konden worden georganiseerd maar dat dit nader bij publicatie zal worden bekend gemaakt. Den 17en Februari vertrokken de voor de landmilitie aangewe- zenen naar Haarlem. zenen naar Haarlem. In de Zaanstreek werd het 10e bataljon landstorm georgani- seerd. Den 17en Maart worden te Zaandijk de stafofficieren verkozen voor de 2e 4e 5e 6e comp. landstorm, hoofdplaats Wormerveer en den 19en d.a.v. de onderofficieren. Den volgen- den dag (Zondag) kwam het bataljon op het drilveld tegenover den dag (Zondag) kwam het bataljon op het drilveld tegenover het Guispad aangetreden, waarbij de burgemeester Jan Koning het Guispad aangetreden, waarbij de burgemeester Jan Koning als majoor een aanspraak hield, met een algemeen geroep van �Oranje boven !" beantwoord. Als teeken voor den landstorm ontving ieder een palmtak, en marcheerde men naar de Kerk- straat waar men afgedankt werd om den volgenden Zondag met de exercitien te beginnen. Almede werd bekend gemaakt, dat de nationale garde had opgehouden te bestaan. In onze streek werd men telkens aan werkelijk oorlogsgevaar herinnerd, daar werd men telkens aan werkelijk oorlogsgevaar herinnerd, daar het scbieten om en bij het belegerde Naarden hier duidelijk het scbieten om en bij het belegerde Naarden hier duidelijk werd gehoord, vooral op 4 en 6 April : men kon de born- men in de lucht zien. Ook waren den 17en Maart reeds eenige personen van hier (van Zaandijk o.a. 15 man) naar Weesp gerequireerd tot den aanleg van batterijen. Den 10en April voeren door de Zaan 2 schuiten met de le comp. landstorm van Zaandam met bestemming naar Schagen. Denzelfden dag deelde de luitenant kolonel van het 10e batal- jon, de beer Cornelis Prins van Wormerveer, aan zijn onder- jon, de beer Cornelis Prins van Wormerveer, aan zijn onder- hebbenden mede, dat hij aanschrijving had ontvangen uit het arrondissement Alkmaar, dat eenige compagnieen van de Zaan DE ZAANLANDEN. 421 naar Den Helder moesten marcheeren, welke plaats nog steeds door den admiraal Ver Huell voor den Franschen keizer werd behouden, en dat 22 Mei a.s. de 4e, 5e en Be comp. aan de beurt waren. Vrijwilligers boden zich aan, o.a. een der zoons van den heer Prins ; verder moesten de ongetrouwden eerder uittrekken dan de gehuwden. Den len Mei werden aan de manschappen pieken uitgereikt. Tot dadelijkheden voor den landstorm kwam het echter niet. In den loop van deze maand werden alle steden en forten, die nog door den vijand bezet waren, ontruimd ; keizer Napoleon had afstand gedaan van zijn troon en was van de regeering vervallen verklaard. Een waardig slot aan de omwenteling in de Zaanlanden, die in de Aprilmaand 1813 zoo droevig was begonnen, werd ge- vormd door het hooge bezoek, dat Zaandam den 3en Juli ont- ving. Feestelijk en met blij gejuich werd de Souvereine Vorst met zijn gezin en keizer Alexander van Rusland te Zaandam ontvangen door de bewoners der zoo beproefde stad en door een talrijke menigte uit de overige Zaanlandsche dorpen. Den geheelen dag was het feest, gebouwen en molens waren versierd met groen en vlaggenpraal, eerepoorten waren opgericht ; maar bovenal bood dien dag de Zaan een buitengewoon feestelijken en luistervollen aanblik, door de talrijke plezierjachten en boeiers die er in admiraalschap zeilden, door de talrijke roeischuitjes die er in admiraalschap zeilden, door de talrijke roeischuitjes en tentjachtjes die opgepropt met een hooggestemde menigte op het water rondvoeren, terwijl een vloot van bevlagde vracht- schepen op de hoogte van de Papenpadsluis een fraaien achtergrond vormde. Omstreeks vijf uur werden de bezoekers, komende van Broek in Waterland, op Zaandammer grondgebied begroet, in- geluid door de klokken, en toegesproken door den burgemeester Dirk Dekker, en den raad Claas Mul. Vergezeld door een eere- wacht te paard, onder bevel van Jacob Noomen, trok men naar den Dam. Bij de kerk aan de Oostzijde wederom een begroeting en wel door de leeraars van alle kerkgenootschappen en op de Hooge Sluis door een schare van 16 jonge meisjes, van wie nog een 14-tal in de nationale Zaansche kleederdracht. Na het gebruik van eenige ververschingen in bet logement De Otter werd een bezoek gebracht aan het eenvoudig huisje, waar in 422 DE ZAANLANDEN. Augustus 1697 de beroemde voorzaat van den hoogen bezoeker had gewoond, terwijl ten slotte een roeitocht langs een deel van de Binnen-Zaan werd ondernomen. Onder luid gejuich van het yolk, zoolang de sloepen in 't zicht bleven, vertrokken de aanzienlijke gasten naar den Rijs- dam, waar het landsjacht de Arend geankerd lag, dat hen naar Amsterdam terug zou voeren. Het vertrok, begeleid door een talrijk eskader, van wel 200 a 300 zeiljachten en boeiers uit den geheelen omtrek, zelfs uit Friesland en Zuid-Holland. Met blijde ontroering zag menigeen van of den Dam die sierlijke vloot wegzeilen naar de koopstad aan het IJ, en met een zucht van verlichting verdreef hij een opkomend beeld in die wateren, weerziende de Fra,nsche kanonneerbooten, die naar Zaandam kwamen om schrik en verderf to brengen, en in stilte Zaandam kwamen om schrik en verderf to brengen, en in stilte werd God gedankt voor den zegen van de omwenteling, die thans een voldongen feit was geworden. EERZUYL VOOR ALEXANDER DEN EERSTE KEIZER ALLER RUSSEN. PRENT VAN P H L VAN DER MEULEN NAAR EEN TEEKENING VAN C VAN WAARD. NAAR EEN TEEKENING VAN C VAN WAARD. Weesp DOOR FR. DE WITT HUBERTS. In het jaar 1813 heeft het stedeke Weesp het �Fransche juk" niet op gewelddadige wijze behoeven �af te schudden", zooals de geijkte term luidt ; de overgang is op kalme wijze gegaan, geen bloed is daarbij gevloeid. In de dagen van de omwenteling telde het plaatsje ongeveer 4000 inwoners ; wij vonden tenminste een aanteekening uit April 1812, toen dat aantal 4563 bedroeg, terwiji uit de �Organisatie der Schutterijen in het Ile District" in 1815 blijkt, dat in genoemd jaar het zielenaantal tot 3793 was gedaald. Wij zullen dus niet jaar het zielenaantal tot 3793 was gedaald. Wij zullen dus niet ver van de waarheid af zijn, wanneer wij het aantal inwoners op het einde van 1813 op 4000 schatten. De stedelijke regeering werd uitgeoefend door Jan Schimmel jr., als maire, aan Wien Pieter De Vries Hz. en Jacobus Brascamp als adjunct-maires waren toegevoegd, terwijl verder municipale raden waren P. De Haan, W. Koopmanschap, Egb. Schouten, A. Schreuder, G. Van Kinschot, C. T. Buchel, C. B. Reinink, G. Bellaar, H. Bongenaar, P. Ploeg, Klaas Logge, Jan Schouten, Frans Butot en A. M. Van Dockum. Onder dit bestuur schijnt de bevolking zich bijzonder rustig te hebben gedragen, hoe woelig het ook in andere steden van ons vaderland toeging en toch was er geen Fransch garnizoen om haar, zoo noodig, in loom te houden. Bij het �Decret imperial" van 9 November 1811, de verdeeling van de Fransche troepen regelende, was toch Weesp niet als garnizoensplaats aangewezen. Slechts een enkele compagnie van de nationale garde van het departement van de Zuiderzee was er gedetacheerd, zoo o.a. in October 1813 de 2e compagnie grenadiers van de 5e cohorte, onder den kapitein Dirk Luden. 424 WEESP. Of de arrestatie van Willem Van Gijn, een koopman in aardappe- len, �wegens oproerigheden", zooals de commissaris van politie den 14en November aan den maire meldde, duidt op een weer- spannigen geest onder de bevolking, is moeilijk uit te maken ; zeker is het, dat de autoriteiten wel vrees koesterden voor derge- lijke uitingen; de onder-prefect van het arrondissement Amsterdam lijke uitingen; de onder-prefect van het arrondissement Amsterdam vond het tenminste noodig den 12en November aan den maire vond het tenminste noodig den 12en November aan den maire van Weesp per circulaire te berichten, hoe een groot aantal troepen, komende van Wesel en behoorende tot het leger van den prins van Eckmiihl, zich bij Zwolle, Deventer en Zutphen aan . den IJssel geposteerd had, als wilde men door deze circulaire den slechten indruk wegnemen, door den tegenspoed van de Fransche wapenen veroorzaakt. Of er verbittering is ontstaan over het wegvoeren van gardes d'honneur uit Weesp is ons :niet gebleken. Wel komt een zekere Jean Peelen, zoon van den Weesper koopman van dien naam, op het �tableau nominatif des Gardes d'Honneur" voor, doch deze ontbreekt weder op de �Liste alphabetique des Jeunes Gens appel�s a concourir a la formation des Regimens des Gardes d'Honneur". Toch schijnt Peelen als zoodanig te zijn ingelijfd ; op een naamlijst van �Heeren gardes d'honneur van het depart. der Zuiderzee", berustende in het gemeente-archief van Amster- dam, staat hij tenminste genoemd bij het �3e vertrek van den 15en Juli, sterk 42 man". Wel ondervond de gemeente, dat de Fransche commandant van Naarden zich op eene verdediging van die vesting voor- bereidde ; zoo moesten o. a. 14 November, op last van den onder- prefect te Amsterdam, aan Naarden 8 getuigde paarden met 4 geleiders worden geleverd. Tot 16 November 66n uur 's namiddags bleef het rustig ; althans 19 November meldt de maire aan den onder-prefect, dat op eerstgenoemden datum die rust voor het eerst gestoord werd door een tweetal Joodsche koeiendrijvers uit Amsterdam, die, met oranje linten versierd, door het roepen van �Oranje boven !" een volksoploop veroorzaakten. Toen de commissaris van politie J. B. Carillon een einde aan het tumult wilde maken, werd hij door de Israelieten heftig uitgescholden, zoodat hij het noodig oordeelde een van de beide WEESP. 425 belhamels te arresteeren, doch deze ook weer spoedig te ontslaan. Heel moedig schijnt hij niet te zijn opgetreden ; hij liet althans toe, dat de bewuste Joden hem te lijf gingen, waarom hij zich bij den maire Schimmel ging beklagen ! Deze blijkt al even weinig kordaat te zijn geweest ; hij gaf den commissaris ten minste in overweging aan den directeur-generaal te Amsterdam om raad te gaan vragen, ook oindat, zooals de maire schrijft, de rust te Weesp, door tegenwoordigheid van den commissaris, die niet geliefd scheen te zijn, zou kunnen worden gestoord ! Eerst den 'Tell December keerde de commissaris van politic terug. Barent Peelen, op dien datum president van het provisio- neel bestuur, wilde hem echter niet in zijn vroegere functie erkennen, daar hij geen wettelijk bewijs medebracht en, gehaat als hij was bij de bevolking, onaangenaamheden zou kunnen veroorzaken. Den 17en November werd eene resolutie van den hertog van Plaisance uit Utrecht ontvangen, waarbij de ontvangers werden geautoriseerd om hunne in kas zijnde gelden over te storten bij den generaal-commandant van de 17e militaire divisie. Zeer waarschijnlijk is hieraan geen gevolg gegeven ; vijf dagen later dringt de onder-prefect van het arrondissement Amsterdam van uit Utrecht tenminste nogmaals op het overmaken van die gelden aan. In den nacht van 23 op 24 November rukt een detachement Russisehe troepen Weesp binnen en vervolgt zijn rnarsch naar Amsterdam; van dat oogenblik of is het stadje feitelijk aan de zijde van den opstand. Het ontbreken van garnizoen was echter oorzaak, dat eenige dagen later, nl. 29 November, kolonel Pfaffenrath met 400 man van de bezetting van Naarden, van Muiden komende, Weesp binnentrok, en daar 1060 lakens, 900 dekens, 1400 pond windsels, 600 servetten voor pluksel, 500 wollen kousen, 120 ketels en nog andere zaken opeischte. Toen men de stad met plundering dreigde zoo het geeischte niet spoedig werd bijeengebracht, waren de leden van het stedelijk bestuur genood- zaakt, onder het geleide van Fransche soldaten, zelf bij de ingeze- tenen rond te gaan om de noodige goederen te verzamelen. Deze wer- tenen rond te gaan om de noodige goederen te verzamelen. Deze wer- den daarna op wagens geladen en 's nachts naar Muiden gebracht. 426 WEESP. Dat de maire van Weesp een dergelijke gebeurtenis reeds voorzien had, blijkt uit een afschrift van een brief van 29 November, aanwezig in het archief aldaar, waarin deze schrijft, dat de Franschen uit Naarden gedurig verkenningen in den omtrek doen en men vreest voor eene herhaling van den moord van Woerden. Hij meldt o. a. �Dagelijksch doen die Heeren uit Naarden eene verkenning en gisteren zouden wij een bezoek gehad hebben, indien van hun niet een gedeelte gedeserteerd waren, waardoor zij te veel verzwakt naar Naarden zijn terug- gekeerd". volgens Bosscha, Geschiedenis der Omwenteling, komen echter kort daarna weder eenige Kozakken en Baskiers te Weesp aan, terwijl volgens Een verhaal uit de Gesehiedenis van Neerland's herstelling in 1813, voorkomend in het Vaandel 1855-56, deze Kozakken onder bevel stonden van den majoor Elsenvangen; deze rukt ten minste 1 December van Weesp over Hakkelaarshek op Muiden aan. Dien dag komt de luitenant-kolonel M. P. Brants, van de Amsterdamsche schutterij, met den heer Saportas uit Muiden te Weesp en begeeft hij zich naar den heer J. Schimmel jr., om namens Zijne Hoogheid den prins van Oranje de stad in pos- sessie te nemen en de regeering te veranderen. Vender had hij �met hem nopens de geschikte personen gebesoigneerd en hem verzocht, die te willen spreken, hetgeen Z. E., ofschoon ziek te bed liggende, wel op zich heeft willen nemen", zooals genoemde luitenant-kolonel 3 December aan generaal Kraijenhoff schrijft. De heer Brants vertrok weer naar Muiden, doch keerde den zelfden dag terug om van de pui van het raadhuis de volgende publicatie te doen afkondigen : �Alzoo deze stad van wegens Z. D. H. den Heere Prins van Oranje is in bezit genomen en het burgerlijk bestuur bij de Franschen gesteld, mitsdien van zelfs heeft opgehouden, zoo is 't, dat de Lieut.-Kol. bij de schutterij der stad Amsterdam alhier gezonden en daartoe specialijk gequalificeerd bij commissie van gezonden en daartoe specialijk gequalificeerd bij commissie van Zijne Exellentie den Heer Gouverneur der stad Amsterdam en omliggende forten bij provisie en tot dienaangaande bij Z. D. H. andere of nadere orders zullen zijn gesteld, heeft verzocht en gecommitteerd tot de regeering der stad Weesp: de beer Mr. Jan WEESP. 427 Schimmel Jr., Barent Peelen, Pieter Peelen Jansz., Maas du Tour, Harmen De Vries, Abraham Schreuder, Egbertus Schouten, Cs. Bellaar Reinink, Pieter Haring, Jan Vastwijk, Abraham Mattheus Van Dockum en Cornelis Koopmanschap en wordt mitsdien hiervan aan de goede ingezetenen kennis gegeven en een ieder vermaand om aan gemelde heeren in derzelver qualiteit de vereischte gehoorzaamheid te bewijzen, als waartoe hij Lieutenant- Kolonel is belast desnoods de sterke hand te bieden, teneinde Kolonel is belast desnoods de sterke hand te bieden, teneinde derzelver bevelen behoorlijk worden gerespecteerd en ten uitvoer gebracht". Den 4en December werd de heer Wichers bovendien aange- steld tot municipale ontvanger. Den Ten December keerde Brascainp, tot nu toe adjunct-maire, terug en vond, blijkbaar tot zijn verbazing, de vroegere regeering ontbonden en het nieuwe bestuur aangesteld, waarom hij een ontbonden en het nieuwe bestuur aangesteld, waarom hij een schrijven richtte tot den commissaris-generaal Fannius Scholten en dezen om een onderhoud verzocht, terwijl 13 December nog- maals een verzoek aan Scholten werd gericht, om de oorzaak van die onwettige verandering van de regeering te vernemen. Door de nabijheid van het belegerde Naarden zou het nog maanden duren, eer de rust in het rustige plaatsje terugkeerde. Ruimschoots heeft het zijn deel gedragen in de lasten van den oorlog, zwaar drukte de inkwartiering op de ingezetenen. Zoo rukte den lien December een korps onder bevel van den luit.-kol. J. W. Griinebosch het stadje binnen ; genoemd korps was des morgens om half acht in de Plantage te Amsterdam verzameld, bleef dien dag te Weesp en trok den volgenden dag naar 's-Graveland. Naar aanleiding van het besluit van den Souvereinen Vorst van 12 December, waarbij alle ambtenaren, vreemdeling zijnde, van hun post werden ontslagen, behoefde niemand de stad te verlaten ; vreemde �geemployeerden" waren er niet, althans toen niet meer. 25 December werd het 3e bataljon Amsterdamsche schutterij onder den kapitein George Lodewijk Lepeltak in de plaats ge- legerd. Behalve de officieren telde het 4 sergeanten-majoor, 14 sergeanten, 4 fouriers, 16 korporaals, 2 tamboers en 297 man. Een detachement van 1 sergeant, 2 korporaals en 20 man moest 428 WEESP. ais bezetting aan de Uitermeersche schans geleverd en dagelijks worden afgelost. Bovendien moest na zonsondergang gepatrouil- leerd worden langs den 's-Gravelandschen weg en langs dien naar Muiden. Men nam nu echter ook maatregelen om de burgerij althans gedeeltelijk van de inkwartiering te ontlasten. Het voormalig burgerweeshuis en het armenhuis konden 100 man bergen, echter op zeer primitieve wiejze ; er waren nl. slechts 25 bruikbare matrassen, terwijl door den inval van den kolonel Pfaffenrath op 29 November alle lakens en dekens ontbraken. Stalling was er voldoende, nl. voor 108 paarden. Een van de vertrekken van het burgerweeshuis werd tot tijdelijk hospitaal �geapproprieerd". In welk een slechten toestand, wat de uitrusting en bewape- ning betreft, het 3e bataljon te Weesp aankwam, blijkt uit een missive van zijn commandant, voorkomende in de �Dage- lijksche Orden van de Schutterij" 1), die 28 December om kapot- jassen en patronen vraagt. Hem werd geantwoord, dat de man- schappen zonder of met slechte geweren maar als ordonnance moesten worden gebruikt (!), dat om patronen zou worden ge- schreven en de kapotten zoo spoedig mogelijk zouden worden gezonden. De kolonel-commandant Van Brienen schrijft bovendien op dien zelfden datum aan den generaal-gouverneur Kraijenhoff, dat het bataljon 50 slechte geweren had, vuursteenen mankeerde en met patronen van te zwaar kaliber op rnarsch was gegaan. Er was intusschen ook een stedelijke schutterij geformeerd ; in de �Amsterdamsche Courant" van 12 Januari 1814 komt tenminste een bericht voor nit Weesp van 30 December 1813, meldende het bezoek van den Erfprins aldaar, waarbij het voorgenoemde Amsterdamsche bataljon, �benevens onze stedelijke schutterij" onder de wapenen kwamen. Bij het noenmaal ter eere van den Prins op bet raadhuis gegeven, zaten dan ook mede aan de officieren van het garnizoen, en �dezer stads-schutterij". 1) Aanwezig in de : �Historische Verzameling van de Schutterij te Amsterdam". Amsterdam". WEESP. 429 Het 3e bataljon bleef tot 8 Januari 1814 te Weesp en werd dien dag tegen 2 uur nam. afgelost door 3 compagnieen van het 4e bataljon, ter sterkte van 300 man, die 's morgens om 9 uur op de Botermarkt te Amsterdam verzameld stonden. Inmiddels blijkt, dat ook Weesp niet wilde achterblijven in het brengen van offers voor de verdediging van den vader- landschen bodem ; volgens de Amsterdamsche Courant van 12 Januari bood het provisioneel bestuur den 9en Januari tien nieuwe complete voertuigen voor de artillerie aan de landsregeering complete voertuigen voor de artillerie aan de landsregeering aan, terwiji er door de inwoners met groote offervaardigheid ruim f 3384 was bijeengebracht, om de kosten van de uitrusting van het leger te bestrijden, en 14 jongelingen zich aanmeldden ter vrijwillige dienstneming. Behalve aan de Uitermeersche Schans leverde het garnizoen ook een bezetting aan Muiderberg. Den 19en Januari rukte het 4e bataljon tot onder de muren van Naarden, om aan de opeisching van die vesting kracht bij te zetten, doch keerde 's middags weer te Weesp terug, om drie dagen later afgelost te worden door het le bataljon onder kapitein Frijmersum. Frijmersum. Den 5en Februari kwamen opnieuw 3 compagnieen van het 4e bataljon Weesp binneu, den Ben Februari gevolgd door de 4e compagnie, welke bezetting den 22en Februari weder omwisselde met het 2e bataljon. Inmiddels genoot de stad de eer het hoofd- kwartier te vormen van het centrum van het belegeringskorps van Naarden, onder bevel van den kolonel Abraham Rittner. Den lien Maart maakte generaal Kraijenhoff bekend, dat hij het onmiddellijk bevel over het geheele korps aanvaardde ; hij koos eveneens Weesp tot zijn hoofdkwartier. Den volgenden dag kwam het 4e bataljon de bezetting ver- sterken en beide afdeelingen bleven aldaar nu in garnizoen tot de overgave van Naarden. Den lien April nam een gedeelte van deze troepen deel aan de actie voorgevallen bij Muiderberg, dat eenige oogenblikken in handen was van eene afdeeling Fransclien, die een uitval uit de belegerde vesting deden. Volgens een bericht in de �Op- regte Haarlemsche Courant" van 16 April 1814, waarin de gar- nizoenen van Muiden en Muiderberg hunne verontwaardiging 430 WEESP. to kennen gaven over het verslag van dien uitval, voorkomende in die zelfde courant van 14 April, zouden de troepen uit Weesp echter eerst zijn aangekomen nadat de vijand geweken was. De reeds meer aangehaalde �Dagelijksche Orders" van de Amsterdamsche schutterij melden den yen Mei, dat o. a. de schutterij van Weesp, welke in bet beleg voor Naarden had gediend, vrij zou zijn van �alle opbrengst in de omslagen en andere lasten, die bepaaldelijk ter bestrijding der kosten van de volkswapening strekken". volkswapening strekken". Den volgenden dag zendt de commandant van Naarden een kolonel naar het hoofdkwartier to Weesp om de voorwaarden van overgave to bespreken. Nadat de vesting in de handen der onzen was overgegaan, keerden de beide bataljons den 13e11 Mei naar Amsterdam terug en brak voor het pro-vinciestadje eindelijk het oogenblik aan, waarop alle feed geleden zou zijn. Muiden DOOR FR. DE WITT HUBERTS. De stad Muiden telde in de woelige Novemberdagen van 1813 slechts ongeveer veertienhonderd inwoners, waarvan er waar- schijnlijk Been enkele de eer werd waardig gekeurd bij de �garde d'honneur" te dienen. d'honneur" te dienen. Aan het hoofd van het stedelijk bestuur stond Jacob Saportas als maire, als adjunct-maire Johannes Van Zon jr. Eerstgenoemde schijnt echter voor het uitbreken van de onlusten te Amsterdam zijn gemeente te hebben verlaten ; volgens de �Notulen van 28 Februari 1811 tot 1 Mei 1817" blijkt ten minste, dat de maire te Amsterdam was, waarheen de adjunct-maire hem op 1 Dec. 1813 een verslag zond, terwijl Saportas eerst 3 December te Muiden terugkeert. Als municipale raden waren rinds 19 Dec. 1811 aangesteld Willem Van Wijk, Daniel Van der Spar, Arend Van Paddenburg, Jacobus Verdam, Jacob Elias Smissaert en Adrianus Van den Toorn. Hoe de vrees voor onlusten reeds geruimen tijd voor de om- wenteling er bij de Fransche autoriteiten in zit, daarop duidt zeker wel de aanschrijving, 8 Maart 1813 te Muiden ontvangen, �om geschriften of boekjens, die soms op het water of op de kusten gevonden mogten worden, strekkende om de rust te ver- storen", bij een te verzamelen, buiten omloop te houden en op te zenden. En ook het vieren van 's Keizers verjaardag werd met vrees tegemoet gezien ; vandaar het schrijven van den onder-prefect van het arrondissement Amsterdam aan den maire, van 21 Juli 1813, waarin de zinsnede : �Il est tres important de prendre des 432 MUIDEN. precautions pour que ces jours ne soient pas troubles par aucun accident". Kort voor het uitbreken van de troebelen, 1 November, werd weder eene aanschrijving te Muiden ontvangen om van tijd tot tijd rapport te doen aan de politie van den goeden geest, den lien November gevolgd door de raadgeving van den onder-prefect: �Veuillez diriger l'esprit de vos administr�s a l'ordre, A l'ob�is- sance et a la tranquillit�". sance et a la tranquillit�". Ook werd de mogelijkheid van een beleg van Naarden reeds vroeg onder de oogen gezien ; vandaar dat 11 Juli 1813 een staat werd ontvangen, behelzende wat Muiden tot proviandeering van die vesting moest leveren, nl. hooi, stroo, 20 runderen, 5 varkens en 200.000 turven. 6 November werd de last van den prefect ontvangen 11 stuks vee naar Naarden to zenden ; 10 November werden er 10 stuks geleverd,- terwij1 14 November het bevel volgde den 15en of 16e11 paarden en geleiders daarheen op to zenden. Oploopen of oproerige bewegingen schijnen echter to Muiden voor den overgang niet to hebben plaats gehad. Nadat generaal Molitor met de douanen en het zgn. strafbataljon, en den volgenden dag de hertog van Plaisance Amsterdam hadden verlaten, werd Muiden overstroomd door Fransche vluch- telingen, die dadelijk naar Utrecht en Naarden werden door- gezonden. Den 18en November werd eene aanschrijving van den onder- prefect uit Utrecht ontvangen, kennis gevende van het besluit van den hertog van Plaisance, om al de gelden van de Holland- sche departementen ter dispositie van den generaal-commandant van de 17e militaire divisie to stellen. De ontvangers moesten daarom hun kas storten bij den onder-prefect De Witt, als provisioneel betaalmeester. In het Muidensche archief vinden wij in de notulen van het gemeentebestuur zeer laconiek aangeteekend : �Kennis gegeven aan den Percepteur doch met invitatie om derwaards geene golden over to storten". Dienzelfden dag verliet de ontvanger der douanen zijn stand- plaats to Muiden, na eerst alle boeken en registers to hebben overgegeven aan den adjunct-maire, terwijl de eveneens ver- MUIDEN. 433 trekkende �pr�posCs en officieren" hem �het huisje aan de Ossenmarkt" overdroegen, dat dadelijk afgebroken werd. Er waren te Muiden slechts 58 veteranen onder den kapitein Bourget in garnizoen, benevens een detachement kustkanonniers van de 136e compagnie onder den kapitein Kraaij. Deze troepen waren ondergebracht in eene kazerne in de Amsterdamsche straat, terwij1 als zoodanig ook dienst deed het Oude weeshuis en een particulier huis bij het Muider slot, waarin 60 man konden geborgen worden. Het kruitmagazijn van dit slot was reeds geheel geledigd, terwip al het geschut van de vestingwallen overgebracht was naar Naarden. Kapitein Kraaij scheen de goede zaak wel te zijn toegedaan. Het Muider archief bevat nl. eene aanteekening, waaruit blijkt, dat Struyk van Bergen, notaris te Diemen, zich reeds den 17en November met een 25-tal gewapende manschappen aan het Abcouder tolhek wilde posteeren, om de passeerende Fransche rijtuigen te dwingen de mogelijk medegevoerde gelden over te geven. Dit plan ging echter niet door. Den 22en November begaf de notaris zich daarop naar generaal Van Limburg Stirum in Den Haag, evan wien hij eene instructie en commissie ontving nit naam van den prins van Oranje, om eene revolutie te be- werken te Diemen en omstreken en tevens eene instructie voor genoemden kapitein Kraaij. VOOr den middag van den volgenden (lag was zij in diens bezit. Wij hebben echter niet kunnen ont- dekken wat de inhoud van die instructie was. De adjunct-maire nam nu de voorzorg de bruggen te doen ophalen en de barrieres te sluiten, terwijl alle communicatie met het roerige Amsterdam werd afgebroken. Ook riep hij, met voorkennis van den commandant, de voornaamste inwoners bij elkaar, waar het besluit genomen werd, dat de burgers om beurten des nachts zouden waken en door de stad patrouilleeren. 22 November werd door den gouverneur-generaal der ge- wapende macht in Holland, graaf Van Limburg Stirum, de volgende order rondgezonden : �Ingevallen er Franschen naderen, moeten dadelijk de klokken geklept worden. Al wat wapenen voeren kan, moet te hoop loopen en met stokken, pieken, knup- pels, hooivorken, ganzenroeren op dezelven inrukken. Elke schout Gedenkboek. II. 28 434 MUIDEN. is verpligt zich aan het hoofd te stellen en zijne dorpelingen aan te voeren". Den 24en November berichtte de maire van Weesp, dat in den afgeloopen nacht een detachement Russische troepen door genoemde plaats naar Amsterdam was getrokken. Volgens Naarden's Beleg , geregeld verhaal der gebeurtenissen, in en om de vesting van 17 Nov. 1813 tot 12 Mei 1814 kwamen en om de vesting van 17 Nov. 1813 tot 12 Mei 1814 kwamen dien middag om 2 uur eenige Kozakken van Muiden en eisch- ten de vesting op. Toen hare commandant twee uur beraad vroeg, trokken genoemde troepen om drie uur weer naar Amsterdam. Later op den dag arriveerde een adjudant van den comman- dant van Naarden, den generaal baron Quetard de la Porte, om zich van den toestand te vergewissen. Waarschijnlijk als een gevolg van dit bezoek trok spoedig daarop kolonel Pfaffenrath met 300 man en 2 veldstukken uit Naarden door Muiden, rukte door tot Diemerbrug, haalde daar de Hollandsche vlag van den toren en keerde, na het wisselen van eenige schoten met den vijand, om 10 uur 's avonds te Naarden terug. Volgens de Aanteekeningen, gedurende de Fransche overheersching, n�. 190 van het gemeente-archief, verschenen de eerste Kozakken n�. 190 van het gemeente-archief, verschenen de eerste Kozakken vOOr Muiden eerst den 25en November op het Zandpad ; zij trokken echter spoedig weer af. Volgens Bosscha, Geschiedenis der Nederlandsche Staatsomwenteling , waren zij vergezeld door 12 gewapende Amsterdamsche burgers te paard, die hunne op- gewapende Amsterdamsche burgers te paard, die hunne op- eisching van de vesting beantwoord zagen met eenige kanon- schoten, waardoor een van de Amsterdammers, een koetsier, ernstig gewond werd. Vrijdag 26 November werd dit bezoek door een 25ta1 Rus- sen herhaald, vergezeld door een groote menigte Amsterdamsch yolk, die, gewapend met knuppels en met oranje versierd, eischte binnen de wallen te worden gelaten. Nadat door kapitein Kraaij overleg was gepleegd met den adjunct-maire, besloot de commandant niet aan dien eisch te voldoen ; hij trok met zijn yolk op de stad terug over de brug aan de westelijke gracht, sloot de barriere en stelde de sleutels in handen van den adjunct. De �beer Vrederechter" ging nu, op verzoek van laatstge- MUIDEN. 435 noemde, in een schuit naar de overzijde om den Russischen officier aan het verstand te brengen, dat de geest binnen Muiden uitstekend was, doch dat men, wegens de nabijheid van Naar- uitstekend was, doch dat men, wegens de nabijheid van Naar- den, de Kozakken en Amsterdammers niet durfde binnen laten. Inmiddels drongen verscheidene Muider burgers er bij den heer Van Zon op aan, voor de Russen de barrieres te opener'; deze zwichtte echter voor dien aandrang niet. Plotseling werd nu het bericht verspreid, dat een Fransch korps uit Naarden in aantocht was, waarop de Kozakken en Amsterdammers snel in westelijke richting aftrokken en het oranje, waarmede zich menigeen reeds gesierd had, opge- borgen werd. Werkelijk rukten korten tijd daarna kolonel Pfaffenrath met de � 400 gardes soldees van Amsterdam, te Naarden in garnizoen, op Muiden aan. Na eenig oponthoud bij een opengedraaide brug, trokken de Franschen snel door Muiden, overal de bewoners, die nog oranje droegen, toeroepen- de : �Abattez l'orange", tot zij weder stuitten op de barriere aan de zijde van Amsterdam. Nadat deze op last van den adjunct geopend was, werd de tocht voortgezet in de richting van Diemerbrug, vanwaar de Franschen tegen den avond te Muiden terugkeerden. De heer Van Zon werd nu onmiddellijk bij den Franschen bevelhebber ontboden, die verlangde te weten : �waarom de Ko- zakken waren binnengelaten". Deze verklaarde echter naar waarheid, dat geen enkele Rus de barriere gepasseerd was en kolonel Pfaffenrath keerde dien- zelfden avond nog naar Naarden terug, met medeneming echter van kapitein Kraaij en de kustkanonniers, terwijl in hunne plaats een detachement werd achtergelaten �dat sedert met de veteranen alhier is gebleven, doch wordende telkens afge- wisseld en veranderd". Of dit bezoek van Pfaffenrath hetzelfde was als dat wat vol- gens �Naarden's Beleg" reeds den 24en November plaats vond, valt niet met zekerheid te constateeren. Eenige schepen met r�gie-tabak, benevens een kanonneerboot waren door de douanen, bij hun haastig vertrek den -Ben No- vember, in de haven achtergelaten. De tabak leek een welkome buit voor de douanen uit Naarden, die tevens de kanonneerboot 436 MUIDEN. wilden verbranden. Met veel overleg wist de adjunct plundering en vernieling te voorkomen. De Kozakken-patrouilles verschenen van nu of dagelijks voor de poorten van Muiden. Op last van den commissaris van oorlog te Naarden moesten den 27en November voor het garnizoen aldaar 60 slaapfournituren en 60 ketels geleverd worden. Toen de adjunct daarop liet ant- woorden, dat aan dien last niet kon worden voldaan, omdat Muiden die artikelen niet bezat en alle verbinding met Amster- dam onderbroken was, bleven de gevolgen van dit antwoord niet lang uit ; twee dagen later werd een missive ontvangen van den generaal Quetard, tegelijkertijd met een tweede schrijven van den commissaris van oorlog, waarbij met klem op de spoedige levering werd aangedrongen, daar anders zou worden overgegaan tot �militaire executie". De heer Van Zon, begrijpende, dat men zich te Naarden niet ten tweede male met een uitvlucht zou laten afschepen, riep thans eenige notabelen bij elkaar, waarna besloten werd het gevraagde aan de voornaamste huizen op te halen en de rest aan te koopen. Terwijl de inzameling in vollen gang was, verscheen kolonel Pfaffenrath opnieuw te Muiden, thans met een detachement hoofdzakelijk uit Fransche douanen bestaande, waarmede hij naar Weesp rukte tot het doen van een militaire requisitie. 's Nachts om 2 uur keerde hij met eenige wagens met fourni- turen terug. Hij werd met zijne troepen te Muiden ingekwartierd en aanvaardde den volgenden morgen den terugtocht naar Naarden, de inmiddels te Muiden bijeengebrachte goederen mede- nemend. 30 November vertoonden zich wederom Kozakken voor de Am- sterdamsche poort, terwijl 's avonds het detachement, dat 26 November door Pfaffenrath was achtergelaten, vervangen werd door een even sterke afdeeling van de nationale garde, geheel gevormd door Hollanders, onder bevel van den luitenant-kolonel Viruly. Volgens : Ben verhaal uit de Geschiedenis van Neerland's herstel- ling in het jaar 1813, voorkomende in het Vaandel 1855-1856, ling in het jaar 1813, voorkomende in het Vaandel 1855-1856, telde deze afdeeling 250 man van het regiment van Texel, terwijl MUIDEN. 437 er bovendien 66n kanon van 3 pond binnen Muiden was, met eene bediening van 9 kustkanonniers. Volgens dezelfde bron werd de Russische majoor Elsenvangen nu in het bijzonder belast met het innemen van Muiden, waartoe hem 's middags van den 30en November 2 veldstukjes van 3 pond uit Amster- dam werden gezonden, met de noodige manschappen onder bevel van den kapitein der artillerie Sturler. Een dreigende oneenigheid bij de inkwartiering van de nieuw aangekomen troepen binnen Muiden, werd door den adjunct tijdig bezworen. Toen deze zich daarna omkeerde en de opkamer van zijn woning binnentrad, werd er plotseling een schot op hem gelost, zonder hem evenwel te raken. De kogel drong door een deur en twee zolders, doch veroorzaakte verder geen schade , de dader bleef onbekend. In den nacht van 30 November op 1 December ontving de adjunct in het geheim de tijding, dat Hollandsche troepen, ver- sterkt door Kozakken, den volgenden morgen-langs het Zandpad, den Zeedijk en den Weesperweg op Muiden zouden aanrukken. Toen de bezetting dan ook den len December des morgens om 8 uur voor het morgen-appel vereenigd was, vielen er plotseling eenige kanonschoten en zag men een regiment Donsche Kozak- ken onder den majoor Elsenvangen, en Hollandsche infanterie en artillerie onder den kapitein Jan David Van Holy langs bovengenoemde wegeu de vesting naderen. Een buitengewone beweging ontstond nu onmiddellijk onder de Hollandsche officieren en manschappen, die geen lust schenen te bezitten tegenweer te bieden of op Naarden terug te trekken. Deze geest van verzet tegen de Fransche bevelhebbers was in het geheim bij den troep aangekweekt, voornamelijk door toe- doen van de kapiteins Westeneng en Jorissen en de luitenants Pel, De Lach en Zwenike, nadat den vorigen avond eene con- ferentie was gehouden met den heer Van Zon. Alle troepen verlieten hunne posten, behalve een wacht van Fransche veteranen aan de Weesperpoort, welke echter na een oogenblik weerstand te hebben geboden, hare standplaats moest ruimen. Er heerscht eenigen tijd eene onbeschrijfelijke verwarring, geen enkel bevel wordt opgevolgd, de order van de Fransche geen enkel bevel wordt opgevolgd, de order van de Fransche officieren om op Naarden terug te trekken, wordt door de Hol- 438 MUIDEN. landsche bevelhebbers met het tegenbevel: �Niet terugtrekken op Naarden", beantwoord, de manschappen vuren hunne geweren in de lucht of en werpen dan hunne wapenen weg, tot het ten slotte aan den adjunct gelukt een groot aantal Hollandsche soldaten te vereenigen in het thans nog bestaande logement �Het Hof van Holland", en hen te overreden hunne geweren voor het vaderland te bewaren. Onderwijl zijn de barrieres ge- opend en de bruggen neergelaten, waarop de Kozakken en de an- dere troepen aan de westzijde Muiden binnenrukken en terzelfder tijd de Franschen in de richting van Naarden trachten te ontkomen. Zij werden echter spoedig achterhaald, gevangen geno- men en met den luitenant-kolonel Viruly naar Amsterdam gezon- den, tegelijk met het eenige stukje geschut, dat de vesting rijk was. Eene poging van de Kozakken om verder door te rukken naar Naarden kostte hun eenige dooden en gewonden aan man- schappen en paarden. Als zij in Muiden terugkeeren, heeft de adjunct de Oranjevlag op den toren laten hijschen en vinden zij de bevolking allerwege met de geliefde kleur getooid. Dienzelfden dag schreef generaal Benckendorff aan generaal Kraijenhoff: �Ik heb de eer UEd. te berichten, dat een detachement van mijne troepen te Muiden is binnen gekomen, aldaar een stuk kanon veroverd heeft en dat het gansche gar- nizoen, bestaande uit 400 man en 12 officieren in onze macht is gevallen , de Hollanders hebben zich bijzonder aan de zij de der Kozakken gedistingueerd. Op dit oogenblik wordt gedurig aan den kant van Naarden sterk vuren gehoord. 1k haast mij UEd. dit gewichtige nieuws te berichten". Deze brief werd door commissarissen-generaal dadelijk bij openbare afkondiging aan de ingezetenen van Amsterdam bekend gemaakt. Uit de bijlage van een missive van Sluys, kapitein-kwartier- meester van de garde sold6e, aanwezig in het rijks-archief-depot te Haarlem, blijkt, dat zich onder de 400 Muider krijgsgevan- genen 148 man van die garde bevonden, waarvan er 70 onder het le regiment infanterie 1) dienst namen. 1) De drie destijds te Amsterdam opgerichte bataljons infanterie van he MUIDEN. 439 Als een noodwendig gevolg van de actie vOOr en om Muiden, kwam om 5 uur nam. een wagen met gekwetsten de Muider- poort te Amsterdam binnen; z(56 althans melden de Rapporten der wachten, aanwezig in de �Historische verzameling van de schutterij van Amsterdam". Muiden werd voorloopig bezet door 680 Kozakken onder den majoor Elsenvangen. Spoedig dienden nu maatregelen genomen te worden om in de behoeften van zulk een ongewoon groot garnizoen te voor- zien, er werden touwen langs de boomen aan de Vecht gespannen om de paarden te kunnen vastzetten, levensmiddelen, haver, hooi en stroo werden aangevoerd, benevens de noodige brandstoffen waarmede de Kozakken groote bivakvuren onderhielden, om zich tegen de nijpende koude te weren. Toen de voorraden van het kleine stadje uitgeput raakten, werd het noodige nit Amsterdam aangevoerd, een magazijn van levensmiddelen opgericht onder het toezicht van den heer 1-161- scher jr. terwij1 de overdekte kolfbaan ingeruimd werd om aan de Russen, die nog altijd in de open lucht legerden, gele- legenheid te geven althans binnenshuis te eten. Ook verzekerde de adjunct zich van de hulp van Pieter 1-161- scher, oud-magazijnmeester, en van Gerrit Verschuur, aannemer van 's rijks werken. Vrijdag den 3en December werd de stad in naam van den prins van Oranje plechtig in bezit genomen door den luitenant-kolonel der nationale garde van Amsterdam M. P. Brants, die op dien dag, vergezeld door den maire Saportas te Muiden aankwam, op het raadhuis den voormaligen municipalen raad ontbond, de nieuwe regeering installeerde en vervolgens �na voorgaande klokkestag" van de pui van het stadhuis eene publicatie afkondigde, �onder het gejuich der vergaderde menigte, terwip een detachement van het garnizoen in de wapenen was". In den nacht van 3 op 4 December kwamen weder 3 wagens met gewonde Kozakken de Muiderpoort te Amsterdam binnen.' 5 December rukten, volgens de boven genoemde Rapporten der staande leger werden aanvankelijk onder dien naam tot eene eenheid van hooger orde samengevoegd. De naam verdween evenwel bij de definitieve organisatie (besluit S. V. van 9 Jan. 1814, No. 1), volgens welke geen hooger troepenverband werd ingevoerd dan het bataljon. 440 MUIDEN. wachten, 114 vrijwilligers die zelfde poort uit naar Muiden. Waar- schijnlijk is dit dezelfde afdeeling, waarvan in �Een verhaal uit de geschiedenis van Neerland's herstelling in het jaar 1813" melding wordt gemaakt ; daarin heet het nl., dat mreinige dagen na de bezetting van Muiden het garnizoen aldaar vermeerderd werd met 4 officieren en 114 onderofficieren en manschappen, onder den kapitein S. Van Gennep. Ook werden dien dag de Donsche kozakken vervangen door een regiment Baskiers onder prins Gagarin. De bevelhebber nam zijn intrek in het Hof van Holland, terwijl de ruiters zich weder legerden aan de Vecht, doch later bivakkeerden achter de wallen van het slot, teneinde het brandgevaar voor het stadje te verminderen. Den Ben December werd, met het oog op de belegering van Naarden, het garnizoen versterkt door Hollandsche infanterie en artillerie, om �alle avenuen te bezetten, magazijnen te be- waken en desertion te voorkomen", terwijl drie dagen later de staf en 4 compagnieen van het 4e bataljon schutterij eveneens te Muiden werden gelegerd, tot een totale sterkte van 393 man, onder bevel van den kapitein Talbot. De majoor Kamps was inmiddels aangesteld als plaatselijke commandant. Daar de magazijnen te Amsterdam zeer slecht voorzien waren, moest Talbot, toen hij 18 December door het le bataljon schut- terij onder den kapitein Frijmersum, ter sterkte van 412 man, werd afgelost, 300 ransels en kapotjassen aan de nieuwe bezet- ting overgeven. Dit overgeven schijnt echter niet zoo gemakkelijk te zijn gegaan ; vandaar de klacht van den kapitein Frijmersum 1), dat de manschappen van het afgeloste bataljon de kapotten niet wilden afstaan. Ook had hij scherpe patronen, noch vuursteenen. Muiden kon genoeg manschappen onder dak brengen ; behalve in de reeds genoemde kazernes, was er in het geheel leegstaande slot ruimte voor 4 a 500 man, terwijl er tevens voldoende stal- gelegenheid aanwezig was. Daar echter al de slaapfournituren en het kookgerei den 30en November door den kolonel Pfaffenrath mede naar Naarden 1) Ingekomen Brieven van de Historische Verzameling Schutterij Amsterdam MUIDEN. 441 waren genomen, was men genoodzaakt de troepen bij de burgers in te kwartieren, zoodat de meeste huizen 4 tot 6, enkelen zelfs 8 man in kwartier hadden 8 man in kwartier hadden Op 18 December werd, op last van den commissaris-generaal van het departement van de Zuiderzee, bekend gemaakt, dat deze autoriteit vernomen had, hoe botboeren uit Huizen schapen en andere mondbehoeften binnen Naarden brachten. Daar zulks landverraad was, moest in de gemeenten in de omstreken van die vesting afgekondigd worden �dat elk en een iegelijk die zich aan het voormelde gedrag schuldig maakte als Landver- rader gestraft zal worden". Er was door de inkwartiering van Russen, Baskiers enz. zO6- veel vreemd geld in omloop gekomen, dat de maire van Muiden het noodig oordeelde den 22en December officieel de waarde vast, te stellen van den Friederich d'or, den Beierschen kroon, Pruis- te stellen van den Friederich d'or, den Beierschen kroon, Pruis- sischen thaler, roebel, kreutzer enz. sischen thaler, roebel, kreutzer enz. Den 25en December verzamelde het 2e bataljon schutterij om 8 uur 's morgens op de Botermarkt te Amsterdam en marcheerde, onder bevel van den luitenant-kolonel A. J. Schuit, ter sterkte van 406 man naar Muiden. Den vorigen dag had prins Gagarin met zijne Baskiers de vesting verlaten. �Hebben zich zeer loffelijk gedragen", vermeldt het Muider archief. het Muider archief. Den 31en December kwam de order voor den luitenant-kolonel Schuit, dat hij met zijn bataljon nog 8 dagen langer te Muiden moest blijven, instede van, zooals gewoonlijk, na een week te worden afgelost. 7 Januari 1814 werd door den maire eene aanschrijving ont- vangen van den commissaris van het arrondissement Amsterdam, dat de buskruitmolens vrij van inkwartiering moesten blijven, om met spoed te kunnen werken. Den volgenden dag verzamelde het 5e bataljon Amsterdamsche schutterij om 9 uur 's morgens op de gewone verzamelplaats, de Botermarkt, en rukte onder den luitenant-kolonel Norbar, ter sterkte van 441 man, ter aflossing naar Muiden, waar men tegen 1 uur 's namiddags aankwam. Behalve het 5e bataljon ging ook de le compagnie van het 4e bataljon mede naar de vesting. Den 19en Januari, toen een uitval van de bezetting van 442 MUIDEN. Naarden gevreesd werd, rukte de majoor Kamps met het gar- nizoen van Muiden, waarbij zich ook dat van Weesp voegde, naar Hakkelaarshek, doch keerde 's middags terug, zonder in actie met den vijand te zijn geweest. Den 22en werd het 2e bataljon weder op Muiden gedirigeerd, thans ter sterkte van 381 man. Er was nu zOOveel sneeuw gevallen, dat de wegen versperd waren, en den 23en Januari een circulaire uit Amsterdam werd ontvangen, waarbij gelast werd dat ieder zijn �hoefslag" schoon moest maken. Muiden had 1) thans eene bezetting, behalve de schutterij, van 55 artilleristen en 53 man infanterie van het 13e bataljon van linie, terwijl de wallen bewapend waren met 15 stukken van 12 en 3 een houwitzer en twee Coehoornmortieren. Van deze bezetting waren gedeelten geplaatst te Muiderberg, onder den Zen luitenant Van den Hummel, bij Hakkelaarshek en bij het Visschershuis, voor den zgn. Roo-molen. Inmiddels moest het stadje ook bijdragen in de kosten van de leverantie aan de geallieerde troepen; de omslag voor de gemeente bedroeg f 780, welke echter niet konden worden betaald. Wel blijkt uit een quitantie van den ontvanger Bicker, dat 28 Februari f 630 voor de algemeene bewapening was op- gebracht. 5 Februari kwam het 3e bataljon weder ter aflossing aan, waarbij zich den 14en het 5e bataljon voegde. Het 3e werd den 19en door het le bataljon vervangen en van nu of aan bleven beide afdeelingen, het 1e en 5e bataljon, te Muiden in garnizoen tot de overgave van Naarden. Het hoofdkwartier van den linkervleugel van het belegerings- korps was thans aldaar gevestigd. Den lien rukte een bataljon met een detachement artillerie onder den majoor Kamps uit, om een uitval van de bezetting van Naarden te keeren. Tot 7 uur des avonds hield het tirail- leurvuur aan, de Franschen werden teruggedreven en met slechts een gewonde keerden de troepen te Muiden terug. Dat met lafaards niet werd gespot, blijkt uit eene aan- 1) Zie: �Het Vaandel" 4855-1856. MUIDEN. 443 teekening, in de reeds meermalen genoemde Historische Ver- zameling , waarbij de fungeerende plaats-majoor Finckensieper namens officieren en minderen van de schutterij te Muiden kennis geeft, dat Evert Gerritsen, remplacant van de le com- pagnie van het 3e bataljon, die, uitgerukt met een detachement van Muiderberg, bij den uitval van de Franschen had willen van Muiderberg, bij den uitval van de Franschen had willen vluchten, gearresteerd was en nu onwaardig werd verklaard verder lid van de bezetting van Muiden te zijn. Zijn knevels werden afgeschoren en met een papier op de borst, waarop �bloodaard", werd hem voor het front van den troep op de wachtparade zijn vonnis aangezegd, waarna hij door een detache- ment met slaande trom buiten de poort werd gejaagd. ment met slaande trom buiten de poort werd gejaagd. Den 3e11 Maart werd een nieuwe uitval uit Naarden gekeerd door den Zen luitenant der artillerie H. Kessels, die, de wacht hebbende aan Hakkelaarshek, den vijand met een veldstukje hebbende aan Hakkelaarshek, den vijand met een veldstukje terugj oeg. Den 12en Maart werden eenige troepen uit Muiden naar de kantonnementen Hilversum en Huizen gezonden 1). Bij den uitval van � 400 Franschen uit Naarden op Muider- berg op 11 April, schijnen de aldaar geposteerde 200 schutters van het le bataljon in de verwarring van het eerste oogenblik van het le bataljon in de verwarring van het eerste oogenblik gevlucht te zijn 2). Gelukkig snelde majoor Kamps met alle be- schikbare troepen uit Muiden te pulp en het gelukte hem den schikbare troepen uit Muiden te pulp en het gelukte hem den vijand, die reeds tot de kerk was doorgedrongen en de vlag van den toren had genomen, weder terug te drijven. Den 12en Mei, nadat de Franschen Naarden eindelijk verlaten hadden, gaf majoor Kamps het bevel van Muiden over aan den kapitein M. C. Lijna van de linie-infanterie en trok hij met 1 officier en 30 man van de Amsterdamsche schutterij naar de officier en 30 man van de Amsterdamsche schutterij naar de verlaten vesting tot het overnemen en bezetten van de posten aldaar , den 13en eindelijk verlieten de overige troepen Muiden en eerst van dat oogenblik of keerde het zeer verarmde stadje en eerst van dat oogenblik of keerde het zeer verarmde stadje tot den gewonen toestand terug en kon het zich langzamerhand herstellen van de schade, welke de oorlog aan zijne bevolking had toegebracht. 1) Zie : �Historische verzameling" enz. 2) Zie: �Het Vaander. Naarden 17 Nov. 1813-12 Mei 1814 DOOR C. J. A. KRUIJT. Den 24en November was generaal Kraijenhoff aangesteld tot gouverneur van Amsterdam en omliggende forten en in de laatste dagen van die maand achtte hij de te zijner beschikking staande krachten sterk genoeg om Muiden en Weesp van de Franschen te zuiveren. Eerst wanneer deze sterkten in zijne har- den waren kon hij met kans op goeden uitslag, zich tot Naarden den waren kon hij met kans op goeden uitslag, zich tot Naarden wenden. Zonder veel krachtsinspanning werden de Franschen uit Muiden door de Russen verjaagd en Coen eenige dagen daarna een parlementair, naar Naarden gezonden om de vesting op te eischen, aan de uiterste barri�re afgewezen werd, was het Kraijenhoff duidelijk geworden, dat de vijand van geen onder- handelen wilde weten en dat nu in de eerste plaats eene inslui- ting dier vesting noodzakelijk was, om de omliggende plaatsen te vrij waren tegen strooperijen en geweld van de zijde der Fransche bezetting. Het vijfhonderdjarig stadje Naarden, dat in den loop der tijden vele malen het geweld van den oorlog had moeten ondergaari, vele malen het geweld van den oorlog had moeten ondergaari, beyond zich in het begin van de 19e eeuw in een toestand van verval en armoede. In een verzoek van den burgemeester en gemeenteraadsleden aan den Souvereinen vorst om schade- vergoeding wegens de vele vernielingen, branden, enz. gedu- rende het jongste beleg, vermeldt dit college o. m. dat de schuld van de gemeente in 1814 gestegen is tot circa f 100.000, voor dien tijd een vrij aanzienlijk bedrag op eene bevolking van niet veel meer dan 1800 zielen. (In 1807 bestond de bevolking niet veel meer dan 1800 zielen. (In 1807 bestond de bevolking uit 1875 zielen, waarvan � 33�/a armlastig.) Als een der hoofd- ..Eacvca,z,NAARDEN EN OMGEVING 1813-1814. 17 Nov. 1813-12 MEI 1814. 445 oorzaken van dien schuldenlast werd opgegeven, de menigvul- dige vorderingen van de wapenkorpsen, het in orde brengen, verbeteren en onderhouden van kazernes, hospitalen enz., aan- koop van fournitures als anderszins, van of het jaar 1795. In den loop van het jaar 1813 werd de maire C. De Wolf vervangen door den heer W. Poele, die in het bestuur zijner gemeente werd bijgestaan door den adjunct-maire Van Croogh en door een municipalen raad bestaande uit de heeren Ruighout, Dan, Coenders, Verkerk, Dielewijn, Bolten en Perk. In het einde van November 1813 bestond het garnizoen van Naarden uit verschillende korpsen, waarvan in het hierbij ge- geven staatje een overzicht to vinden is. Korpsen. Sterkte. Commandant en officieren. 4e batalj on 4e regiment strangers. -I- 300 Kolonel Falba en '15 officieren. 1 bataijon garde soldee. -I-- 400 Kolonel Pfaffenrath. 1 bataijon rationale garde. + 400 Kolonel Henry. 1e en 3e compagnie veteranen. -I- 135 Lt.-kolonel Blanchet en 2 officieren. 4e compagnie pionniers. 50 1 officier. 16e compagnie v/h 6e regt. art. � 80 Kapitein Bardinet en 2 officieren. 1 korps douanen. -I- 400 Lt.-kolonel Grandedier en 31 4 korps douanen. + Lt.-kolonel Devilier officieren 2 compagnie�n kustkanonniers. 1 ? Kapitein Kraaij. Gendarmerie. 6 In Naarden voerde reeds geruimen tijd het bevel de generaal Jaques baron Quetard de la Porte, om zijne militaire verdiensten door Napoleon bevorderd tot commandeur van het Legioen van eer. De maatregelen, door Kraijenhoff tegen. de vesting Naarden genomen, hebben een moor afwerend dan aanvallend karakter gedragen , vandaar dat Quetard de la Porte niet in de gelegen- heid geweest is, veel militaire talenten of groote geestkracht � zoo hij deze bezeten heeft � aan den dag to leggen, om zich in zijne vests to handhaven. De vele uitvallen, die toch alle volgens zijne bevelen zijn uitgevoerd, wijzen zeer zeker op een werkzamen, offensieven geest en niemand kan hem den lof ont- houden van to zijn geweest zeer verknocht aan zijn Keizer en 446 NAARDEN. standvastig in het bewaren van de hem toevertrouwde sterkte. Als onder-commandant van de vesting heeft de kolonel van de genie Daulle eene voorname rol gespeeld , de kapitein der genie Lobry was aan hem toegevoegd. Kolonel Fromond was belast met het bevel over de artillerie. De vorm van de vesting was ongeveer elliptisch. Hare grachten en muren werden door zes bastions bestreken. De poorten, ten getale van twee, waren gelegen : een aan de zijde van Amsterdam (Amsterdainsche poort) en de andere aan de zijde van Utrecht (Utrechtsche poort). Op de bastions bevonden zich gewapende batterijen met geschut van verschillend soort en kaliber, tot een totaal van 150 stukken. Onder en tegen de wallen waren ingericht : een hospitaal voor 100 a 150 zieken, en verschillende kazematten tot het onder dak brengen van een deel der bezet- ting. Op den toren van de Gereformeerde kerk was een seinpost opgesteld, onder den toren beyond zich de provoost voor het garnizoen. Het koor en de beide kruiseinden waren ingericht tot magazijnen , het andere deel van de kerk had zijne oorspron- kelijke bestemming behouden , regelmatig werd de dienst daarin verricht door den predikant Wiegman. De hoofdwacht beyond zich in het stadhuis , de kamers daarvan waren ingericht tot wachtlokalen, de kelder werd voor arrestantenhok gebezigd. De stadswaag � bekend door den moord in 1572 � werd in 1813 gebezigd als verbruiksmagazijn, het weeshuis en de manege deden dienst als kazernes 1), evenals de huizen, Welke door de burgers uit vrees voor bombardement verlaten waren. Het diaconiehuis werd ingericht tot ziekenverblijf; tijdens het born- bardement werden de zieken ondergebracht in het hiervoren genoemde hospitaal onder den wal. Onder de poorten was voor den commandant en de hoofd- officieren bomvrij logies ingericht. Dit logies werd betrokken, zoodra de vesting beschoten werd. De Fransche kerk werd tijdens het beleg gebruikt tot bewaarplaats van de gevangenen, die van tijd tot tijd binnen de vesting werden gebracht. 1) Bovendien waren bij de wallen kazematten gebouwd, tot logies voor een deel van het garnizoen. Zie de reproductie naar de teekening van P. G. Van Os, voorstellende: �de Kazematten to Naarden". 17 NOV. 1813-12 MEI 1814. 447 Van de woonhuizen, die doorloopend genummerd waren van 1 tot en met 483, waren er 139 verlaten. Den 29en November gelastte de vestingcommandant aan den maire eene telling te houden van de inwoners, met opgave, voor ieder thonderlijk, van den tijd gedurende welken zij nit eigen voorraden in hunne behoeften konden voorzien. Uit dit onderzoek bleek, dat slechts 72 gezinnen voor 6 maanden van vivres waren voorzien; de overige 292 gezinnen beschikten over weinig of niets. In de vesting beyond zich een hoeveelheid proviari I berekend voor 1000 man gedurende 90 dagen. Vee- voeder was er voldoende aanwezig ; bovendien werd de voorraad aangevuld door fourageering in de buitenplaatsen en boerderijen in den omtrek. Reeds in de laatste dagen van November waren afdeelingen Kozakken in het Gooiland verspreid doch deze troepen konden door verschillende omstandigheden niet afdoende zorgdragen voor de veiligheid van Naarden's omgeving. Hun verblijf was ook slechts van tijdelijken acrd. Toen in het begin van December de Russische generaal zijn voornemen had te kennen gegeven de Kozakken in de omgeving van Amsterdam samen te trekken en zuidwaarts te doen marcheeren, gaf de Souvereine Vorst be- vel, dat zooveel manschappen als maar doenlijk zou zijn uit de binnen Amsterdam georganiseerde vrijwilligers zouden vereenigd worden, om met de disponibele manschappen van de zeemacht de vesting Naarden te blokkeeren, en het bevel over het blok- kade-korps op te dragen aan een actief en intelligent kolonel. Daar in dien tijd van eene geregelde insluiting van Naarden door voetvolk nog geen sprake kon zijn, konden de Kozakken moeielijk gemist worden, waarom generaal Kraijenhoff dringend worst Gagarin, een der commandanten van de Kozakkenkorpsen, verzocht nog eenige dagen voor Naarden te blijven. Dit verzoek werd ingewilligd, waaraan intusschen het nadeel verbonden was, dat die Russische hulptroepen veel kostten aan de gemeenten, waar zij gehuisvest waren, zoodat deze al spoedig uitgeput raakten. In Amsterdam werden nu zoo spoedig mogelijk troepen geor- 1) Zie de reproductie naar eene penteekening ,,Kozakkenpost voor Naarden" van P. G. Van Os. 448 NAARDEN. ganiseerd en marschvaardig gemaakt om de taak der Kozakken meer afdoende over te nemen. Den lien December vertrok van daar een detachement van 350 man, getrokken uit de 7 compagnieen van het nieuw opgerichte le bataljon infanterie van lithe, onder luitenant-kolo- nel W. Griinebosch, benevens 30 man behoord hebbende tot de cavalerie der voormalige garde soldee, onder ritmeester Von Stae- del, een compagnie artillerie en eindelijk een cohorte (bataljon) en een compagnie van de Amsterdamsche nationale garde. Commandant van dit detachement was kolonel Van den Bosch, aide-de-camp van generaal Kraijenhoff. De kapt.-ingenieur Van der Wyck was aan den detachements-commandant toegevoegd. Toen Kraijenhoff tot gouverneur was benoemd, vond hij in Amsterdam niet veel meer dan de nationale garde, bestaande uit 4 bataljons, ieder van 4 compagnieen, ter gezamenlijke sterkte van 2100 hoofden. Een vijfde bataljon werd geheel uit vrijwilligers samengesteld. Ofschoon den 26en December de nationale garde samengesteld. Ofschoon den 26en December de nationale garde ontbonden werd, bleven � met het oog op de insluiting van Naarden � de Amsterdamsche bataljons onder de wapenen. Het aantal manschappen van die garde, die gedurende het beleg vOOr Naarden hebben dienst gedaan, bedraagt 901. De bataljons werden in het begin om de veertien dagen afgelost, later had die aflossing niet meer plaats. Voorts heeft een te Amsterdam opgericht detachement burger- artillerie onder bevel van luitenant-kolonel A. Schippers, sterk 4 officieren en 50 minderen, een werkzaam aandeel aan het beleg genomen. De kleeding liet in den aanvang veel te wenschen over, er was groot gebrek aan kapotjassen, een germs, dat zich bij de heerschende koude ontzettend deed gevoelen en groote onte- vredenheid veroorzaakte. Eerst tegen het einde van Januari waren de manschappen allen van dit kleedingstuk voorzien. Ook de betaling der soldijen ondervond in den beginne veel vertra- ging, zoo bijv. was aan het 2e bataljon, toen het reeds tweemaal veertien dagen op voorposten gelegen en gevochten had, nog geen penning uitbetaald. Van den schout bij nacht Verdooren kreeg Kraijenhoff de be- schikking over eenig scheepsgeschut, 600 geweren en 150 sabels. 17 NOV. 1813-12 MEI 1814. 449 Het bovenvermelde detachement marcheerde den lien December naar Weesp, en den volgenden dag naar 's-Graveland, alwaar kolonel Van den Bosch voorloopig zijn hoofdkwartier vestigde. Indeelingsoverzicht van het detachement. Staf. Commandant : kolonel J. Van den Bosch. Aide-de-camp : kapitein F. Beckman. Kapitein-ingenieur : F. J. Th. Van der Wijck. Chir.-maj. : Beneker, met 4 sous-aides chirurgyns. Commissaris van oorlog : de heer Ten Bosch. Infanterie (350 man) : Cavalerie (50 man) 1 bataljon infie van linie. voormalige garde sold6e. Commandant : luit.-kol. W. Grii-Commandant : ritmeester nebosch (13 Febr. vervangen Von Staedel. door luit.-kol. R. Bruce). Artillerie : 1 compagnie. 2 veldstukken t 3 iti. 18 onderoff. en manschappen. Te 's-Graveland, waar het detachement vroegtijdig was aan- gekomen, stelde kolonel Van den Bosch zich in verbinding met den kolonel der Kozakken, Baranofski, en nam de voorloopige beschikkingen tot het blokkeeren van Naarden en tot beveiliging der omgelegen dorpen. Na eene verkenning, werden de verschil- lende te bezetten punten bepaald en de sterkte der daarvoor aan te wijzen afdeelingen. Dienzelfden dag bleef het geheele detachement te 's-Graveland, alwaar het ook nachtverblijf hield om den volgenden dag, 13 December, de verschillende posten te betrekken. Ten gevolge van de terreinverkenning bepaalde kolonel Van den Bosch dat de volgende punten bezet zouden worden : 1. Bussum met 120 man infanterie en 100 Kozakken. 2. Buitenplaats Craaylo met 100 man infanterie en 100 Kozakken. 3. Oud-Naarden met 80 man infie en de Pruisische Uhlanen, die te Huizen gelegerd waren. Het onderling verband tusschen deze posten werd bewerk- Gedenkboek. II. 29 450 NAARDEN. stelligd door tusschenposten, geplaatst o.a. te Oud-Bussum, Leeuwenberg enz. Deze tusschenposten werden uitgezet van de posten te Bussum, Craaylo en Oud-Naarden. De reserve was opgesteld te 's-Graveland, waarop desnoods alle posten zich moesten terugtrekken. In laatstgenoemde plaats vestigde kolonel Van den Bosch zijn hoofdkwartier. De bataljons nat. garde, in reserve te Amsterdam, werden marschvaardig gehouden om zoo noodig te hulp te kunnen snel- len. Dit gebeurde o.a. den 14en Februari bij een uitval van de Naardensche bezetting in de richting van Muiden, toen een bataljon nat. garde tot versterking naar Muiden uitrukte. Tusschen de vesting Naarden en 's-Graveland lag aan de Karnemelksloot een retranchement, dat nog door de Franschen bezet was. Tot nauwere insluiting van de bezetting en tot meer- dere beveiliging van de hoofdrnacht te 's-Graveland, was het noodzakelijk meester te zijn van dit punt. Daarom rukte dan ook kolonel Van den Bosch reeds den 14en December 's mor- gens om 6 uur uit, aan het hoofd van 180 man om het retran- chement te nemen. Dit ging zonder slag of stoot, daar de vijand, zeer gering in getalsterkte, het reeds verlaten had. Niet in staat zijnde, het retranchement eene voldoende bezetting te geven, was kolonel Van den Bosch evenwel genoodzaakt het 's avonds weder te verlaten. Daar door de geringe getalstrekte van het observatiekorps eene afdoende insluiting van Naarden niet te verkrijgen was, zond generaal Kraijenhoff den 17en December eene versterking van 250 man van het 2e en 3e bataijon van linie te Amster- dam ; terwij1 het korps landstorm, in het begin van December opgericht uit de bewoners van Naarden's omstreken, iederen dag in getalsterkte toenam, zoodat in het eind van die maand 1200 man, hoewel gebrekkig uitgerust en bewapend (gedeeltelijk met pieken en sabels) in staat waren, de geregelde troepen eenigen steun te verleenen 1). Den 22en December meldde Kraijenhoff aan den comm. gen. 1) Zie de illustratie �de Landstorm van 's Graveland, kanton Loosdrecht, op den 19en Januari 1814 voor Naarden" naar eene penteekening van P. G. op den 19en Januari 1814 voor Naarden" naar eene penteekening van P. G. Van Os. z 0 O o-,3 1� v 0 1,-.) Z Z .g < -tr al < a4 ... 2.J. z 15 62 a F. z<>- x cd < 0 i w Z z > <t 2 e < , w 0. c4N4 . ... 0 I wiu -7 m 1� ... Z -t" Lu 5 Z ZLu �- vi <OZO > LU a. LU Z �E 0 C4 < CL < > < 0 1- d " Z I lEn 0 4 a: O LU wi� Z cC Z <C 0 c4 o-1 c! U Z W 0 < < 0 �1 Z Z 17 NOV. 1813-12 MEI 1814. 451 van oorlog dat het korps vrijwillige scherpschutters, hetwelk hij te Amsterdam had doen oprichten, reeds tot 150 man aange-' groeid was en zich in de nabijheid van de vesting beyond. Com- mandant van dit korps was kapitein Rooseboom, ingedeelde officieren : luitenants Liedermooy, Booz en Nagel. Twee dagen later kwam, ter vervanging van de Kozakken, een veldeskadron, 105 hoofden sterk, van het regiment dragonders, onder bevel van den majoor D. R. Bisdom, uit 's-Gravenhage voor Naar- den aan. In het laatst van December werd ook zorg gedragen voor vermeerdering van den artillerie-voorraad, door toezending van zeven kanonnen en twee houwitsers. Den 15en Januari 1814 werden nog daaraan toegevoegd vier kanonnen a 6 it, onder bevel van den kapitein Straube, welke vuurmonden te 's-Graveland in reserve werden gehouden. De aangekomen versterkingen noopten kolonel Van den Bosch wijzigingen aan te brengen in de opstellingspunten en de bezettingen daarvan. Op 1 Januari waren opgesteld als hoofd- voorpost te Bussum 300 man infanterie, 35 man cavalerie en 2 stukken , ter wij1 rechts van den weg naar Naarden, bij den uitgang van Bussum een batterij was aangelegd en bewapend met 2 kanonnen van 6 P. Te Oud-Naarden waren 30 man infanterie gelegerd, met een ruggesteun van 100 infanteristen te Huizen. In Laren was eene bezetting van 100 man infanterie, terwijl 's-Graveland gehandhaafd bleef als standplaats der reserve, bestaande uit 400 man infanterie, 150 man cavalerie en 100 artilleristen. De hoofdvoorpost Bussum werd naar 's vijands zijde gedekt door eene linie van voorposten van of de Karnemelksloot tot aan de Zuiderzee bij Oud-Naarden. Iedere voorpost had eene sterkte van ongeveer 30 man. Verder was op den Leeuwenberg een uitkijkpost van eenige boeren te paard geplaatst, om de verrichtingen van den vijand tijdig te kunnen waarnemen en berichten. Bij het polderhuis van Ankeveen, bij de ophaalbrug van de Gooische heide, stonden 20 man landstorm, om den vijand te signaleeren, wanneer deze langs de Karnemelksloot op Anke- veen en 's-Graveland zou aanmarcheeren. De vesting Muiden had 452 NAARDEN. ter beveiliging voorposten in de richting van Naarden vooruit- geschoven to Muiderberg en aan het Hakkelaarshek. De sterkte van het observatiekorps � schutterij en landstorm niet medegerekend � kan bij het begin van 1814 gesteld wor- den ongeveer op 1000 man infanterie, 200 man cavalerie en 100 man artillerie tot de bediening van 4 kanonnen a 6 ik, 2 kanonnen a 3 te, 3 ijzeren kanonnen a 2 e en 2 houwitsers van 71 duim. Het jaargetijde list niet toe, de afdeelingen, die om Naarden lagen, to laten bivakkeeren. Zij werden daarom bij de inwoners ingekwartierd, hetgeen dikwijls groote moeilijkheden opleverde. In Bussum, dat in dien tijd uit een vijftigtal huizen bestond (waaronder 30 dagloonershuizen) moesten ongeveer 350 man onder dak gebracht worden. Neemt men hierbij in aanmerking dat dit dorpje in November en December 1813 door vele inkwar- tieringen zoo goed als uitgeput was, dan behoeft het geen betoog, dat dit onder dak brengen met voeding vele bezwaren met zich dat dit onder dak brengen met voeding vele bezwaren met zich bracht, ook omdat die afdeelingen op voorposten niet ver uit elkander konden gelegerd worden, daar zij, met het oog op uit- vallen des vijands, verzameld en strijdvaardig moesten blijven. Aanvankelijk had men bij de legering van de troepen to 's-Graveland eene ruimere kantonneering toegepast, doch de groote bezwaren van het verspreid liggen der troepen listen zich al spoedig gevoelen, waarom dan ook den nen December de kapitein-ingenieur Van der Wijck een aanvang maakte met het bouwen van twee barakken van riet, ieder bestemd voor 300 man. Twee en drie weken na het begin der werkzaamheden zijn die barakken door de troepen betrokken. Acht dagen na aankomst van het observatiekorps to 's-Grave- land werd met de werkzaamheden der genie aangevangen. Deze bestonden in het maken van coupures in de wegen en het aanleggen van verhakkingen, batterijen en epaulementen. Van 21 December 1813 tot 10 Januari 1814 werd er regelmatig gewerkt door ploegen arbeiders, ter sterkte van 30-150 man ; er werden in dien tijd 61 coupures gemaakt met 15 verhakkin- gen. Na den 10en Januari moest de arbeid gestaakt worden, omdat de grond, door de felle vorst, to hard geworden was. De Karnemelksloot werd uitgeijsd en door middel van een trekschuit C (77 I > > rn Z v) FO 0 Z 0 7.: M I tv > a rn 0 Z 0 > IA -a Z rn Z rn > p P > 3 7:1 rn --1 r > rn rn 7q Z rn Z V) Z r 0 -a 0 rn �> 0 5 3 H 17 NOV. 1813-12 MEI 1814. 453 opengehouden 1). Den 20en en 21en Januari viel er geweldig veel sneeuw een der dragonders viel met zijn paard tot de keel toe in de sneeuw en werd eerst na 3 uur schreeuwens uit zijne netelige positie verlost. Tot het verzekeren van een behoorlijken voorpostendienst had de genie handen vol werk om het terrein eenigszins begaanbaar te makers en te houden. In het Spiegel werd tot betere gemeenschap een voetpad aange- legd en in Maart werden batterijen voor zwaar geschut opge- worpen in de redoute aan de oostzijde van de Karnemelksloot. De redoute zelf werd in beteren staat van verdediging gebracht door verzwaring van de borstwering en het sluiten van de keel. Den 13en Maart waren de batterijen voor Bussum en achter Berghuis gereed. De officieren, met de tenuitvoerlegging van die werken belast, waren : de kapitein-ingenieur Van der Wijck en de luitenants Baud, Backer Seest en Vaillant. Om de gemeenschap van Naarden met de dorpen in den omtrek te beletten (er werd een levendige handel gedreven) werd, tot het houden van eene goede politie in de omgeving der vesting, aangesteld de vrederechter van Muiden, de heer Trotz, aan wien, om hem volledig in staat te stellen zijn opdracht naar behooren nit te voeren, alle macht werd verleend, als bij de politie-wetten was voorgeschreven. Aan alle autoriteiten werd voorts gelast den heer Trotz in zijne opgemelde qualiteit, des gerequireerd, de sterke hand te verleenen en alle politiebeamb- ten, veld- en boschwachters werden gelast hem in zijne functie te gehoorzamen en te respecteeren. De keuze voor deze belangrijke betrekking was op den beer Trotz gevallen, omdat hij bekend stond als een zeer actief man, die in zijne betrekking als vrederechter goed op de hoogte was van politiezaken en bekend met de inwoners van Naarden en omgeving. Hij kende bovendien gedurende twee jaren den vesting- commandant Quetard de la Porte, die volgens hem koningsgezind was, waarvoor hij als bewijs aanhaalt dat de familie La Porte geattacheerd was geweest aan het huis des konings van Frankrijk en de generaal zelf als jongeling gediend had in het korps gens 1) Zie de reproductien naar de schilderij �Het Doorijzen der Karnemelk- sloot bij Naarden, in Januari 1814", van Pieter Van Os. 454 NAARDEN. du roi van Lodewijk XVI. Trotz begreep dan ook niet, waarom Quetard de la Porte zoo hardnekkig weigerde te capituleeren. De kolonels Daulle en Falba noemde hij ware chefs de brigands. De gere- gelde politiedienst, door Trotz georganiseerd en ten uitvoer gelegd, gelde politiedienst, door Trotz georganiseerd en ten uitvoer gelegd, heeft alle verkeer tusschen Naarden en omgeving doen ophouden. heeft alle verkeer tusschen Naarden en omgeving doen ophouden. Van 8 December 1813 tot 15 Maart 1814 zijn er door de bezetting van Naarden 26 uitvallen gedaan, welke hoofdzakelijk ten doel hadden mondvoorraden, veevoeder en brandhout binnen de vesting te brengen ; ernstige pogingen om den belegeraars of break te doen werden niet in het werk gesteld. De uitvallen in het begin van December beoogden tevens het opruimen van het voorterrein ; daartoe rukte slechts de compagnie pionniers uit, dock daar deze al spoedig door de belegeraars ernstig in hun werk belemmerd werden, kreeg die compagnie op hare tochten dekkingen mede van eene sterkte van 150-500 man. De boerderijen, landhuizen en buitenplaatsen in de onmiddellijke omgeving van Naarden werden achtereenvolgens verwoest. Het buitengoed Zandbergen, de kweekerij Kweeklust, de buitenplaat- sen Berghuis, Craaylo en Kommerrust werden verbrand en de staan gebleven muren omvergehaald. Het retranchement aan de Karnemelksloot, dat door de Franschen verlaten en door de bele- geraars bezet was, moest vijfmaal een ernstigen aanval doorstaan van de Franschen, die op het bezit van dit werk grooten prijs stelden. Door een behoorlijk ingerichten voorposten- en kondschaps- dienst, was het den belegeraars in bijna alle gevallen mogelijk, dienst, was het den belegeraars in bijna alle gevallen mogelijk, om den uitvallenden afdeelingen een tijdig halt toe te roepen. Wat was er intusschen in Naarden gebeurd ? Op denzelfden dag, dat het driemanschap te 's-Gravenhage den stap deed, die ons vaderland weder onafhankelijk zou makers, verklaarde de generaal Quetard de la Porte Naarden in staat van beleg. Aan den maire werd het volgende besluit gezonden, met last de grootst mogelijke publiciteit er aan te geven. Naarden le 17 Novembre 1813. Le general baron Quetard de la Porte, l'un des commandants de la legion d'honneur, commandant d'armes de la place de Naarden et arrondissement, arrete ce qui suit : 17 NOV. 1813-12 MEI 1814. 455 Art. ler. La ville de Naarden est declar�e en kat de siege. Art. 2. Toute intelligence avec l'ennemi et avec les revolt& sont prohib�es sous les peines port�es par le code penal mili- taire francais. Les coupables seront traduits devant un tribunal militaire. Art. 3. Toute offense, provocation on voye de fait d'un habi- tant contre un militaire sera jug& d'apres les memes lois par le meme tribunal. Art. 4. Toute offense, provocation ou voye de fait d'un mili- taire contre un habitant sera puni de meme. Art. 5. Les autorites civiles continueront d'�tre respectees dans leurs fonctions. Tout individu qui leur manquera d'egards et de respect me sera amen� pour par moi etre statue ce qu'il appartiendra. Art. 6. La desertion, etant un crime, surtout dans un kat de siege, tout militaire qui s'en rendra coupable sera jug� sui- vant toute la rigueur des lois. L'habitant qui la prot�gera sera jug& de meme. Tout chef de complot pour la desertion sera puni de mort. Tout d�serteur qui emportera ses armes ou celles de ses camerades sera puni de mort. Art. 7. Le present arrete sera public et affich� dans la place, mis a l'ordre du jour de la garnison et les trois jours de suite a la tete de chaque compagnie. Le general commandant d' armes, le baron QTJETARD DE LA PORTE. Politic- en andere maatregelen. Onmiddellijk na de in staat van beleg verklaring van Naarden nam de vestingcommandant maatregelen om de ongewenschte elernenten uit de vesting te verwijderen. Den maire werd gelast alle vreenidelingen en de door de politic gesignaleerden ten spoedigste te doen vertrekken, met de bepaling dat zij hunne bezittingen mochten medenemen, behalve matrassen, bedbenoodigdheden en vleeschketels. Tevens werden alle vrouwen en kinderen van militairen naar Utrecht gezonden. De generaal ging nog verder, door te gelasten, dat zij, die niet voor 6 maanden van levensmiddelen waren voorzien, even- eens de stad moesten verlaten , de datum van vertrek zou later 456 NAARDEN. opgegeven worden. Met alle gestrengheid moest aan die order uitvoering gegeven worden. Verder werd aan de poortwachten het consigne verstrekt, dat alle burgers, die de stad verlieten, niet meer mochten worden ingelaten. Al deze besluiten werden op verschillende plaatsen in de stad aangeplakt. Den len December kregen de schildwachten bevel om op alle zich op de wallen vertoonende burgers te vuren, daar de generaal de aldaar aanwezige niet-militairen verdacht van slechte bedoelin- gen. Dienzelfden dag werd bekend gemaakt dat alle burgers 's avonds om 7 uur in hunne huizen moesten zijn. Zij die na dit uur op om 7 uur in hunne huizen moesten zijn. Zij die na dit uur op straat aangetroffen zouden warden, moesten naar een daartoe bestemd lokaal gebracht worden. De caf�'s en herbergen moesten met de taptoe ontruimd en gesloten worden. Den Zen December werd eene opgave gevraagd van alle personen die wenschten te vertrekken. Zij die dit verlangden, moesten binnen drie dagen de stad verlaten. Eenige dagen daarna, 4 Dec., werd den burgers aangezegd alle communicatie naar buiten te doen ophanden , dit verbod werd gegeven naar aanleiding van brieven, die bij de poorten waren gevonden. Den 1 en December werd den maire aangezegd, zorg te dragen dat den volgenden dag, ter gelegenheid van den verjaardag van de kroning des keizers, in alle kerken bidstond zou gehouden worden, dat de driekleurige vlaggen van alle openbare gebouwen zouden waaien, dat 's avonds de stad geillumineerd zou zijn met zulk een luister als de middelen het zouden toelaten. Dienzelfden avond werden op batterij No. 6 met 3 lange zesponders vreugdeschoten gelost en op de Utrechtsche poort werd muziek gemaakt. Bij het aanbreken van den volgenden dag werden op nieuw vreugdeschoten afgegeven en om 11 uur ging de generaal vergezeld van zijn staf met een detachement van 100 man, nit de verschillende corpsen getrokken, naar de R. C. Kerk om het Te Deum te zingen. Er wierd dien dag druk �Vive l'Empereur" geroepen. Door den hevigen wind mislukte 's avonds de illuminatie. Daar voortdurend aan de werken in de vesting gearbeid werd, ontving de maire den ben December de lastgeving, om maandelijks 5000 francs of te dragen aan den ondernemer van 17 NOV. 1813-12 MEI 1814. 457 die werkzaamheden. De belasting daartoe de burgerij opgelegd moest � zoo stond in de lastgeving vermeld � het zwaarst drukken op hen, die het meest van de aanwezigheid van het garnizoen voordeel trokken, te weten de leveranciers van eet- en drinkwaren. De maire liet, om aan dien last te voldoen, de voornaamste inwoners op het stadhuis bijeenkomen, ten einde maatregelen te beramen, die tot het doel konden leiden. Uit het midden der notabelen werd eene commissie benoemd, bestaande uit de HIT. J. P. Thierens, Coenders, Craanen en Van der Stok, om deze zaak te regelen. Deze heeren kwamen overeen, twee lijsten op te maken, de eerste vermeldende de namen der burgers en hun bij te dragen deel, en de tweede aangevende de names. van win- keliers van eet- en drinkwaren, welke hooger aangeslagen wer- den dan die van de le categorie. Ten slotte zou het nog ont- brekende bedrag uit de gemeentekas bijgepast worden. In het begin van Januari was de vorst zoo fel ingevallen, dat den 10en van die maand de grachten van de vesting met dik ijs bedekt waren, waardoor de stormvrijheid zeer verminderd was. Om het gevaar van overrompeld te worden of te wenden, besloot de generaal met behulp van de inwoners de grachten ijsvrij te maken en te houden. Alle burgers van 18 tot 60 jaar werden ter beschikking van den kolonel der genie gesteld om mede te werken aan het uitijzen van de grachten. Aan het ge- meentehuis moesten iederen morgen om 8 uur 50 door den maire bij toerbeurt aan te wijzen burgers present zijn, die geza- menlijk naar het magazijn der genie geleid werden om daar de werktuigen tot het uitijzen benoodigd, te ontvangen. Dan gingen zij met de werklieden der genie naar de grachten. 25 pompiers werden eveneens dagelijks beschikbaar gesteld om van 7-10 voorm. en 2-5 nam. met de brandspuit de borstweringen te begieten. Maatregelen tot verlichting van de stad. Den 18en November vaardigde de vestingcommandant een order uit, waarin de maire gelast werd zorg te dragen dat gedurende den nacht de straten verlicht waren en dat zijne gemeentenaren na 10 uur 's avonds niet zonder lantaarn op straat zouden zijn. Toen later in de laatste helft van Januari 1814 de stad vrij 458 NAARDEN. regelmatig beschoten werd, gaf de generaal het strenge bevel dat in de bovenverdiepingen der huizen geen licht mocht bran- den, omdat zulk licht een mikpunt voor de vijandelijke artillerie zou kunnen opleveren. Allen ronde-officieren, schildwachten en zou kunnen opleveren. Allen ronde-officieren, schildwachten en brandwachten werd opgedragen ten strengste voor de naleving van dit bevel zorg te dragen. Toch schijnt niet altijd aan die order gehoorzaamd te zijn geworden, daar in het begin van Maart opnieuw door den generaal aan den maire geschreven werd, dat nu allen schildwachten en rondes de last verstrekt was om vuur te geven op alle verlichte vensters van boven- verdiepingen. Maatregelen van hygiene. De eerste maanden van het beleg werd voor de reinheid in de vesting weinig zorg gedragen, zoodat dan ook in Februari de toestand onhoudbaar werd. Daar evenwel de winter zeer streng was en het voortdurend bleef vriezen, kon Coen nog niet met voldoende kracht aan de opruiming van het vuil nog niet met voldoende kracht aan de opruiming van het vuil begonnen worden. De generaal gelastte den 2en Februari dat, bij het invallen van de dooi, alle straten en pleinen gereinigd moesten worden. Den inwoners werd aangezegd hunne huizen van binnen schoon te maken en voor de reinheid der privaten zorg te dragen. Vooral de hoopen afval bij de slagerijen en de misthoopen bij de landbouwers moesten ten spoedigste buiten de vesting worden gebracht. Transportmiddelen worden beschik- baar gesteld, om al het vuil weg te voeren. Maatregelen tegen brand. Reeds den 20en November vroeg de vestingcommandant aan den maire eene opgave van werklieden, die dienst konden doen als brandweerlieden en tevens om de bestaande brandspuitorganisatie te stellen onder de bevelen van den kolonel der genie. TTit deze mannen werd eene com- pagnie pompiers geforineerd. Toen den 19en Januari de eerste granaten binnen de vesting vielen, werd den pompiers aange- zegd, dat zij in geval van beschieting zich moesten verzamelen bij het stadhuis en zich daar ter beschikking stellen van den commandant der genie. Den ,maire werd gelast in het stadhuis een brandwacht te plaatsen en tijdens een bombardement pa- trouilles van spuitgasten door de stad te doen loopen om on- middellijk bij uitbreken van brand alle middelen tot blussching in het werk te kunnen stellen. 17 NOV. 1813-12 MEI 1814. 459 Zooals reeds gemeld, waren vele burgers, die niet voor 6 maanden van levensmiddelen waren voorzien, den 11en Dec. de stad uitgezet. Den 3en Januari vroeg de generaal opnieuw eene opgave van de bewoners, die niet voor 5 maanden van levensmiddelen voorzien waren, met de bepaling dat zij, wier namen op de lijst geplaatst waren, binnen 8 dagen moesten vertrekken. Alzoo had in dien tijd een tweede uittocht plaats. Toen het bombardement � waarover later meer � begon, sloeg velen bewoners de schrik om het hart en vroegen zij toestemming om de stad te mogen verlaten. De generaal wilde dit wel toestaan, onder voorwaarde evenwel, dat zij, die zulks verlangden, eerst hunne achterstallige belasting betaalden en tevens de belasting van het eerste halfjaar van 1814, welke vooruit te betalen belasting be- paald zou worden volgens de cohieren van 1813. Slechts enkelen tastten in de beurs en ontliepen zoodoende het gevaar van beschieting. Den 18en Maart werd nog eens eene opgave gevraagd van de namen van hen, die niet voor 5 maanden geapproviandeerd waren, met de strenge order aan den maire, die lieden de stad te doen verlaten. Den 31e1 Maart werd den gemeenteraad met den maire en den griffier verzocht, dien dag, vergezeld van vier notabelen, bij den generaal te komen, om kennis te namen van mededeelingen in het belang van de bevolking. Zeven leden van den raad waren met den maire en den griffier op het bepaalde uur ver- schenen, benevens van de notabelen de heeren Craanen, J. P. Thie- rens, Van Croogh en A. J. Thierens. De generaal had zijn geheelen staf om zich verzameld, en deelde aan de bezoekers mede dat uit een gehouden onderzoek gebleken was, dat de in de vesting aanwezige provision niet toereikend waren voor de bevolking, waarom den maire en notabelen dus gelast werd, de ingezetenen aan te wijzen, die geen proviand genoeg hadden, ten einde hen de stad te doen uitzetten. De maire antwoordde hierop al het zijne gedaan te hebben om de behoeftigen te animeeren de stad te verlaten, doch dat het hem onmogelijk was zijne ingezetenen, die volgens aanschrijving van 29 Nov. 1813 geproviandeerd moesten zijn voor 6 maanden, en van wie men, onder allerlei voorwendselen, hun overschot van aardappelen enz. had afge- 460 NA ARDEN. kocht, nu in dank voor hunne bereidwilligheid de stad nit te zetten. Met kracht van redenen werd die weigering door den beer Craanen ondersteund, terwiejl deze er nog bijvoegde dat indien men de ingezetenen hun proviand liet behouden, de aanwezige heeren zorg zouden dragen voor het onderhoud der behoeftigen. Op de reflection van de kolonels Daulle en Fromond dat de generaal het recht van souvereiniteit had, dus ook om ieder naar zijn believen de stad te doen uitzetten, antwoordde de heer Craanen dat men dan den maire, den raad of de notabelen niet van doen had en aan de willekeur alsdan gehoorzaamd zou worden. Eenige discussie volgde toen over de juistheid van den staat van provision en het gevolg hiervan was, dat door den generaal bepaald werd, dat den ten April a.s. eene nadere telling zou gehouden worden en hij daartoe 12 officieren van bet garnizoen zou benoemen, met verzoek aan den maire om insge- lijks 12 der voornaamste ingezetenen aan te wijzen om bij die opneming de behulpzame hand te bieden. Voorts gaf de generaal de verzekering niets meer ter harte te nemen dan het welzijn der ingezetenen met wie hij sinds twee jaren met genoegen verkeerd had, doch dat de vrees van hen honger en gebrek te zien lijden, de voornaamste oorzaak van zijn voorstel was geweest 1). Hier- mede eindigde de bijeenkomst, en de maire noodigde de heeren Ruighout, Dan, Coenders, Verkerk, Perk, Dillewijn en Bolten, municipale raden, en de heeren J. P. Thierens, Van Croogh adjt.- maire, A. J. Thierens, Alb. Nieukerk en J. Ketjen als notabelen uit, om bij de huisvisitatie te assisteeren. Door het krachtig en beleidvol optreden van den maire en van den heer Craanen werd de bevolking voorloopig voor een derden exodus behoed. Maatregelen tegen bombardment. Door parlementairs den 19en Januari op de hoogte gebracht van het vooruemen van de be- legeraars om de vesting te bombardeeren, schreef de generaal aan den maire, zijnen gemeentenaren aan te zeggen zich schuil- plaatsen te verschaffen door zes voet aarde of mest op hunne kelders aan te brengen, waarin zij zoodoende gedurende een bombardement veilig zouden zijn. 1) Uit het dagboek van den maire, aanwezig in het gerneente-archief te Naarden. Naarden. 17 NOV. 1813-12 MEI 1814. 461 Er waren echter vele huizen zonder kelders en die huizen waren in den regel zeer klein en licht gebouwd, zoodat de be- woners bij beschieting niet de minste gelegenheid hadden zich te beveiligen. Daarom vroeg de maire aan den generaal an of meer doorgangen onder den wal beschikbaar te stellen, om deze, bij beschieting der stad, als nachtverblijf voor de burgers of te staan. Dit verzoek werd ingewiliigd, onder voorwaarde dat zij die er van gebruik wilden maken, 's middags om 4 uur zich moesten aanmelden en er blijven tot den volgenden morgen 6 uur. Vele burgers maakten van die verblijfplaatsen � hoe on- gerieflijk ook � gebruik. Desertie. Under het garnizoen van Naarden bevonden zich vele Nederlanders, waarvan er voortdurend � zoo zij de kans schoon zagen � deserteerden. Bij de vele uftvallen verloren de beleger- den meer manschappen door desertie dan door het vijan- delijk lood, en de strenge winter, die het terrein overal toe- gankelijk maakte, bood den deserteurs de behulpzame hand. Bij den uitval op 16 December 1813 werden door de bezetting twee Duitschers gevangen genomen, genaamd Wagner en Schu- macher, die bleken deserteurs uit de vesting te zijn. Twee dagen na hun gevangenneming stonden zij voor een krijgsraad, onder voorzitterschap van kolonel Fromond, terecht. Zij werden ver- oordeeld tot den dood met den kogel. Een half uur na de uit- spraak werden zij op het Oranje-bolwerk gefusilleerd, in het bijzijn van het geheele garnizoen. Door deserteurs kwam generaal Kraijenhoff het vonnis, over Wagner en Schumacher uitgesproken en volvoerd, te weten , hoe hij over deze handelwijze dacht, moge blijken uit den inhoud van den hier volgenden brief, welken hij aan Quetard de la Porte schreef: General, L'�missaire que vous avez trouve A propros de faire sortir de Naarden, a 6te arrete par Ines avant-postes. Je m'en sers pour vous faire connaitre ma facon de penser sur la conduite, que vous suivez dans la fortresse et sp�cialement sur l'assassinat de deux de mes soldats. Je pourrai vous rappeler, general, que ces malheureux �taient arraches par la violence des bras de leurs 462 NA ARDEN. families pour augmenter les Tangs que l'oppression et la rage a vomi pour d�soler 1'Europe et qu'ils combattaient sous les dra- peaux de leurs allies pour l'independance et le bonheur de leur pays, deja ennerni du votre lorsque le sort de la guerre les placa entre vos mains. Je pourrai vous dire que fideles aux principes entre vos mains. Je pourrai vous dire que fideles aux principes d'honneur et d'equit� j'ai refuse l'offre de service d'un nombre de francais et particulierement d'un d�serteur de votre garnison n� dans l'ancienne France mail je pr�fere a vous parser dans un langage que vous comprendrez mieux peat-etre. Je vous pr�viens done, general, que je vous tiens responsable pour tout acte de violence qui sera commis aux habitants de Naarden et de ses environs, que vous rendrez compte de la maniere que vous suivrez pour subvenir a la subsistance des families et fina- lement que dor�navant pour chacun de mes militaires qui p�rira, lement que dor�navant pour chacun de mes militaires qui p�rira, votre prisonnier de guerre, deux Francais subiront la snort. J'engage ma parole d'honneur � et je sais la tenir, monsieur le general � qu'en outre votre tete me garantira de votre con- duite A l'avenir. Le general, g ouverneur de la ville d' Amsterdam, (sign,0 KRAIJENHOFF. Alle ladders, toebehoorende aan de burgerij, waren op last van den generaal den 20en Januari in de Groote kerk gebracht, een maatregel o. a. om het afdalen naar het ijs in de grachten onmogelijk te maken. Niettegenstaande die voorzorgsmaatregelen verlieten toch dagelijks manschappen de vesting, waarin zij dikwijls door burgers werden bijgestaan. Den 13en Januari werden twee inwoners, genaamd De Graaff, gevangen genomen, onder verdenking van aanmoediging tot en begunstiging van desertie. De maire stelde pogingen in het werk om hunne vrijheid te bewerken, doch de generaal wilde voor- loopig niets daarvan weten en hij schreef den maire aan, eene proclamatie bekend te maken, waarin gewaarschuwd werd tegen begunstiging van desertie, luidende �De maire der stad Naarden, expresselijk door den heer gene- raal aangemaant, waarschuwt een iegelijk zeer ernstig zich van alle gesprekken te onthouden, die in het minst of eenigerwijze aanleiding zoude kunnen geven om de desertie te begunstigen 17 NOV. 1813-12 MEI 1814. 463 of aan te moedigen, zullende diegeen die zich 't zij met daaden o f met gesprekken aan deze misdaad mogten schuldig maken, voor een militaire regtbank worden gebragt en volgens de code penal militair worden gestraft; de wet hieromtrent luid als volgt Art. 1. Alle wervers of ronselaars, voor de vijand, vreemdelin- gen of opstandelingen zullen met den dood worden gestraft, zijn goederen zullen zijn geconfisqueerd. Art. 2. Hij zal beschouwd worden als ronselaar of werver die door geld, sterken drank of eenig ander middel zoeken zal militairen van hun corps te doen verwijderen, om over te gaan naar den vijand, vreemdeling of opstandeling. De beer generaal-commandant dezer vesting, gelast hebbende dit zoude worden gepubliceerd, zo geschied dit bij deze, opdat niemand eenige ignorantie pretendeere. Aldus gedaan te Naarden den 20en Januari 1814. De maire voornoemd, (was get.) W. POELE". Gedurende het geheele beleg zijn meer dan 300 man ge- deserteerd. Levensmiddelen, enz. Begin Januari beschikte het garnizoen over 37 koeien, terwiji midden December bij de burgers in de stad aanwezig waren 158 koeien, 49 kalveren, 3 schapen, 4 varkens en 55 paarden. Om contrOle uit te oefenen op het vleeschverbruik in de ves- ting, gelastte de vestingcommandant, dat geen beest geslacht mocht worden dan met toestemming van mr. Pichonnier, sur- veillant des bestiaux de l'approvisionnement. In Februari werd bevel gegeven, dat niet rneer dan 6 koeien per maand ten be- hoeve van de burgerij mochten worden geslacht. Aan vleesch was gedurende het beleg geen gebrek. In Januari was er evenwel groot gebrek aan koffie, thee, zeep, olie, kaarsen, gort, erwten, boonen, tabak, jenever, schoeisel en linnen. Den ien Februari werden voor het garnizoen de rations verminderd en vooral wer- den de uitkeeringen van jenever beperkt. Onder de militairen werd als gevolg daarvan een drukke handel gedreven in dat genotmiddel ; men betaalde tot f 2.� per flesch. Ook de rations brood werden lichter gemaakt. Om nog grooter zekerheid te 464 NAARDEN. verkrijgen, dat de honger hem niet zou noodzaken de vesting over te geven, besloot de generaal den 3en Maart de manschap- pen van de nationale garde en van het regiment van Texel � bijna alle Nederlanders � de vesting uit te zetten. Bij eene inspectie op dien datum over het geheele garnizoen werd dit besluit voorgelezen. Dadelijk daarna vertrokken ongeveer 250 man, met achterlating van hunne rokken en schako's. Daar op dien dag nog een deel van de vrijgelatenen op wacht waren, vertrokken deze eerst den volgenden dag ten getale van 120. De vele uitvallen in het begin van het beleg hadden o. a. ten doel het aanvullen van de hoeveelheden hooi, stroo en brandhout. Al spoedig toen het observatiekorps in betere conditie kwam, leverden die fourageeringen niet veel meer op, zoodat, in ver- band met de heerschende koude, al heel spoedig gebrek kwam aan brandhout en turf. Den 4en Maart was de hoeveelheid brandstoffen van het garnizoen uitgeput. Bij de inwoners werd toen turf gerequireerd tegen betaling van 14 stuivers de honderd uit de stadskas. Het aangevraagde brandhout werd verkregen uit de stadskas. Het aangevraagde brandhout werd verkregen door het rooien van boomen op stadsgrond. Bombardement van de vesting. Om met meer kracht het beleg van de vesting voort te zetten, en ook omdat nit het afwijzen van de parlementairs de vaste wil van generaal Quetard om te volharden, gebleken was, besloot Kraijenhoff tot een bom- bardement over te gaan. Den 19en Januari werd er mede be- gonnen, zoowel van de zijde van Muiden als van Bussum. Om elf uur 's avonds vielen de eerste schoten. Het vuur duurde tot 2 uur 's nachts. In dien tijd zijn er uit het epaulement in het Spiegel 38 houwitzer-granaten naar de stad geworpen, waarvan er 19 het doel bereikten. In Naarden werden 7 douanen gekwetst of gedood, terwijl brand veroorzaakt werd in eene bakkerij. De bezetting beantwoordde het vuur zeer levendig, zonder schade aan te richten. Het bombardement werd niet geregeld iederen dag voortgezet; eerst den Men Februari werd een aanvang gemaakt alle nachten de stad te bombardeeren van 's avonds 10 tot 's morgens 4 uur, met ieder half uur een granaat. Den 24en Februari werden in de vesting 6 ongevulde granaten geworpen. Op de eene helft van die granaten stond in het Fransch en op de andere helft 17 NOV. 1813-12 MET 1814. 465 in het Hollandsch met witte letters op zwarten grond geverfd : �de geallieerden bij Parijs" , �de hertog van Angouleme, koning van Frankrijk" , �morgen een parlementair" . De buizen van de granaten waren opgevuld met couranten. Vijf van die granaten bereikten de stad, en de generaal werd al spoedig met die wijze van bericht- geving in kennis gesteld. Naar aanleiding hiervan vaardigde hij de volgende proclamatie uit : Ordre du j our du '25 F�vrier 1814. Je suis informe que l'ennemi a envoye dans la place des obus avec des �crits incendiaires, en consequence j'ordonne que tout militaire de quelque grade qu'il soit ainsi que tout habitant de la ville qui verra un obus non eclat�, soit tenu de l'aller chercher et de la rapporter au general commandant d'armes a l'instant meme ou il la d�couvrira. Celui qui ne la rapportera pas ou n'en fera pas au moms donner avis de suite au general., sera puni comme cherchant a proteger des relations criminelles avec les rebelles et celui qui aura vuicle cet obus sera puni de mort, comme cherchant a r�pandre avec connaissance de cause des proclamations ou libelles qui quoique mensongers dans tout leur contenu ne changent rien a l'intention criminelle de celui qui cherche a les rechercher. Monsieur le maire publiera le present ordre avec le meme appareil que celui de la publication de la place en �tat de siege et messieurs les chefs de corps assisteront a la lecture du present ordre, qui aura lieu devant les troupes rassembl�s par corps et dans leurs langues ; dans le lame moment elle aura lieu dans les postes, afin que personne ne puisse pr�tendre en ignorer. Plusieurs obus qui n'ont point �clat�s, sont encore dans la place, ils doivent etre sur le champ sous les memes peines rap- port�s comme ci-dessus. La lecture du present ordre aura lieu dans la meme forme pendant trois jours A tous les appels, sous la responsabilit� de messieurs les chefs de corps et de poste toujours presents. Le general commandant d'armes, (signe) Le baron QUETARD. Het bombardement richtte veel schade aan in de huizen; veel menschenlevens waren niet te betreuren, alleen werden den 16e11 Gedenkboek. IL 30 466 NAARDEN. Februari twee kinderen gedood, terwij1 den 19en Februari een schip, dat in de haven lag, door een granaat getroffen werd en spoedig daarop zonk. Den 17en Februari werden door een gra- naat twee koeien doodgeslagen. Daar de vele uitvallen het bewijs leverden dat de generaal Que- tard de vesting tot het uiterste zou verdedigen, besloot generaal tard de vesting tot het uiterste zou verdedigen, besloot generaal Kraijenhoff in het einde van Februari door krachtiger middelen, Kraijenhoff in het einde van Februari door krachtiger middelen, dan waarover men tot nu toe had kunnen beschikken, den vijand tot overgave te dwingen. In de eerste plaats vroeg en verkreeg hij in dien tijd de beschikking over de vuurmonden, die na de overgave van de vesting Gorcum waren vrikekomen , terwijl voorts door medewerking van admiraal Verdooren eene niet onbelangrijke hoeveelheid scheepsartillerie vOOr Naarden kon worden gebracht. Ook werd door den admiraal in het begin van Maart een bataljon van 300 man met de noodige officieren, onder bevel van den kapitein-luitenant ter zee J. F. C. Waardenburg, ter beschikking van generaal Kraijenhoff gesteld. Den 21en Maart d.a.v. werd dit korps nog versterkt met 80 man onder bevel van den luit. ter zee Pfeil. Den 11en Maart nam Kraijenhoff zelf het commando over het belegeringskorps op zich, en vestigde hij zijn hoofdkwartier te Weesp. Na verschillende verkenningen gaf hij 14 Maart aan den comm.-gen. van oorlog kennis, dat een geregeld beleg van de vesting onvermijdelijk was en dat hij derhalve voornemens was, Naar op verschillende punten met parallellen te enveloppeeren en door tranch�es te naderen. Voor de werkzaamheden daartoe in de loopende maand vroeg hij een bedrag van f 15000 aan, tot betaling van 1000 goede werklieden a f 1 per dag. Bij be- sluit van den Souvereinen Vorst werd dit bedrag den 15en Maart toegestaan. Nog vOOr zijne vestiging te Weesp had Kraijenhoff reeds den 4en Maart verandering gebracht in de opstelling van het korps, dat van of dien dag belegeringskorps genoemd werd. Het terrein om Naarden werd in drie sectoren verdeeld : 1�. rechtervleugel, 2�. centrum, 3�. linkervleugel. De rechtervleugel strekte zich uit van de Zuiderzee tot aan de Karnemelksloot, het centrum van de Karnemelksloot tot het 17 NOV. 1813-12 MEI 1814. 467 Muider zandpad, naast de trekvaart van Naarden op Muiden, en de linkervleugel van laatstgenoemd pad tot aan de Zuiderzee. De rechtervleugel, waarvan het hoofdkwartier zich to 's-Grave- land beyond, stored onder bevel van kolonel Van den Bosch. In dezen sector deden de volgende korpsen dienst : 1�. het 3e (oorspronkelijk le) bataljon infanterie van linie, commandant luitenant-kolonel R. Bruce ; 2�. het 13e (oorspronkelijk 3e) bataljon infanterie van linie, commandant luitenant-kolonel J. H. Siebers, later majoor J. B. Van Wintershoven; 3�. een detachement van het eskadron van het le regiment dragonders, commandant majoor Bisdom ; 4�. het korps vrijwillige jagers (scherpschutters), commandant kapitein Rooseboom; 5�. een bataljon Amsterdamsche schutterij ; 6�. het korps matrozen en mariniers, commandant kapt.-luit. ter zee J. F. C. Waardenburg ; 7�. eene afdeeling artillerie, commandant majoor J. C. Michael Het centrum, waarvan Weesp het hoofdkwartier was, werd gecommandeerd door kolonel Rittner. Tot dezen sector behoorden de volgende korpsen 1�. 2 bataljons van de Amsterdamsche schutterij ; 2�. het korps Amsterdamsche scads-artillerie, commandant luitenant-kolonel A. Schippers ; 3�. eene afdeeling artillerie van het 4e bataljon, commandant kapitein J. Obdam. In den linkervleugel, met Muiden als hoofdkwartier, voerde majoor Kamps het bevel over de volgende troepen : 1�. 2 bataljons der Amsterdamsche schutterij ; 2�. eene afdeeling artillerie van het 4e bataljon, commandant kapitein J. W. Sturler ; 3�. eene afdeeling van het 13e bataljon infanterie van linie. In de verschillende sectoren waren genie-officieren geplaatst tot het ontwerpen en doen uitvoeren van de verschillende aan- valswerk en. Als aides-de-camp van den opperbevelhebber deden dienst de kolonel Verveer en de luitenant Engelbert van Bevervoorde. De kapiteins Van Sloten en Frijmersum, en de luitenant Taets 468 NAARDEN. van Amerongen waren ordonnans-officieren. Chef van den ge- neeskundigen dienst was chir.-majoor Benecken. Hoewel eene nauwkeurige opgave van de sterkte van het belegeringskorps niet kan worden medegedeeld, meenen wig die bij benadering als volgt te kunnen aannemen : Infanterie . . . . 3700 officieren en manschappen. Artillerie .... 300 id. Cavalerie .. . id. Totaal . . 4300 officieren en manschappen. Den 10en April vertrok het korps matrozen en mariniers, om wederom in dienst der marine te treden, daar de Souvereine Vorst eene flottille wilde uitrusten met bestemming naar Ham- burg, om met de Geallieerden tegen die vesting samen te werken. Na eene verkenning van het terrein gaf generaal Kraijenhoff den nen Maart bevelen tot het aanleggen van verschillende aan- valswerken, welke onder toezicht van het ingenieurskorps zijn uitgevoerd 1). In het terrein van den rechtervleugel werden door de luits.-ing. Baud en Backer-Seest opgeworpen: 1�. de batterij bij het huis van den heer Echenique (Berghuis). 2�. de batterij bij Kommerrust. 3�. de batterij voor het dorp Bussum. Op den linkervleugel werden emplacementen voor worpgeschut gemaakt, onder leiding van den luit.-ing. Van Asperen, op en ter zijde van den zeedijk tusschen Muiderberg en Naarden terwijl men de door Kraijenhoff bevolen werken, bestaande in loop- graven om dien post te verbinden met den mond der oude haven van Naarden, alwaar eveneens een batterij zou worden opgericht, niet ten uitvoer heeft kunnen brengen. Daar al de genoemde werken aangelegd werden binnen het bereik van het geschut op Naarden's wallen, is het duidelijk, dat de bezetting door middel van kanonvuur alle pogingen in het werk stelde om den arbeid te storen of te verhinderen. Vooral de werk- zaamheden in de redoute aan de Karnemelksloot hadden veel 1) Zie de reproduction naar schilderijen van P. G. Van Os, voorstellende �de Halve-maan voor Naarden" en �Het beschieten van Naarden in 1814". cc 2 < < E Z Z N Z 00 � Z 1=4 ... z 9. MI O vi cG 0 Z Z> Z d > 0- Z� LU > H w? I w9, CO w E cq N^0 H zit L LidNI uj w < belegeringskorps 17 NOV. 1813-12 1VIEI 1814. 469 te lijden van de granaten des vijands. Den Men Maart bij v. werd op de redoute van 's morgens acht tot 's middags half twee voortdurend gevuurd, hetgeen de werkzaamheden ten zeerste belemmerde en waardoor de bezetting drie dooden kreeg. Den 18en, 19en en 20en Maart werd gewerkt aan de batterijen van den rechtervleugel en de loopgraven, die er heen leidden. De batterij bij Berghuis was den 26en gereed en de erbij behoorende loopgraven twee dagen later ; de batterij en loopgraven, bij Kom- merrust waren den 29en voltooid. Den len April waren alzoo de batterijen op den rechtervleugel gereed en met geschut gemonteerd. Op de batterij bij Berghuis stonden 4 mortieren en 4 houwitzers ; � Kommerrust � 5 houwitzers en 3 30 ponders; ; ,7 ,1 1, � Bussum f, 5 houwitzers en 3 24 ponders ; op de redoute bij de Karnemelksloot twee houwitzers en een veld- stuk. Door den slechten staat der wegen (coupures en verhak- kingen) en der paarden had de bewapening der batterijen, vooral aan den rechtervleugel, v eel inspanning gekost. Bij dit werk werd veel steun ondervonden van een detachement landstorm uit het kanton Loosdrecht, aangevoerd door kapitein Pieter Van Os, kunstschilder, van wien kolonel Van den Bosch berichtte �dat hij onafgebroken bewijzen gaf van bereidwilligheid tot alles wat slechts eenigszins den lande dienstbaar was". Een ooggetuige evenwel meldt dat Pieter van Os en zijn korps �geen duit presteerden" 1). De werken, die door de genie aan weerskanten van de Kar- nemelksloot waren uitgevoerd, verheugden zich in eene leven- dige belangstelling van de bezetting van Naarden, die niets onbeproefd liet, om zoowel door een levendig vuur uit de vesting als door het doen van uitvallen naar dien kant, de nieuw opgeworpen werken te vernielen en de arbeiders te ver- jagen. Een van die uitvallen geschiedde den 24en Maart ; een gewapend detachement met een veldstuk, dat evenwel bij de Amsterdamsche poort bleef staan, rukte op tot het huis van den heer Nuboer, alwaar zich een verdedigingswerk beyond. Het 1) iJit: Verhaal van J. G. Matthes van Haringcarspel over het beleg van Naarden, aanwezig in het rijksarchief te Haarlem. 470 NAARDEN. gelukte den uitvallers de zich aldaar bevindende materialen onbruikbaar te maken en het huffs van Nuboer in brand te steken. De Franschen hadden slechts an gewonde en verloren 10 a 12 man door desertie. Den 27en Maart werd door de bezetting een tocht ondernomen met 2 veldstukken tegen de batterij op den zeedijk tusschen Muider- berg en Naarden. Die batterij werd genomen en gedeeltelijk ver- nield, terwiji nog een molen aan het Zandpad verbrand werd. Spoe- dig evenwel werd het verder doordringen door de bezettingen van Muiden en Muiderberg belet en de vijand genoodzaakt te retireeren. Den 28en Maart werd door de Franschen eene poging gedaan om Bussum te overrompelen ; doch zij werden bij de nadering van genoemd dorp hevig beschoten, en in weerwil van het geschutvuur van de wallen tot ondersteuning van den aanval, wer- den zij gedwongen kort daarop binnen de vesting terug te gaan. Op den dag, dat de erfprins van Oranje inspectie zou houden over het belegeringskorps, overviel de vijand den post geplaatst ter bewaking van de batterij bij Berghuis. Die post stond onder bevel van den Zen luitenant N. J. de Planque Vuur. De vijand, 400 man sterk, onder bevel van overste Devilier, maakte zich meester van de batterij en nam de bedekking ervan gevangen. De belangrijkste uitval had plaats den lien April tegen de bezetting van Muiderberg, waarvan de le luitenant P. Van der Hummel commandant was. De bezetting bedroeg ongeveer 48 man nationale garde 1) ; de dijk werd bestreken door een batterij van 2 stukken onder commando van den Zen luitenant J. P. de Gerard de Mielet van Coehoorn. Men meent met eenige zeker- heid te weten, dat het den Franschen bekend was, dat op den 2en Paaschdag, 11 April, veel schutters in het geheim naar Amsterdam waren gegaan. Een groot deel van Muiden's bezet- ting was werkelijk op dien dag in Amsterdam, om den feestdag in huiselijken kring te vieren. De verantwoordelijkheid voor dezen zeer te laken toestand was voor den vestingcommandant van Muiden, den majoor Kamps, blijkbaar van minder belang, clan het voordeel, hetwelk zijn beurs ten goede kwam door de ont- 1) Zie de reproductie naar een prent in kleuren, voorstellende �de Hoofd- wacht der nationale garden te Muiderberg". 17 NOV. 1813-12 MET 1814. 471 vangst van drie stuivers per verlofpasje, dat aan de verlofgangers uitgereikt werd 1). De opperbevelhebber van het blokkadekorps had van den feestdag gebruik gemaakt om, vergezeld van zijn staf, vrienden en dames, de positien te bezichtigen. Na op het buiten van den burgemeester van Muiden, den heer Saportas, het noenmaal te hebben gebruikt, werd op verlangen van eene welbekende dame uit Amsterdam en op bevel van den generaal een schot uit een kanon gelost. Kort daarna ontwaarde men met schrik den opmarsch van de Franschen in twee colonnes naar Muiderberg. Generaal Kraijenhoff met gezelschap stapte onmiddellijk in den wagen, waarmede de tocht ondernomen was, om hals over kop langs het Hakkelaarshek een veilig heenkomen naar Muiden te zoeken. De majoor Kamps moest achterblijven, daar in de karos geen plaats meer was. De luite- nants Van der Hummel en Coehoorn waren met hunne man- schappen spoedig op hun post. De Franschen, ongeveer 400 man sterk met 2 veldstukken, naderden snel. Het heldhaftig gedrag van den luitenant Coehoorn mocht tegen de groote overmacht niets baten. Met talrijke wonden bedekt, werd hij ten slotte ge- vangen genomen. Van den ten luitenant Van der Hummel kan niets tot eere vermeld worden. Hij had zich bijtijds uit de voeten gemaakt en zich gedurende het gevecht en de plundering van Muiderberg verstoken in het kreupelbosch tusschen den dijk en het strand. Tegen den avond kwam hij daaruit te voorschijn en gaf een leugenachtig verhaal van zijne heldendaden. Coehoorn werd 24 Nov. 1816 door koning Willem I tot belooning van zijn heldhaftig gedrag benoemd tot ridder der Militaire Willemsorde. Den 13en en 17en April werden doQr de bezetting nogmaals pogingen gedaan om onze posten te overvallen, doch zonder goeden uitslag. Den 13en was het op Bussum gemunt , den 17en April werd den geheelen dag gevochten in de buurt van Val- keveen, met grooten moed aan beide zijden. Eerst om 4 uur nam. werden de Franschen gedwongen binnen de vesting te vluchten. Niettegenstaande het geringe succes, dat de Franschen met hunne 1) Hier tegenover staat dat generaal Kraijenhoff in een schrijven aan den commissaris-generaal van oorlog, dd. 11 Juni 1814, van Majoor Kamps zegt, dat hij �sedert den len December des verleden jaars met zooveel ijver als �commandant te Muiden heeft gefungeerd". 472 NAARDEN. uitvallen bereikten, werd voor den 27en April wederom eene onderneming voorbereid, welke in den nacht ten uitvoer zou gebracht worden. Door het deserteeren van eenige soldaten, waardoor het element der verrassing verloren was gegaan, moest de commandant van zijn plan afzien. Na den 27en April zijn geen uitvallen van belang meer door de Franschen ondernomen. Verdere beschieting en aangerichte schade. Zooals reeds vermeld, zou van of 14 Febr. iederen nacht om het half uur een granaat , zou van of 14 Febr. iederen nacht om het half uur een granaat naar Naarden geworpen worden. VOOr dien tijd kon aan eene geregelde beschieting door gebrek aan munitie niet gedacht worden. Na 14 Febr. werd de stad regelmatig beschoten. De huizen hadden veel te lijden, doch verlies aan menschenlevens was niet te betreuren ; 15 Maart werden twee douanen gekwetst. Toen in het begin van April de batterijen om Naarden gereed en bewapend waren, werd door Kraijenhoff aan de drie sector- commandanten op den 4en April bet bevel verstrekt, dienzelfden avond het bombardement der vesting te doen beginnen en het te doen voortzetten tot den volgenden morgen 5 uur. Uit twintig vuurmonden werd dien nacht de vesting beschoten ; de vijand vuurmonden werd dien nacht de vesting beschoten ; de vijand beantwoordde het vuur zonder schade aan de belegeraars toe te brengen. De verwoesting binnen Naarden was onbeschrijfelijk. Bijna geen huis was onbeschadigd gebleven, vooral de perceelen in de Voorstraat hadden veel geleden. Eene jonge vrouw, die zich in een koeienstal veilig waande, werd gedood. Den daarop- volgenden avond en nacht braakten weer alle vuurmonden hun verschrikkelijken inhoud uit over de geteisterde stad. Daar dit bombardement voorzien was, had de bevolking zich in veiligheid bombardement voorzien was, had de bevolking zich in veiligheid gebracht, zoodat er geen menschenlevens verloren gingen. Na die twee zware beschietingen werd de stad bij tusschen- poozen zwak beschoten; dit geschiedde in den regel als antwoord op de bommen en granaten, die de bezetting uit de vesting op de bommen en granaten, die de bezetting uit de vesting naar de belegeraars wierp. Gebrek aan munitie was de eene reden, waarom de krachtige beschietingen van 4 en 5 April niet meer herhaald werden, terwijl de andere reden gelegen was in een bevel van den Souvereinen Vorst dd. 14 April, om alle offensieve maatregelen tegen Naarden te staken en zich te be- palen tot een zuiver defensief, met het oog op de gebeurtenissen in Frankrijk, welke eene spoedige regeling van zaken tusschen in Frankrijk, welke eene spoedige regeling van zaken tusschen 17 NOV. 1813-12 MET 1814. 473 dit rijk en ons land deden verwachten. Op den 3eii Mei vielen de laatste drie granaten en een 12-pondskogel binnen de veste. Den 9en Juni 1814 diende het provisioneel bestuur van Naar- den een verzoek om schadeloosstelling in aan den Souvereinen Vorst wegens de aangerichte schade gedurende de belegering. In een bij dat verzoek overgelegden staat van taxation leest men, dat het totaal bedrag der vernielingen, branden, omhak- kingen van hout en plantsoenen, schade aan meubelen enz. enz. f 230.738 � 9.� bedroeg. Verdere maatregelen binnen de vesting. Als gevolg van de uit- komst der telling van de provision binnen Naarden den len April, gelastte de generaal Quetard de la Porte, dat 495 personen de stad moesten verlaten. Ofschoon de maire alle moeite deed om den generaal op dit besluit te doen terugkomen, werd het grootste gedeelte van hen, die daartoe aangewezen waren, den volgenden dag te 2 uur nam. de stad uitgezet. Uit genoemde telling was gebleken, dat nog aanwezig waren : 8329 maatjes aardappelen, 236 mud graan, 5756 pond meel en 2772 pond gezou- ten en gerookt vleesch. Uit deze gegevens blijkt voldoende, dat van gebrek aan levensmiddelen in Naarden op 1 April nog geen sprake was. Dat in de magazijnen van het garnizoen ook nog voldoende voorraad aanwezig was op dien datum, kan blijken uit het feit, dat na de ontruiming van de vesting, den 6en Juli 1814 d.a.v., bij eene openbare verkooping van hetgeen door de Franschen was achtergelaten, nog ten verkoop werd aangeboden o. a. : 74 okshoofden wijn. 9� j enever. 1 vaatje brandewijn. 26 ton pekelvleesch. 9 � pekelspek. 151 balen rijst. 343 zak tarwemeel. 151 � roggemeel. 100 � gemalen haver. 12,, zout. 135.000 pond hoof. 500 bos stroo en eenige runderen. 474 NAARDEN. De vesting-commandant heeft tot het laatst toe gemeend, dat de zaak der Franschen ten slotte zou zegevieren ; vandaar zijn groote zorg om voldoende proviand in de vesting te houden. Hoewel er den Ten April nog genoeg koeien in de stad aan- wezig waren, wilde hij deze nog sparen en gelastte daarom het slachten van drie paarden. Hierover ontstond zoowel bij de burgerij als onder de militairen groote ontevredenheid. Bij de distributie van dit paardevleesch aan de soldaten, weigerden de strangers het in ontvangst te nemen ; zij gingen zelfs zoo ver, het vleesch voor de voeten van kolonel Falba neer te smijten. De artillerie werd met brandende lonten bij de stukken geplaatst De artillerie werd met brandende lonten bij de stukken geplaatst en de belhamels van het verzet in arrest gesteld. De kolonel Falba dreigde ieder, die niet onmiddellijk gehoorzamen wilde, te zullen laten doodschieten. Dit hielp en het garnizoen at paar- devleesch. Hoewel er voldoende voorraad brood en aardappelen aanwezig was en de bevolking voor hongersnood niet beducht behoefde te zijn, zoo was er toch groot gebrek aan andere levensbehoef- ten. Voor een flesch slechte jenever bijv. werd 3 gld. betaald, en om zich aan een pekelharing te vergasten, moest men f 2.50 offeren. Op den len Mei werd den burgers toegestaan 's avonds tot 9 uur buiten hunne huizen te verblijven, en het paardevleesch werd om den anderen dag vervangen door versch of gezouten vleesch of spek. Onderhandelingen. Den Gen December was de eerste poging, om langs vreedzamen weg de Franschen tot overgave te brengen, mislukt ; de parlementairs waren kortweg afgewezen. Den 7en Januari vertoonde zich voor de Amsterdamsche poort opnieuw een trompetter en een officier, om te onderhandelen. Niettegenstaande de witte vlag die zij zichtbaar droegen, werd door de douanen, de witte vlag die zij zichtbaar droegen, werd door de douanen, die op wacht waren, op hen geschoten, zoodat de parlementair met versnelden pas en onverrichter zake moest terugkeeren. Den 19en Januari 's morgens om 11 uur verschenen voor de derde maal twee officieren en een trompetter met witte vlag voor de Amsterdamsche poort, welke zendelingen door kolonel Daulle werden aangehoord, doch blijkbaar zonder gevolg, want een uur na hun vertrek werd de vesting van de zijde van Bussum hevig 17 NOV. 1813-12 MEI 1814. 475 beschoten. Den 10en Februari waren de afgezonden parlementairs niet gelukkiger dan de vorige malen; de op wacht zijnde man- schappen hielden hen door geweervuur op behoorlijken afstand van de poorten. Evenzoo den 26en Februari. Om ruim 12 uur van den yen April verscheen weder een parlementair voor de Amsterdamsche poort. De generaal Quetard de la Porte, in ge- zelschap van zijn staf, liet den maire en den secretaris bij zich komen en deelde aan dezen mede dat er voor de poort weder een parlementair verschenen was. �Tot nu toe," zoo ging de generaal voort, �heb ik geen parlementairs willen ont- vangen, doch daar de gepasseerde nacht de vreeselijke gevol- gen van het bombardement zich zeer hebben doen gevoelen" � een groot deel der huizen was totaal vernield �en dat die rampen slechts drukken op de schouders van de inwoners, zoo wil ik, in het belang der inwoners, toestaan dat u mijnheer de maire vergezeld van uw secretaris, met den parlementair gaat spreken. Doe den parlementair gevoelen dat het garnizoen niets van het bombardement te lij den heeft, dat het alleen de inwo- ners zijn, die het slachtoffer er van worden en dat de verbrij- zeling der huizen en het leven eener jonge dochter heden nacht de blijken daarvan gegeven hebben. Zie, mijnheer de maire, of gij door uwen invloed bij uwe landgenooten zooveel verkrijgen kunt, dat de ijselijke rampen van het bombardement de inwo- ners niet verder verpletteren. Gij zult hem dit en niets anders zeggen. De kolonels Daulle en Falba, alsmede de adjt- major van 't 4e regt. strangers, die hollandsch verstaat, zullen ulieden vergezellen" 1). Met deze opdracht vertrokken genoemde hee- ren naar de plaats, waar voorheen de herberg de Roskam gestaan had, over de brug die naar de Karnemelksloot leidt, waar zij twee officieren en een trompetter ontmoetten. Na weder- zijdsche begroeting voldeden de maire en de secretaris tegen- over kolonel Verveer (an der parlementairs), die eene sommatie kwam overbrengen, aan de hun gegeven opdracht. Nadat Verveer verklaard had, in den hem geschetsten toestand geene verande- ring te kunnen brengen, beproefde de maire nog in het belang 1) Uit het dagboek van den maire, aanwezig in het gemeente-archief te Naarden. 476 NAARDEN. zijner gemeentenaren eenige dagen opschorting van de vijande- lijkheden te verkrijgen,. om den inwoners, die vertrekken wilden, daartoe de gelegenheid te verschaffen. �Mijnheer," was het daartoe de gelegenheid te verschaffen. �Mijnheer," was het antwoord, �reeds lang is er een stellige order, niemand meer uit de vesting te laten doorgaan, ja, men moet dezelve met het kanon en de bajonet weder on der de vesting jagen." Er werd verder nog beraadslaagd over het uitwisselen van ge- vangenen (in Naarden 7), doch Verveer had omtrent dit punt geene instruction ontvangen. Hiermede eindigde de samenkomst. Aan den generaal Quetard werd verslag van het voorgevallene gedaan. Den volgenden morgen omstreeks 12 uur verschenen dezelfde parlementairs wederom voor de Amsterdarnsche poort ; dezelfde heeren als den vorigen dag werden gezonden om verder te beraadslagen. Deze samenkomst leidde echter evenmin tot een resultaat ; dienzelfden avond regende het wederom granaten en kogels in het arme Naarden. Den 8en April te 12 uur stonden weder eenige parlementairs aan de Utrechtsche poort. Kolonel Falba ontving hen en vernam, dat binnen weinige dagen een Fransch officier in Naarden zou komen om den generaal den vrede aan te kondigen, waarbij verzocht werd om tot de aankomst van dien officier de vijande- lijkheden te staken. Den volgenden dag verscheen werkelijk een Fransch officier, in gezelschap van kolonel Verveer. Kolonel Falba, die hun tege- moet gezonden was, omhelsde zijn wapenbroeder, die de krijgs- gevangen generaal Rostollant bleek te zijn. Deze bracht het bericht mede dat het binnen 14 dagen algemeene vrede zou zijn. Quetard vond hierin evenwel geene aanleiding tot nadere onder- handeling. Den 15en en 16en April werden nogmaals parlementairs ontvangen ; ook wederom zonder resultaat. Zoo ook den Zen en 4en Mei. Eindelijk den 5" Mei begon het te dagen voor de arme bewo- ners van Naarden. Voor de laatste maal verscheen Coen een trompetter voor de poort, die gehoor verzocht voor een parle- mentair, een Fransch hoofdofficier van de artillerie, genaamd Lude. Namens de nieuwe Fransche regeering bracht hij de order over om de vesting te ontruimen. De raad van defensie werd onmiddellijk bijeengeroepen om de door den parlementair 17 NOV. 1813-12 MEI 1814. 477 overgelegde stukken te onderzoeken. Daar deze echter niet geheel in orde waren, werd kolonel Falba met den parlementair door generaal Quetard naar Haarlem gezonden om zich te kunnen overtuigen van het doortrekken van de Franschen, die de ves- ting Den Helder reeds ontruimd hadden. Toen den 7en d.a.v. de tromPetter van kolonel Falba Naarden binnenkwam met een brief voor den generaal en toen kort daarop, omstreeks half twee, Falba en de majoor Lude zelven verschenen, verkeerde Naarden's burgerij natuurlijk in gespannen verwachting, welke in uitbundige blijdschap oversloeg, toen de driekleurige Fran- sche vlag van den toren werd neergehaald en plaats maakte voor eene witte, en tegelijkertijd 21 schoten van batterij No. 1 werden losgebrand. Ontruiming der vesting. Talleyrand had den 23en April te Parijs de conventie geteekend waarbij de vestingen, gelegen buiten het grondgebied van het oude Frankrijk, aan de Bondgenooten wer- den afgestaan. Deze overeenkomst diende als basis voor de verdere vredesonderhandelingen. Toen Quetard de la Porte dan ook van deze overeenkomst kennis kreeg en zich bovendien overtuigd had, dat Ver Huell Den Helder reeds had verlaten, was oak voor hem de tijd aangebroken om de vesting over te geven. Als gevolg van genoemde conventie zou de vesting Naarden ter beschikking gesteld worden van generaal Kraijenhoff en aan de bezetting worden toegestaan om met 3 stukken geschut, brandende lonten en slaande trom de vesting te verlaten en naar Frankrijk terug te keeren. Den Ben Mei om 10.30 v.m. kwamen de door Kraijenhoff be- noemde commissarissen, zijnde Ten Bosch, commissaris van oorlog, Valter, kapitein-ingenieur, en Michael, majoor der artillerie binnen Naarden om al het aanwezige in de vesting te inventariseeren. Op dien dag reeds gelastte de kapitein Kraaij aan zijne kust- kanonniers om de driekleurige kokarde te verwisselen voor een oranje. De geheele burgerij had zich eveneens met oranje getooid en eenige wakkere borsten waren bezig om de Hollandsche vlag van den toren te laten waaien. De kolonel Daulle belette den voortgang ervan en de strenge order werd gegeven, de Hollandsche vlag niet uit te steken, vOOrdat de Hollandsche bezetting in Naarden binnengekomen zou zijn. Den volgenden 478 NA ARDEN. dag werden de kanonnen door de kustkanonniers naar het terre- plein gebracht. Den lien Mei, 's avonds, kwamen 29 wagens met paarden binnen Naarden om de bagage van het Fransche garnizoen te transporteeren. Vele burgers trachtten, na het op- houden der vijandelijkheden, buiten de vesting te komen, (loch zij werden overal door de posten van de belegera ars tegenge- houden, op last van generaal Kraijenhoff, die dezen maatregel genomen had, om desertie van de Fransche douanen te beletten. De zieken, veteranen, vrouwen en kinderen, die tot de be- zetting behoord hadden, werden met vijf schepen overgebracht naar Antwerpen. Dit convooi, ter sterkte van 182 hoofden, vertrok reeds den lien Mei 's avonds onder bevel van den Hol- landschen kapitein Meffert. De sterkte van het Fransche garni- zoen, dat den l2en Mei Naarden uittrok, bedroeg 60 officieren, 940 onderofficieren en soldaten en 20 paarden. Aan den vesting-commandant van Muiden, maj oor Kamps werd door Kraijenhoff opgedragen den 12en Mei 's morgens vroeg met 1 officier en 30 man in Naarden de wachten en posten der Franschen over te nemen en te bezetten. De bezetting, met zich voerende 2 houwitsers en een kanon van 12 pond, trok den volgenden morgen to 7 uur v.m. met alle krijgseer de vesting uit en defileerde voor de Nederlandsche troepen, die op de Bussumsche heide waren opgesteid. Tot het doen van uitgeleide naar de grenzen waren Naar toegevoegd majoor Appel, kapitein Crans en de luitenants Van Beulingen en Swinners. Over Amersfoort, Kuilenburg, Heusden, Tilburg, Hoogstraten en Antwerpen zijn de Franschen naar Rijssel ge- marcheerd. Intusschen waren te 9 uur v.m. de Hollandsche troepen, met kolonel Van den Bosch aan het hoofd, de vesting binnengetrok- ken in de volgende orde : een detachement cavalerie, de vrijwil- lige scherpschutters, 2e en 3e bataljon infanterie van linie, le en 2e bataljon Amsterdamsche schutterij, 4e bataljon infanterie van linie 1), 3e en 4e bataijon Amsterdamsche schutterij, 13e ba- 1) Drie compagnieen van het 2e bataljon infanterie van linie uit Delft (majoor Rost van Tonningen) en het 4e bataljon infanterie van linie uit (majoor Rost van Tonningen) en het 4e bataljon infanterie van linie uit Leiden (luit.-kolonel Poolman) hadden eerst 18 April bevel ontvangen, om Leiden (luit.-kolonel Poolman) hadden eerst 18 April bevel ontvangen, om zich onverwijld onder de bevelen van gen. Kraijenhoff te stellen. zich onverwijld onder de bevelen van gen. Kraijenhoff te stellen. 17 NOV. 1813-12 MEI 1814. 479 taljon infanterie van linie, 5e bataljon Amsterdamsche schutterij, eene afdeeling artillerie en een detachement cavalerie. Toen deze troepen onder groot gejui01 binnen Naarden waren gekomen, werden zij opgesteld aan weerszijden van de straten waarlangs generaal Kraijenhoff zijn intocht in de stad zou does. Te 10 uur kwam de generaal, gesalueerd met vijf kanonscho- ten, aan de eerste barriere en reed Coen voorafgegaan door eene afdeeling cavalerie naar het stadhuis, alwaar hij door de stedelijke en andere autoriteiten ontvangen werd. Op dat oogen- blik werd, onder het gedonder van 21 kanonschoten, de Neder- landsche vlag op den toren geheschen. Met dezelfde eerbewijzen deed denzelfden dag te 2 uur de gou- verneur van Noord-Holland, staatsraad Van Tets van Goudriaan, zijne intrede binnen Naarden, om voor zoover het burgerlijk bestuur betrof, bezit te nemen van de stad in naam van den Souvereinen Vorst. Hiervan werd der burgerij van Naarden kond gedaan in eene proclamatie van den volgenden inhoud: Landgenooten, Alles veranderd, als in een oogenblik voor Ulieden van ge- daante ; de overweldiger der wereld is niet meer ; of liever overleeft zijne schande en word het tegenbeeld der edelmoedige vorsten, die hem bestreeden, en aan Europa den vrede hebben teruggegeven, uwe gevaren, uw lijden, uwe angsten zijn ge- weeken, uwe verlossing is daar, gij deelt van dezen stond of in de zegeningen van het bestuur van Willem van Oranje, aan wien geheel de natie het souverein gezag opgedragen en even daardoor haar geluk en onafhankelijkheid bevestigd heeft. In zijnen naam neem ik heden plegtig bezit van uwe stad, verbreek ik uwe vorige kluisters en verklaar ik Uedl. tot bewoneren van het vrije en onafhankelijke Nederland. Het is geenzints het gezag der overheersching, geenzints de luijster van eenen vreem- den dwingeland, welke ik onder U lieden ten Loon spreide. Ik heb de eer de vertegenwoordiger te zijn van een Prins, die in uw midden geboren en opgevoed, door rampen alleen verwijderd, door het nationaal gevoel dier zelfde rampen met meer algemeene toe- juiching teruggeroepen, uwe vrijheid en volksbestaan hersteld heeft, uwe zeden, uwen welvaart, uwe eigendommon en bezit- tingen, de vrugten uwer nijverheid, uwe kinderen, uwen gods- 480 NAARDEN. 17 Nov. 1813-12 MEI 1814. dienst met an woord, alle die voorrechten van maatschappelijk geluk waarborgt welke deugdzame ingezetenen onder een wijze en door een goede grondwet verzekerde regeering smaaken kun- nen. Vereenigt u dan bewoneren van Naarden met alle uwe landgenooten ; dankt den almagtigen voor uwe redding en voor de zegeningen die hij ulieden, te midden uwer ellende, heeft voorbereid ; en laat de vreugdekreet �leeve Willem den Eersten, souverein vorst van �Nederland," het teeken zijn, dat gij alien zonder onderseheid met alle braven des lands liulde en trouw zweert aan uw vorst en vaderland. Gedaan te Naarden den 12e1 Mey 1814. (was get.) VAN TETS VAN GOUDRIAAN. Een week later, den 19e1 Mei werd des voormiddags te 10 uur door alle godsdienstige gezindheden binnen Naarden een plechtige dankstond gehouden �teneinde God Almagtig te danken voor de redding en voor de zegeningen die hij Naardens' inge- zetenen te midden hunner ellende heeft voorbereid en voor de verlossing der overheersching van den algemeenen dwingeland en het gelukkig terugkeeren onder het bewind van zijn Koning- lijken Hoogheid Willem den Eersten, onzen geliefden Souverein" 1). 1) Uit de proclamatie van den burgemeester aan de inwoners van Naarden dd. '13 Mei '1814. dd. '13 Mei '1814.